1 Voorkennis
a A, B, D
b 1 juist
2 onjuist
c 1 minister-president van Italië: Mussolini
2 leider van de Sovjet-Unie: Stalin
3 president van de VS: Roosevelt
2 Oorlog of vrede
a gebieden in Oost-Europa die de Duitsers volgens de nazi’s nodig hadden om
te leven
b Bijvoorbeeld: Volgens deze leer waren Duitsers een ‘Herrenvolk’ en moesten
de (minderwaardige) Slavische volken voor hen plaatsmaken.
c Bijvoorbeeld: herbewapening en invoering van de dienstplicht
d toegeven aan de eisen van Hitler om de vrede te bewaren
e Italië en Japan
3 Begin van de Duitse opmars
a Bijvoorbeeld: Hij maakte van Oostenrijk een Duitse provincie.
b Bijvoorbeeld: Hitler eiste het Tsjechische Sudetenland op. De Britten en
Fransen hoopten door diplomatie de vrede te bewaren. In München werd
besloten dat Hitler Sudetenland kreeg. In ruil beloofde Hitler vrede.
c Bijvoorbeeld: Ze waren blij, hingen vlaggen met hakenkruisen uit de ramen en
begroetten Hitler enthousiast.
d Bijvoorbeeld: Hij bezette Tsjechië en maakte van Slowakije een Duitse
vazalstaat.
e Bijvoorbeeld: Ze zouden elkaar niet aanvallen en ze verdeelden Polen.
f Groot-Brittannië en Frankrijk verklaarden Duitsland de oorlog (3 september
1939).
4 Na München
a Bijvoorbeeld: Ze zagen Duitsland als dam tegen de dreiging van het
communisme vanuit de Sovjet-Unie.
b Bijvoorbeeld: de machtsuitbreiding van Hitler
c Bijvoorbeeld: Chamberlain en Daladier letten op of Hitler niet meer gebied
inpikt.
d Bijvoorbeeld: De Fransman maakte de prent in Frankrijk na de Duitse
bezetting van Tsjechië. Hij vertrouwde Hitler niet.
5 Naar de oorlog
a C Duitse troepen vallen Polen binnen
b Bijvoorbeeld: Door het Verdrag verloor Duitsland gebied aan Polen. Duitsland
wilde dit terug hebben.
c Bijvoorbeeld: E Oorlog komt door vijandschap, niet vriendschap.
, d Bijvoorbeeld: F Hitler eiste agressief steeds meer. Zijn tegenstanders pikten
dat niet meer.
6 Twee fronten
E, D, F, C, A, B
7 Geallieerde opmars
1 invasie in West-Europa (D-Day) 6 juni 1944
2 Slag om Arnhem najaar 1944
3 Bombardement op Dresden februari 1945
4 Rode Leger verovert Berlijn eind april 1945
5 capitulatie van Duitsland 7 mei 1945
8 Opmars in Frankrijk
a de Britse, Franse, Amerikaanse en Sovjetvlag
b Bijvoorbeeld: De militairen wilden niet in de weg gelopen worden door naar
huis terugkerende Fransen.
9 Een populair liedje
a Bijvoorbeeld: Het gaat over een meisje voor de kazerne.
b Bijvoorbeeld: Het werd populair bij beide partijen.
10 Russische kou
a Bijvoorbeeld: Soldaten trekken zich terug uit Stalingrad. Een tank zit vast in de
sneeuw. Napoleon schept op tegen Hitler dat hij wél eerst Moskou innam voor
hij zich terugtrok.
b Bijvoorbeeld: De inval van Napoleon in Rusland (1812) en de Duitse inval
(1942/1943).
c Bijvoorbeeld: Zowel Napoleon als Hitler leden een nederlaag in Rusland in
de
winter.
11 Oorlogslessen
a Bijvoorbeeld: In de 20e eeuw werden oorlogen steeds gewelddadiger en
onmenselijker.
b Bijvoorbeeld: Beide waren totale oorlogen. De Eerste was een
loopgravenoorlog, de Tweede een oorlog met veel beweging.
c Bijvoorbeeld: Mee eens, want vooral de burgerbevolking van de beide steden
werd getroffen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller StudieTime. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.30. You're not tied to anything after your purchase.