Scheikunde samenvatting leerjaar 4 hoofdstuk 3
Een geleider geleidt stroom goed, een isolator niet. Stroomgeleiding is een stofeigenschap
op macroniveau. Om elektrische stroom te geleiden zijn geladen deeltjes nodig die vrij
kunnen bewegen. Op grond van het geleiden van elektrische stroom zijn stoffen in te delen
in drie groepen: metalen, zouten en moleculaire stoffen. Metalen zijn stoffen die zowel in
vaste als in vloeibare fase stroom geleiden, omdat de elektronen in de buitenste
elektronenschillen zo ver van de kern afstaan dat de aantrekkingskracht van de kern op de
valentie- elektronen niet zo groot is. Deze elektronen kunnen vrij bewegen en heten vrij
elektronen. In de vaste fase geleiden alleen de vrije elektronen stroom, in de vloeibare fase
ook de kern. Het kristalrooster van metalen heet metaalrooster. De binding tussen de
positieve metaalionen en de negatieve vrije elektronen noem je de metaalbinding. Zouten
zijn stoffen die alleen in de vloeibare fase stroom geleiden, omdat in de vloeibare fase de
positieve en negatieve ionen hun vaste plaats verliezen en vrij kunnen bewegen. Het
kristalrooster van zouten heet ionrooster. De binding tussen de positieve en de negatieve
ionen is de ionbinding. Moleculaire stoffen zijn stoffen die zowel in vaste als in vloeibare fase
stroom niet geleiden, omdat ze ongeladen zijn. De meeste moleculaire stoffen hebben een
molecuulrooster. De binding tussen de moleculen is de vanderwaalsbinding.
Bij de naamgeving van een atoom kijk je naar het index van het atoom, die zet je voor de
stof. Alleen als er een één voor het eerste atoom moet staan mag je die niet opschrijven. Als
je het getal van het index hebt, kijk je naar het voorvoegsel die daarbij hoor: 1>mono, 2>di,
3>tri, 4>tetra, 5>penta, 6>hexa, 7>hepta, 8>octa. Bij de naamgeving van moleculen die uit
twee verschillende atoomsoorten bestaan gebruik je een voorvoegsel om de index uit de
molecuulformule weer te geven. Daarachter plaats je de naam van de atoomsoort. De naam
van de stof eindigt op
-ide. De atoombinding of covalente binding bevindt zich tussen de atomen in de moleculen
en wordt gevormd door een gemeenschappelijk elektronenpaar. De covalentie van een
atoom geeft het aantal atoombindingen aan dat een atoom kan vormen. Je kunt de
covalentie van een atoomsoort afleiden uit de plaats in het periodiek systeem. De covalentie
van een atoom ontstaat doordat atomen een octet in de buitenste ring willen vormen, ze
delen zoveel mogelijk elektronen om dicht bij het octet te komen en als de atomen bij het
octet kunnen komen delen ze het aantal elektronen die daarvoor nodig zijn. In de
structuurformule van een molecuul worden de atoombindingen weergegeven met een
streepje. De atoombinding is een sterke binding. Een atoombinding is apolair als het verschil
in elektronegativiteit kleiner of gelijk is aan 0,4 is en polair als het verschil in
elektronegativiteit tussen de 0,4 en 1,7 ligt. Als het verschil in elektronegativiteit groter dan
1,7 is, spreek je van een ionbinding. Bij een apolaire atoombinding hebben de atomen
elektronen gedeeld en trekken beide atomen evenveel aan de gedeelde elektronen. Bij een
polaire atoombinding trekt één van de atomen meer aan de elektronen dan het andere
atoom. Hierdoor ontstaat er een positieve kant en een negatieve kant. De ladingsverdeling
noem je de partiële lading.
Bij faseovergangen heb je te maken met twee elkaar tegenwerkende effecten: de
aantrekkingskracht tussen de moleculen zorgt voor de vanderwaalsbindingen, een hogere
temperatuur houdt in dat moleculen heftiger bewegen, de zogenaamde
temperatuurbeweging. Als de stof smelt kun je dat zien als een voorlopige overwinning van
de temperatuurbeweging, omdat de moleculen vrij bewegen in het molecuulrooster maar ze
laten elkaar nog niet los. Als een stof verdampt is de overwinning definitief, omdat de
moleculen elkaar loslaten en de vanderwaalsbinding is verbroken. De vanderwaalsbinding is
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Tamara10. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.44. You're not tied to anything after your purchase.