Biologie leerjaar 4 hoofdstuk 7
Het creationisme is het geloof in een bovennatuurlijke schepper. Mensen met dit geloof
denken dat god alles gemaakt heeft. Het creationisme sloot het denken over evolutie,
waarbij het gaat over de ontwikkeling van het leven door veranderingen en het ontstaan
van nieuwe soorten, uit. Dit geldt ook voor de Franse natuuronderzoeker Cuvier, de
grondlegger van de paleontologie, de wetenschap die fossielen bestudeert. Fossielen
zijn restanten van vroeger levende organismen. Cuvier ontdekte dat de levende
organismen in een gebied niet leken op de fossielen in de verschillende afzettingslagen
in dat gebied. Daarom kwam Cuvier met een catastrofetheorie die zijn vondsten
plaatsten in het scheppingsverhaal. De catastrofetheorie is: een grote natuurramp was
de oorzaak dat alle levende organismen in het getroffen gebied stierven. Hij baseerde dit
op een natuurramp zoals de zondvloed, beschreven in de bijbel. Bij een nieuwe
schepping na de catastrofe, kwamen er nieuwe soorten. Dat leverde, volgens Cuvier, na
elke natuurramp ook andere fossielen op in de afzettingslagen. De Lamarck was de
eerste die afweek van het idee dat soorten onveranderd bleven en kwam als eerste met
een evolutietheorie die verklaarde hoe soorten veranderen en nieuwe soorten ontstaan.
De Lamarck zei dat er een overeenkomst was in de bouw van fossielen in de
verschillende afzettingslagen. Hij ging ervan uit dat een organisme de aanpassingen aan
zijn omgeving, die hij tijdens zijn leven ontwikkelde, doorgaf aan zijn nakomelingen.
Charles Darwin en Alfred Russel Wallace kwamen met een andere evolutietheorie.
Uitgangspunten voor deze theorie zijn dat in een populatie individuen verschillen in
eigenschappen en de leefomgeving een selectiedruk uitoefent op hun
overlevingskansen. Darwin noemt dit ‘the struggle for life’. Individuen die beter zijn
aangepast aan hun omgeving leven langer en krijgen de meeste nakomelingen. Darwin
spreekt over ‘the survival of the fittest’. De nieuwe populaties krijgen zo procentueel
steeds meer individuen met de gunstige aanpassing. Darwin kon geen verklaring geven
voor het overerven van eigenschapen of voor het ontstaan van nieuwe soorten. De
ontdekking van DNA en mutaties door Mendel geven de evolutietheorie een moleculaire
onderbouwing voor de variaties in erfelijke eigenschappen. Die wetenschappelijke
ontdekking vullen de evolutietheorie van Darwin aan tot de neodarwinistische theorie.
Wanneer binnen één soort organismen in een ander gebied liggen, oefenen de
verschillende gebieden een verschillende selectiedruk uit op de organismen.
Wetenschappers denken dat zo de mensapen zijn ontstaan in een vochtige omgeving
vol bomen en de moderne mensen in de savanne. Informatie kregen wetenschappers
door het bestuderen van schedels, skeletbouw, hersenvolume, de leefwijze en het
voedsel dat ze gebruikte. Fossiele vondsten tonen het gebruik van gereedschappen,
zoals scherpe stukjes steen, die hielpen het vlees van de karkassen te schrapen.
Bipedie is het lopen op twee benen, dat ook voordelen opleverde voor de mensachtigen.
De ‘out of Africa’-hypothese vertelt dat de moderne mens ongeveer 200 000 jaar
geleden is ontstaan. Om de manier waarop de mens de aarde heeft gekoloniseerd te
ontdekken hebben wetenschappers van heel veel bevolkingsgroepen het DNA
vergeleken. Door verwantschap in kaart te brengen leiden ze migratiepatronen af
waarmee hun voorouders de wereld hebben bevolkt. De onderzoekers delen daartoe
mensen, op grond van overeenkomst in hun haplotype, in bij een bepaalde haplogroep.
Via het DNA op het Y-chromosoom leiden ze zo de herkomst af van de
gemeenschappeijke mannelijke voorouders of Y-chromosomale Adam. De herkomst
, van de gemeenschappelijke vrouwelijke voorouder, de mitochondriale Eva, leiden ze af
via mitochondriaal DNA.
Soms kan je spreken van een nieuwe soort en van evolutie. In elke omgeving voeren
organismen een dagelijkste strijd om te overleven: ‘struggle for life’. De omgeving
oefent een selectiedruk uit op de overlevingskansen van individuen. Individuen met
eigenschappen die gunstig zijn bij die selectiedruk, hebben betere kansen inde strijd om
het bestaan: ‘survival of the fittest’. De ‘fittest’ zijn de individuen in een populatie die
het best zijn aangepast aan de selectiedruk, ze krijgen de meeste nakomelingen.
Verandert de selectiedruk, dan bieden andere eigenschappen voordeel en kunnen
eigenschappen die eerder gunstig waren, weer afnemen in de populatie. Darwin merkte
op dat variatie in eigenschappen tussen soortgenoten een belangrijke voorwaarde is
bij dit proces van natuurlijke selectie. Na Darwin ontdekten wetenschappers dat
mutaties in het DNA en recombinatie van erfelijke materiaal door geslachtelijke
voortplanten voor die grote variatie zorgen. Co- evolutie kan ontstaan doordat er een
soort evenwicht ontstaat tussen de investeringskosten (energie) en de opbrengst
(overlevingskans). Ook kan het ontstaan doordat er na een lange evolutionaire
‘wapenwedloop’ tussen twee soorten, waarbij de populatiesamenstelling van de ene
soort wijzigt dor selectiedruk van de andere, wat vervolgens weer selectiedruk levert
voor de eerste soort. Allopatrische soortvorming is evolutie van soorten door het
splitsen van een populatie door een barrière. In de verschillende gebieden is er een
verschillende selectiedruk op de organismen. Bij het opheffen van de barrière kunnen de
eigenschappen dermate verschillende zijn, dat individuen uit beide populaties elkaar niet
meer herkennen als soortgenoten of dat ze geen vruchtbare nakomelingen meer kunnen
krijgen. Sympatrische soortvorming is evolutie van soorten doordat individuen binnen
hetzelfde gebied zicht uitsluitend voortplanten binnen een kleine deelgroep. Door
bijvoorbeeld seksuele selectie willen organismen alleen nog met vrouwtjes met een
bepaalde kleur voortplanten (ze moeten de kleur dan wel kunnen zien, als ze niets zien
plantten ze vaak met meerdere voort). Mensen zijn planten en dieren gaan
domesticeren: ze zijn in het wild groeiende platen gaan verbouwen en wilde dieren
gaan fokken en houden als huisdieren. Ze hebben de planten en dieren generaties lang
voor de mens gunstige allelen geselecteerd en die weer onderling te kruisen zodat er
gunstige nakomelingen ontstaan. Dit kweken of fokken van rassen heet klassieke
veredeling. Dit is kunstmatige selectie. Dit in tegensteling tot natuurlijke selectie
waarbij mensen geen rol spelen.
Paleontologen bestuderen fossielen resten om informatie te krijgen over hun leefwijze en
de periode waarin ze leefden. Fossielen kunnen op verschillende manieren ontstaan. Dat
maakt het lastig een alles omvattende definitie van ‘fossiel’ te geven. Fossilisatie heeft
verschillende oorzaken: verstening, verdroging, lage temperatuur, lage pH en
zuurstofgebrek en opsluiten in barnsteen. Bij verstening wordt het lichaam van een
organisme bedekt met een dikke laag zand of slik, bijvoorbeeld op de bodem van een
rivier of zee. Sterft een gewerveld, dan breken micro-organismen de zachte delen van
het lichaam meestal snel af. De afbraak gaat langzamer als het lichaam onder een laag
zand of slik ligt. De zachte delen vergaan dus en de tanden en het skelet blijven intact.
Door de hoge druk verstenen de lagen sediment en deze houden de resten van het dier
gevangen in een steenlaag. In water opgeloste mineralen dringen de ingesloten resten
binnen en vervangen geleidelijk het originele materiaal. Botten, maar ook plantenresten
verstenen op die manier. Beweging van de aardlagen en erosie maken de fossielen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Tamara10. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.44. You're not tied to anything after your purchase.