Hc2
Antibiotica zijn natuurlijke stoffen die oorspronkelijk uit schimmels of bacteriën geïsoleerd zijn. Ze worden
door deze organismen gemaakt om concurrerende micro-organismen te doden/remmen. Ook kunnen ze
ter communicatie tussen micro-organismen dienen. Hieronder vallen de penicillinen, cefalosporinen,
macroliden, aminoglycosiden en tetracyclinen.
Antibacteriële chemotherapeutische middelen zijn zuiver synthetische stoffen. Voorbeelden hiervan zijn
de fluoroquinolonen en sulfonamiden.
Tegenwoordig slaat het woord antibiotica op beide groepen.
Antibiotica zijn selectief toxisch voor bacteriën. Antibiotica zijn hierdoor vaak zeer veilig. Ze kunnen
aangrijpen op verschillen in de membraanstructuur en stofwisseling. Soms zijn er aangrijpingspunten
specifiek voor bacteriën, soms zijn de aangrijpingspunten vergelijkbaar maar hebben deze een andere
structuur dan eukaryote organismen.
Doordat zowel prokaryoten als eukaryoten een
celmembraan hebben zijn polymyxines in de regel toxischer
voor het dier dan andere antibiotica.
Bij de keuze van
een antibioticum
moet je rekening
houden met
eigenschappen van
zowel het dier, de
bacterie als het
farmacon zelf.
De inherente activiteit van een antibioticum is het
werkingsspectrum. Bij bepaalde infecties weet je dat
sommige bacteriën vaker voorkomen dan anderen. Hier
kun je rekening mee houden wanneer je een
antibioticum wilt kiezen.
Bacteriële resistentie kan op vele verschillende
manieren ontwikkelen bij foutief en overmatig gebruik
van antibiotica.
Met een antibiogram kun je bepalen welke antibiotica
effectief zullen zijn. Je kweekt eerst de bacteriën uit het
monster op. Je voegt de kweek toe aan buisjes met verschillende concentraties antibiotica. Bij een
bepaalde concentratie antibiotica zul je na kweek geen bacteriegroei aantreffen. Dit is dan de minimum
inhibitory concentration (MIC)→ hoe lager de MIC, hoe gevoeliger de bacterie is voor het antibioticum.
Met disk diffusion worden papieren cirkeltjes doordrenkt in antibioticum op een kweekplaat gebracht en
wordt de diameter van de ring op het papiertje gemeten, welke dus correleert met de gevoeligheid van de
bacterie voor het antibioticum dat uit het papiertje diffundeert.
De meeste infecties bevinden zich in het interstitium. Het is belangrijk om rekening te houden met de
farmacokinetiek, zodat je weet dat het antibioticum de bacterie werkelijk bereikt. Zo zullen sommige
bacteriën intracellulair leven, waarvoor dan mogelijk een ander middel nodig is.
,Sommige weefsels hebben sterke barrières. Het is belangrijk om te weten welke
antibiotica de bloed-hersenbarrière, de bloed-oogbarrière en celmembranen kunnen
passeren.
Er zijn tijdsafhankelijke en concentratieafhankelijke antibiotica. Tijdsafhankelijke
antibiotica werken ook beter bij een hogere antibioticumconcentratie, maar dit
effect is veel kleiner dan bij concentratieafhankelijke antibiotica.
De meeste bacteriostatische antibiotica zijn tijdsafhankelijk. Hoewel
bacteriocide antibiotica vaak concentratie-
afhankelijk zijn is dit onderscheid niet zwart-wit.
Bij tijdsafhankelijke antibiotica wil je gedurende
langere periode de plasmaconcentratie boven de
MIC houden. Je wilt minstens de helft van de tijd
de concentratie boven de MIC hebben.
Bij concentratieafhankelijke antibiotica wil je
soms tot wel 10x de MIC bereiken. Het is vaak
niet erg als deze antibiotica gedurende enkele uren onder de MIC zakken voor toediening van nieuw
antibioticum.
Bij sommige antibiotica wordt juist gekeken naar de ‘area under the curve’ om de werkzaamheid te
voorspellen. Op de Y-as staat plasmaconcentratie en op de X-as staat de tijd.
Hc3
Voorbereiding
Hechtmateriaal kan verdeeld worden in absorbeerbaar en niet-absorbeerbaar. Beide groepen worden ook
verdeeld in monofilamenten (1 draad) of multifilamenten (gevlochten). Absorbeerbare materialen kunnen
verder worden ingedeeld op snelheid van absorptie. Voor deze materialen kan ook onderscheid gemaakt
worden op basis van de snelheid waarmee de treksterkte afneemt, wat altijd sneller is dan de
absorptiesnelheid.
Er is geen enkel materiaal die goed hanteerbaar is, stevige knopen vormt, weinig weefselreactie geeft,
gemakkelijk te verwijderen is en lang treksterkte behoudt. Verschillende draadtypen hebben verschillende
eigenschappen.
In het USP (US Pharmacopoeia) system wordt de dikte en sterkte van een hechtdraad aangegeven met één
nummer. Materialen met hetzelfde nummer kunnen verschillende diameter hebben als ze andere
treksterkte hebben. Een ‘0’ wordt achter het nummer toegevoegd om aan te geven dat de draad dunner is
dan een maat 0. Voorbeeld: klein → groot: 11-0 … 3-0, 2-0, 0, 1, 2, …, 7. Een catgut 0 is dikker dan een
roestvrijstaal 0 in dit systeem, omdat roestvrijstaal hogere treksterkte heeft. EP (European Pharmacopoeia)
eenheden worden ook gebruikt: een EP eenheid geeft enkel de dikte → 1 EP = 0,1mm diameter.
Hechtdraden met weerhaakjes zijn ontwikkeld en zorgen ervoor dat je geen knopen meer hoeft te leggen
→ kortere operatietijd en beter cosmetisch resultaat. Deze draden kunnen echter niet teruggetrokken
worden uit het weefsel.
Naalden
Ronde naalden (round needles) [] hebben een rond-ovale schacht die in een
punt uitloopt → de naald duwt het weefsel opzij. Ze zijn geschikt in weke
delen en plaatsen waar scheuring in het weefsel of lekkage via het hechtpad
onwenselijk zijn.
Snijnaalden (cutting needles) heb ben ook een rond-ovale schacht maar de
punt bevat een snijvlak. Meestal is de punt driehoekig. De punt van de
driehoek wijst normaal naar binnen, maar bij een reverse cutting needle [d]
naar buiten. Doordat het weefsel wordt verdrukt aan de binnenzijde van de
naaldkromming is er een grotere kans dat het materiaal dieper in het weefsel snijdt als het wordt
aangetrokken.
De taper cut needle [c] zit tussen een ronde en een snijnaald in. Een kort deel van de naald is driehoekig. Ze
worden gebruikt als het pad van de naald door het weefsel rond moet zijn in relatief stevige weefsels.
Er zijn ook naalden voor specifieke doeleinden.
De kromming van de naald bepaalt hoe diep de hechting loopt en onder welke hoek de naald uit het
weefsel komt. Licht gekromde naalden (3/8) kunnen oppervlakkig gebruikt worden als toegang gemakkelijk
is, sterk gekromde naalden (5/8) zijn beter voor slecht bereikbare, diepliggende weefsels.
Bij atraumatische naalden wordt de hechtdraad aan de basis van de naald gemaakt tijdens de productie,
waardoor er geen grote verdikking aanwezig is en dus minder trauma ontstaat.
Nietjes & clips
Nietjes kunnen gemakkelijk en snel de huid of andere organen dichten. Organen moeten met een speciale
nietmachine worden geniet, waardoor het in de diergeneeskunde vaak economischer is om te hechten.
Endoscopische nietmachines zijn een uitzondering en kunnen van grote waarde zijn.
, Hemoclips zijn V-vormige metalen clips die snel bloedvaten kunnen afsluiten. Ze worden met een speciale
tang om bloedvaten aangebracht. De einden van de clip haken in elkaar om afsluiting te verzekeren. Het
enige nadeel van hemoclips t.o.v. ligaturen is dat alleen vaten <11mm zo afgekneld kunnen worden.
Hechttechnieken
Wonden bestaande uit meerdere lagen moeten per laag gehecht worden.
Onderbroken hechtingen verzorgen wondsluiting op individuele punten → veilig omdat de wond niet
volledig opent als één hechting loskomt. Onderbroken hechtingen vragen echter meer materiaal, tijd en
laten meer materiaal achter in de wond.
Een doorlopende hechting verspreidt de spanning op het weefsel over de gehele wond, waardoor het
weefsel minder snel scheurt.
De naald wordt met een tang opgepakt, zo ver mogelijk van het scharnierpunt van de tang vandaan. De
naald wordt tussen de punt en het oog van de naald gepakt. In zachte weefsels wordt de naald dichter bij
het oog gepakt en in stevige weefsels dichter bij de punt.
De hoek tussen de naaldtang en de naald is meestal 90°.
Er zijn open (spring eye) en gesloten ogen van de naald. Een frans oog is een dubbel
open oog (verend oog) [e]. Door de draad eerst door het onderliggende oog te halen kan
deze extra gefixeerd worden. Hierdoor is het oog wel dikker → meer weefseltrauma.
Hechtmateriaal wordt als volgt door een open oog gehaald:
- Pak de naald met de naaldtang met het oog naar rechts en de punt naar je toe.
- Breng de draad met je linker hand langs het onderste ‘been’ van de tang naar de
naald. Zorg dat de draad onder de naald zit.
- Trek de draad voorbij de naald en vervolgens omhoog en zijwaarts over het einde
van de naald. De rechterhand houdt spanning op de hechting terwijl het door het
oog wordt gehaald met de linker hand.
De afstand tussen de insertie van de hechting en de wondrand hangt af van de dikte van de laag die
gehecht moet worden. De afstand tussen het insertiepunt en de wondrand moet ongeveer even dik zijn als
de dikte van de laag.
Je kunt de hand in pronatie of supinatie houden bij de start van insertie van de naald. In stevig weefsel
wordt de naald dichter bij de punt gegrepen en moet meerdere keren opnieuw gepakt worden. het pakken
van de naald bij de punt moet altijd vermeden worden omdat het de punt kan beschadigen.
Zorg dat de naald gefixeerd wordt tussen de insertie en het uithalen. De meeste naalden zijn bij het oog
niet gekromd. De naald dient dan ook niet meer gedraaid te worden wanneer dit wordt uitgetrokken.
De chirurgische knoop
Een chirurgische knoop bestaat altijd uit meerdere ‘half hitches’. Beide draden
dragen in dezelfde mate bij in tegengestelde richting (‘vierkante knoop’). Bij
knopen met asymmetrische half hitches worden de hitches gevormd door een
enkel draad. Symmetrische knopen zijn stabieler dan asymmetrische knopen.
Een typische chirurgische knoop bestaat uit 3 symmetrische worpen (‘throws’).
Het verschil met de vierkante knoop is dat de hechteinden van de eerste half
hitch twee keer om elkaar slaan i.p.v. één keer. Net als bij de vierkante knoop
bestaat de chirurgische knoop uit 3 half hitches.
Knopen met instrumenten
De instrument knot wordt als volgt geknoopt:
- Het korte einde van het hechtmateriaal is aan de ‘verre’ kant van de incisie.
- De naaldtang wordt gesloten op het lange einde van de draad, parallel aan de incisie, gelegd.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller remconederlof. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.90. You're not tied to anything after your purchase.