Samenvatting AF - Kennistoets OWE 6/7 (PIP). Onderwerpen: introductie voortplanting, bevruchting en ontwikkeling, bevalling tot peuter, ziektebeelden op de basisschool, angststoornissen, diabetes, nierinsufficiëntie en nieraandoeningen, darmcarcinoom en stoma, inflammatie darmziekten, reumatische ...
, Lesweek 1: ‘Introductie voortplanting’
Leerdoelen:
o De student kan de oögenese (eicelontwikkeling) en spermatogenese
(zaadcelontwikkeling) beschrijven.
- De oögenese (eicelontwikkeling): een langdurig proces, dat al vroeg
in de embryonale ontwikkeling van het meisje begint.
Als het embryo 4 weken oud is ontstaan er stamcellen in de ovaria
(= eierstokken). Zo’n stamcel wordt oogonium (primordiale eicel)
genoemd.
Tot aan de 5e maand van de foetale ontwikkeling vermeerderen de
stamcellen zich door mitose. Ondertussen beginnen deze
cellen aan de meiose. Je noemt de cellen vanaf dit
moment primaire oöcyten.
De meiose I stopt in een vroeg stadium. De verdere
ontwikkeling tot eicel blijft jarenlang in deze fase steken,
totdat het meisje haar puberteit bereikt. De primaire
oöcyten wachten op een hormonale prikkel om de
meiose te voltooien.
Elk primaire oöcyt wordt in de eierstok omgeven door een laag follikelcellen.
Het geheel is de onrijpe ei-follikel.
Vanaf de puberteit wordt er gemiddeld 1 keer per 4 weken een primaire
oöcyt hormonaal geactiveerd om de meiose I te voltooien. Na deze deling
ontstaan er 2 haploïde cellen, waarvan de ene veel groter is dan de andere.
Ze worden secundaire oöcyt en poollichaampje genoemd. Hier stopt de
meiose opnieuw.
Ondertussen is de eifollikel rijp geworden, deze laat zijn secundaire oöcyt
vrij, die in de eileider terechtkomt (= ovulatie). Het poollichaampje
verdwijnt.
De eicel is nog steeds niet helemaal rijp, zij moet eerst nog een meiose II
ondergaan. Dat gebeurt pas op het moment dat een spermatozoön in de
eicel binnendringt. Bij de meiose II ontstaat ook weer een veel kleiner
poollichaampje dat verdwijnt. Op dit moment is de eicel rijp voor
bevruchting.
De eicelontwikkeling (oögenese): stamcel oogonium begin
meiose I primaire oöcyt einde meiose I secundaire oöcyt eicel
wordt bevrucht meiose II.
- De spermatogenese (zaadcelontwikkeling): een langdurig proces dat al in
de eerste maanden van de embryonale ontwikkeling van de jongen begint.
Ongeveer in de 4e week ontstaan er stamcellen in de wand van de
zaadbuisjes van de zich ontwikkelende testis (=
zaadbal). Deze stamcellen worden de
spermatogonia genoemd. Ze zijn diploïd en liggen
in de wand van de zaadbuisjes. Hiertussen
ontwikkelen zich ook speciale cellen, de
sertolicellen, die vanwege hun voedende en
ondersteunende functie onmisbaar zijn voor de
spermatogenese.
Vanaf de puberteit gaan de spermatogonia zich
onder invloed van mannelijke hormonen delen. Dit
zijn mitotische delingen die continue doorgaan,
waardoor er vele zogeheten primaire
spermatocyten ontstaan.
De (nog diploïde) primaire spermatocyten worden in de richting van het
lumen van de zaadbuisjes opgeduwd. Ondertussen maken ze de meiose I
door, waardoor ze haploïd worden en nu secundaire spermatocyten heten.
, Bij deze cellen voltrekt zich vervolgens de meiose II. De cellen die nu
ontstaan worden spermatiden genoemd.
De spermatiden differentiëren in de rijpe spermatozoa (= zaadcellen).
De zaadcelontwikkeling (spermatogenese): stamcel
spermatogonium primaire spermatocyt meiose I secundaire
spermatocyt meiose II spermatiden spermatozoa (= zaadcellen).
o De student kan de menstruele cyclus en ovariële cyclus beschrijven en hierin de
verschillende fasen onderscheiden.
- Menstruele cyclus: gedurende de menstruele cyclus treden er veranderingen
op in de eierstokken, in het endometrium en in de concentraties van de
geslachtshormonen en van gonadotrope hormonen. De cyclus wordt ingedeeld in
3 fasen, waarbij als begin de eerste dag van de menstruatie wordt genomen. De
fasen zijn: menstruatiefase, proliferatiefase en de secretiefase.
Menstruatiefase (bloedingsfase): deze fase treedt op wanneer er geen
bevruchting heeft plaatsgevonden en duurt ongeveer 5 dagen.
Het corpus luteum is bezig te vergaan en produceert geen
oestrogeen en progesteron meer. Daling van de
progesteronconcentratie in het bloed leidt tot vaatkrampen in de
bloedvaten van het endometrium. Hierdoor wordt het
baarmoederslijmvlies grotendeels afgestoten. Dit gaat gepaard met
bloedverlies via de vagina.
Aan het eind van de menstruatiefase blijft er
van het baarmoederslijmvlies een dunne
laag over.
Proliferatiefase (opbouwfase): deze fase duurt
ongeveer van de 5e tot de 15e dag van de cyclus.
De dikte van het endometrium neemt ten
gevolge van een groot aantal celdelingen geleidelijk toe. Ook het
klierweefsel vertoont delingsactiviteit: de klierbuizen groeien met
het slijmvlies mee en het klierepitheel breidt zich over het hele
oppervlak van het endometrium uit.
De proliferatiefase staat onder invloed van oestrogeen uit de
follikelcellen van het ovarium. Het wordt daarom ook wel de
oestrogene fase genoemd.
De proliferatiefase eindigt na de ovulatie, wanneer de graaffollikel
gaat veranderen in het corpus luteum.
Secretiefase (afscheidingsfase): deze fase duurt ongeveer van de 15e
tot de 28e dag van de cyclus.
Het corpus luteum in het ovarium zet de oestrogeenproductie
voort en gaat een tweede hormoon, progesteron, produceren.
De toenemende hoeveelheid progesteron stimuleert het
klierweefsel van het endometrium om een slijmerig vocht af te
scheiden. Dit hoopt zich op in het bindweefsel van het
endometrium, waardoor het sponsachtig opzwelt.
De doorbloeding van het endometrium neemt toe en er wordt
glycogeen in de baarmoederwand opgeslagen.
In de secretiefase wordt het endometrium in optimale conditie
gebracht voor de eventuele innesteling van een embryo.
De secretiefase staat onder invloed van progesteron en wordt
daarom ook wel de gestagene fase genoemd.
Als er geen bevruchting optreedt, nemen de progesteron- en
oestrogeenproductie ong. na de 23e dag van de cyclus sterk af.
Het corpus luteum vergaat.
Vooral daling ban de progesteronconcentratie leidt ertoe dat er
vaatkramp in de arteriolen plaatsvindt. Hierdoor krijgen de
capillairnetwerken geen bloedtoevoer meer en het endometrium
sterft af. Na de 28e dag kan een nieuwe cyclus beginnen.
, De lichaamstemperatuur geeft tijdens de menstruele cyclus een
schommeling te zien. Progesteron beïnvloedt de centra voor
temperatuurregulatie in het verlengde merg en de hypothalamus. Na de
ovulatie neemt het progesterongehalte snel toe, waardoor de
lichaamstemperatuur gemiddeld 0,5 °C stijgt.
De menstruele cyclus is ook van invloed op het weefsel in de borsten. In
de proliferatiefase neemt daar het klierweefsel iets in omvang toe.
Bovendien stroomt er meer bloed naar de borsten. Deze verschijnselen
nemen gedurende de secretiefase af.
- De ovariële cyclus: deze fase vindt plaats in een van de eierstokken (eens in
de 4 weken wordt een eifollikel rijp, gevolgd door de ovulatie eisprong).
De menstruele cyclus en de ovariële cyclus vinden tegelijk plaats en staan
onder nauwkeurige hormonale controle. Hierdoor lopen de follikelrijping en
de eisprong synchroon met het geschikt maken van het endometrium voor
het val er een embryo arriveert.
De ovariële cyclus wordt gereguleerd door de gonadotrope hormonen uit de
adenohypofyse. De adenohypofyse wordt in zijn werking negatief
teruggekoppeld door de geslachtshormonen uit het ovarium: oestrogeen en
progesteron.
De ovariële cyclus begint met de rijping van een eifollikel. Dit proces wordt
in gang gezet door het follikelstimulerende hormoon (FSH) uit de
adenohypofyse. De eifollikel wordt rijper en follikelcellen beginnen nu
oestrogeen te produceren.
Oestrogeen beïnvloedt ook de werking van de adenohypofyse. Dat gebeurt
op 2 manieren:
Oestrogeen koppelt de hypofysevoorkwab negatief terug wat betreft
de vorming van FSH. De productie van FSH neemt hierdoor af. Er
hoeft immers maar 1 eifollikel rijp te worden.
Oestrogeen stimuleert de hypofysevoorkwab om het luteïniserend
hormoon (LH) af te geven. LH bevordert het rijpingsproces van de
eifollikel en vervolgens de ovulatie.
Onder invloed van LH verandert de graaffollikel na de ovulatie in het corpus
luteum. Dit gaat nu ook progesteron produceren. Het hormoon koppelt de
adenohypofyse negatief terug wat betreft de vorming van LH. Hierdoor
neemt de LH-productie af.
+ +
FSH oestrogeen + LH progesteron
_ _
= bevordert productie van
= remt productie van
o De student kan de invloed van gonadotrope hormonen bij de man beschrijven.
- De gonadotrope hormonen bij de man: follikelstimulerend hormoon (FSH) en
interstitiëlecellenstimulerend hormoon (ICSH). Dit zijn hormonen die invloed
hebben op de werking van gonaden (geslachtsklieren). Deze hormonen zetten de
gonaden aan tot de vorming ban geslachtshormonen. De geslachtshormonen
beïnvloeden de ontwikkeling van geslachtscellen.
Wordt geproduceerd door de adenohypofyse.
FSH stimuleert de spermatogenese in de zaadbuisjes. Vanaf de puberteit
produceren de testes dan ook continue spermatozoa (zaadcellen).
De leydigcellen (interstitiële cellen) in de testes produceren onder invloed
van het ICSH het mannelijk hormoon testosteron.
Behalve dat testosteron de secundaire geslachtskenmerken bevordert en
handhaaft, stimuleert het de spermatogenese en de werking van de
zaadblaasjes en prostaat.
Testosteron koppelt de hypofyse negatief terug in de afgifte van ICSH.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller noellekempkens2003. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.16. You're not tied to anything after your purchase.