Samenvatting op basis van alle hoor- en werkcolleges 2022 in de vorm van een handig stappenplan hoe je elke potentiële tentamenvraag aan moet pakken aan de hand van jurisprudentie en de wet.. Hiermee heb ik het tentamen in één keer gehaald (met een 8.0!).
Subjectieve belastingplicht vereniging of stichting
Verenigingen en stichtingen zijn op grond van art. 2 lid 1 sub e Wet Vpb subjectief belastingplichtig
indien en voor zover zij een onderneming drijven. Van een onderneming is sprake indien:
- Sprake is van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid
- Die deelneemt aan het economisch verkeer
- Met het oogmerk om winst te behalen.
Indien het winstoogmerk afwezig is, kan (alsnog) sprake zijn van een belastingplicht op grond van art.
4 sub a Wet Vpb (concurrentiecriterium). Dit criterium kan namelijk de afwezigheid van een
winstoogmerk repareren.
Art. 5 Wet Vpb regelt enkele subjectieve vrijstellingen en art. 6 Wet Vpb regelt vrijstellingen met
betrekking tot verenigingen en stichtingen met relatief lage winsten.
Kwalificatie van een geldverstrekking
Het uitgangspunt bij de kwalificatie van een geldverstrekking is civielrechtelijke vorm (BNB
1988/217). Als er civielrechtelijk sprake is va n lening, dan kwalificeert deze in beginsel fiscaal ook als
een lening. Is de geldverstrekking civielrechtelijke geen lening, dan is het fiscaal gezien een
kapitaalstorting. Er is civielrechtelijk sprake van een lening als er een terugbetalingsverplichting bij de
geldverstrekking is (BNB 2007/104). Er zijn hierop drie uitzonderingen:
- Schijnlening
- Bodemlozeputlening
- Deelnemerschapslening
Schijnlening: partijen zeggen dat ze een lening overeen zijn gekomen, maar hebben feitelijk wat
anders bedoeld.
Bodemlozeputlening: een lening waarvan op het moment van verstrekken al duidelijk is dat de lening
niet terugbetaald kan worden.
- Het toetsmoment is dus het moment van verstrekken
Deelnemerschapslening: hiervan is sprake als aan de volgende drie cumulatieve vereisten wordt
voldaan (BNB 1998/208) (BNB 199/176) (BNB 2006/82) (BNB 2018/60):
- De rente moet vrijwel geheel winstafhankelijk zijn. De HR heeft beoordeeld dat een rente die
voor 7/8 deel winstafhankelijk is, vrijwel geheel winstafhankelijk is.
- De lening moet achtergesteld zijn bij andere schuldeisers
- De lening moet geen vaste looptijd hebben. Bij een vaste looptijd van meer dan 50 jaar wordt
aangenomen dat de lening geen vaste looptijd heeft.
Als een van deze ‘leningen’ aan de orde is, wordt de lening fiscaal geherkwalificeert als eigen
vermogen. Deze wordt dan uit de winstbepaling geëlimineerd (art. 10 lid 1 sub d Wet Vpb).
De Wet Vpb kent ook nog een andere vorm van een lening, namelijk de onzakelijk lening. Er zijn twee
soorten onzakelijke leningen, die strikt uit elkaar gehouden dienen te worden:
- Lening met onzakelijke voorwaarden
- Onzakelijke lening
Lening met onzakelijke voorwaarden: dit is bijvoorbeeld een lening die wordt verstrekt tegen een
rentepercentage dat niet at arm’s lenght is. De fiscale gevolgen zijn dan:
- Het rente percentage moet ‘slechts’ naar het zakelijke niveau worden aangepast. Het verschil
tussen de afgesproken rente en de zakelijke rente wordt dan gezien als een informele
kapitaalstorting of verkapte dividenduitkering.
, - De zakelijke rente blijft ‘gewoon’ aftrekbaar en verliezen op de lening ook, net zoals een
andere reguliere lening.
Onzakelijke lening: hiervan is sprake wanneer er een lening is verstrekt onder zodanige voorwaarden
en omstandigheden dat een debiteurenrisico wordt gelopen dat een onafhankelijke derde niet zou
accepteren (BNB 2008/191). Er is sprake van een debiteurenrisico dat een onafhankelijke derde niet
zou hebben gelopen, indien er geen rente, of alleen een in wezen winstdelende rente, kan worden
bepaald waaronder een onafhankelijke derde bereid zou zijn geweest eenzelfde lening te
verstrekken aan de vennootschap. Hier is nog wel een uitzondering op: wanneer er bijzondere
omstandigheden zijn, kan het afwaarderingsverlies op een onzakelijke lening tóch worden genomen.
Als er uiteindelijke sprake is van een onzakelijke lening zijn dit de fiscale gevolgen:
- De rente moet gecorrigeerd worden. Omdat het een onzakelijke lening betreft en een
zakelijke rente per definitie in wezen winstdelend zal worden kwam de HR met een
vuistregel: de rente bij een onzakelijke lening moet worden gesteld op de rente die de
vennootschap aan wie de lening is verstrekt zou moeten betalen aan een derde, als de
leninggever borg zou staan voor deze lening. Deze rente is aftrekbaar.
- Een verlies op de lening is niet aftrekbaar
Let op: een onzakelijke lening blijft fiscaal gezien vreemd vermogen, in tegenstelling tot de
schijnlening, bodemlozeputlening en deelnemerschapslening. De rente op een onzakelijke is namelijk
wel aftrekbaar, alleen een verlies op de lening niet.
Lening met onzakelijke voorwaarden:
- Fiscaal vreemd vermogen
- Rente aftrekbaar (gecorrigeerd naar zakelijke rente)
- Verliezen op de lening aftrekbaar
Onzakelijke lening:
- Fiscaal vreemd vermogen
- Rente aftrekbaar (gecorrigeerd volgens de vuistregel)
- Verliezen op de lening niet aftrekbaar
Schijnlening, bodemlozeputlening en deelnemerschapslening:
- Geherkwalificeert als eigen vermogen
- Rente niet aftrekbaar
- Verliezen op de lening niet aftrekbaar
Handel in verliesvennootschappen
Bij een belangenwijziging (van het uiteindelijke belang) van 30% of meer zijn de openstaande
verliezen van voor de belangenwijziging na de belangenwijziging niet meer voorwaarts verrekenbaar
(art. 20a lid 1 Wet Vpb).
Art. 20a lid 1 Wet Vpb blijft buiten beschouwing als een van de uitgezonderde belangenwijzigingen
van art. 20a lid 2 en lid 3 Wet Vpb aan de orde is:
- Een belangenwijziging krachtens erfrecht of huwelijksvermogensrecht (lid 2 sub a).
- Als de aandelen overgaan naar een medeaandeelhouder die al ten minste 1/3 deel van het
uiteindelijke belang had aan het begin van het jaar waaruit het oudste verlies dateert (lid 2
sub b).
- Als het belastingplichtige lichaam niet bekend is of bekend had kunnen zijn met de
belangenwijziging van 30% of meer. Deze uitzondering geldt alleen als de belangenwijziging
niet meer is dan wat gebruikelijk is (lid 3).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Viscalist. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.73. You're not tied to anything after your purchase.