Gedetailleerde en volledige samenvatting van het vak globale economie, gegeven in de 1e bachelor TEW en HIR. Omvat ALLE leerstof uit de slides, mijn eigen notities uit de lessen en het handboek "Economie. Een inleiding " door André Decoster en Erwin Ooghe (editie 2017!).
Huidige economische toestand?
- Wereldeconomie zwaarder getroffen dan bij vorige SARS-epidemie door verhoogde economische activiteit
van China
- In historisch perspectief: ongeziene economische acteruitgang
- Groei vs. niveau: verandering in niveau = groei (%, + of - → groeivoet)
➔ ‘oorlogssituaties’ in België? NEE: allebei periodes van negatieve groei van het reëel bbp per capita (=
welvaartsniveau van gemiddelde Belg) MAAR nog steeds langetermijngroei (niveau van het reëel bbp
per capita veel hoger in 2020)
- Macro-economisch stabilisatiebeleid:
o Fiscaal-budgettair: overheidsuitgaven om economie te ondersteunen
o Monetair: hoeveelheid geld dat in omloop is/wordt gebracht + interestbeleid (= verandering van
rentevoet)
Toekomst?
- Spectaculair herstel:
o Privaat: gezinsconsumptie bedrijfsinvesteringen hersteld
o Publiek: overheidsingrijpen
- In 2022: positief groeicijfer (4%) maar vertraagd m.a.w. coronadip ‘verteerd’
- Veralgemeende prijsstijgingen bij over gestimuleerde economie: inflatie
➔ Zijn we te veel gas aan het geven (te veel overheidsinspanningen)?
➔ In VS zal Federal Reserve (centrale bank) de rente verhogen: wat betekent dit precies?
INLEIDING
Wat bestuderen we in de macro-economie?
1. Economische groei
- Bruto Binnenlands Product of BBP = maatstaf van totale economische activiteit in een bepaalde regio over
een bepaalde tijdsduur
o Beschikbare hoeveelheid goederen en diensten
o Reëel: corrigeert de geldwaarde van het BBP voor prijsveranderingen
- Monetaire waarde (waarde die in markt tot stand komt) van finale goederen opgeteld
2. Werkloosheid
Wat zijn de belangrijkste determinanten van werkloosheid en hoe kunnen we daar iets aan doen?
3. Inflatie
Representatieve prijs die inzicht geeft over algemene prijsniveau in een bepaalde economie/bepaald jaar
(“hoe evolueert representatieve consumptiebundel over de tijd?”)
o Algemeen prijsniveau stijgt = inflatie
o Algemeen prijsniveau daalt = deflatie
De macro-economie verkrijgt men niet door louter een optelsom te maken van de micro-economische activiteiten
= fallacy of composition. Volgende redenen verklaren waarom het geheel meer inhoudt dan de som van de delen:
, 1. Verband tussen de markten van finale goederen en markten van productiefactoren
- Veranderingen in de ene markt, brengen veranderingen teweeg in de andere markt
- Wet van Say
2. Het gebruik van geld speelt een grotere rol op macro-economisch vlak
- Ontregelingen van de geldstroom kunnen desastreuze effecten hebben op de wereldmarkt
3. Over verschillende markten heen is een informatie- en coördinatieprobleem onvermijdelijk
- Macro-economische analyse bestudeert ook de negatieve impact van deze aspecten
ECONOMISCHE KRINGLOOP & WET VAN SAY
De macro-economische analyse probeert te begrijpen hoe de som van transacties over verschillende markten heen
samen evolueert en verandert. We nemen aan dat er N verschillende goederen en diensten worden aangeboden:
Toch is macro-economie meer dan de optelsom van de hoeveelheden met hun prijzen:
- Bovenzijde = FACTORMARKT= inkomenszijde (voor consument)
o Consumenten verkopen hun productiefactoren (arbeid/kapitaal) aan ondernemingen en worden
vergoed met lonen of dividenden
- Onderzijde = GOEDERENMARKT = bestedingszijde (door consument)
o Bedrijven verkopen producten aan consumenten
o Totale opbrengst over alle markten heen: P Q
- De totale opbrengsten worden zo integraal uitbetaald aan de consumenten
o Samenhang tussen productie en inkomen
o Terugkoppelmechanismen
Wet van Say: "Elk aanbod creëert zijn eigen vraag"
= productie leidt vanzelf tot een vraag naar goederen en diensten
m.a.w. waarde productie = inkomen gezinnen = besteding gezinnen = vraag
- 3 belangrijke inzichten:
o In de macro-analyse zijn er terugkoppelmechanismen (PQ stroomt terug naar consumenten in de
gehele economie) die afwezig zijn in de micro-economie: productieoverschot/’vraagtekort’ kan niet
→ nooit onevenwicht(?)
o Volgens de wet van Say is sparen niet mogelijk maar in realiteit consumeren gezinnen niet hun hele
inkomen: "spaarlek" → wel onevenwicht(?)
o Een deel van het inkomen dat in het binnenland is ontstaan wordt onttrokken aan de kringloop
door het kopen van goederen/diensten in het buitenland → wel onevenwicht(?)
,Opmerking:
Een veralgemeende prijsstijging heeft andere effecten dan een prijsstijging op één markt
➔ Stel P↑ dan zal Q niet noodzakelijk helemaal afnemen want:
- op korte termijn: P↑➔ inkomen↑➔ koopkracht↑ ➔ gevraagde hoeveelheid↑
- op lange termijn: hoe reageren gezinnen op veralgemeende prijsstijgingen?
HET BELANG VAN GELD
Alle transacties die plaatsgrijpen in de markten van finale goederen en diensten en in de markten van
productiefactoren maken gebruik van een algemeen ruilmiddel: geld
In de micro-economische analyse kunnen we ervan uitgaan dat, omdat de geldstroom en de reële stroom dezelfde
onderliggende realiteit weergeven, geld neutraal (‘onzichtbaar’) is. Met andere woorden, geld heeft geen effect op
de economische kringloop (factor- en goederenmarkt)
In de macro-economie interpreteren we het nieuwe inzicht dat geld NIET neutraal is en wel degelijk effecten heeft
op reële grootheden:
- Geldhoeveelheid M
o = hoeveelheid geld die in totaliteit in omloop is in een economie
o Voorraadvariabele
- Geldwaarde van productie PQ
o = stroom goederen/diensten die gedurende een bepaalde periode verhandeld wordt op de
markten van finale goederen
o Stroomvariabele
➔ Transacties worden gefinancierd met deze geldhoeveelheid dus M omvormen tot stroomvariabele aan de
hand van omloopsnelheid V
- Omloopsnelheid V
o Meet hoeveel keer dezelfde geldvoorraad wordt gebruik in transacties tijdens bepaalde periode
o MV = stroomvariabele
Identiteit van Fisher: PQ = MV
= De nominale waarde van de stroom van goederen en diensten op elk ogenblik moet gelijk zijn aan de geldstroom
die gebruikt wordt om deze transacties mogelijk te maken
= Geldwaarde van goederenstroom = waarde geldstroom
Opmerkingen:
1. Wanneer er storingen plaatsvinden in het geldcircuit: stel dat M daalt (zoals in 2007-2009) ➔ V wijzigt niet
➔ P en/of Q moeten dalen ➔ schok in geldstroom werkt m.a.w door in goederenstroom
, 2. Micro-economie: budget voor individuele consument blijft constant ↔ macro-economie: kringloop zorgt
voor veranderingen in budget
INFORMATIE- EN COÖRDINATIEPROBLEMEN
Bij volmaakte mededinging: het prijsmechanisme coördineert de markt
➔ Voorbeeld: een vraagoverschot door de prijs te doen stijgen en de gevraagde hoeveelheid te verlagen
In de werkelijkheid: informatieproblemen bij onvolmaakte mededinging zorgen ervoor dat het
coördinatiemechanisme vaak niet perfect functioneert
VOORBEELD 1: INVESTERINGEN
Bij een onzekerheid tijdens het investeren kijken veel bedrijven naar hun directe concurrentie. Als die investeren,
zal de volgende onderneming volgen en stijgt de productie → optimisten worden bevestigd in hun optimisme:
investeringsboom
Hetzelfde kan ook in tegengestelde richting gebeuren wanneer één bedrijf de productie terugschroeft en de rest
volgt → pessimisten worden bevestigd in hun pessimisme: investeringsbust
Kortom, informatieproblemen resulteren in coördinatieproblemen
- Cyclische bewegingen in de productie (vlagen van optimisme en pessimisme)
- Keynes: “Animal Spirits” (kuddegedrag) want bedrijven/investeerders kijken naar elkaar (= bandwagon
effect)
VOORBEELD 2: SPAARDERS
Keynes: spaarparadox = neiging om meer te sparen leidt tot verminderde mogelijkheid om te sparen
- Zelfvoedend : pessimisme van consument wordt bevestigd want meer sparen → minder consumptie →
minder vraag → minder productie → bedrijven kunnen minder mensen aannemen → mensen worden
ontslagen → mensen kunnen minder sparen
- Gevolg van falende coördinatie van gedrag van spaarders
o Individuele spaarder houdt te weinig rekening met collectief effect van zijn toegenomen sparen
o Individuele rationaliteit kan tot collectief ongunstig resultaat leiden
VAN KEYNES NAAR DE KLASSIEKEN EN TERUG
Klassieken (Adam Smith, Thomas Malthus, David Ricardo...)
- Evenwichtsbenadering: onevenwichten verdwijnen vanzelf + volmaakte mededinging (Wet van Say +
flexibele prijzen)
- Wealth of Nations
➔ Keynes: waarom geen evenwichtsherstel tijdens de Grote Depressie?
Keynesianen (Keynes, Hicks...)
- Onevenwichtsbenadering (marktimperfecties: gebrekkige vraag door pessimisme + onvrijwillige
werkloosheid)
- Besluit: marktmechanisme stimuleren met beleidsbeslissingen
- The General Theory
- IS-LM beleid (zie H24)
- Syagflatie vanaf jaren 70 (stagnerende economie & inflatie) → Keynesiaanse analyse onder druk
- Kritiek op Phillips-curve (zie H27)
Nieuw-klassieken (Robert Lucas, Thomas Sargent, Finn Kydland, Edward Prescott...)
- Lucas kritiek: macro-economische modellen niet geschikt om beleidsanalyse te doen want geen rekening
met individueel gedrag van gezinnen/bedrijven (m.a.w. niet micro-economisch onderbouwd)
, - Terug naar klassieke evenwichtsdenken (zie H26: theorie van rationele verwachtingen)
- Goed functionerende markten (geen plaats voor coördinatieproblemen of animal spirits en
overheidsinterventie) → Real Business cycle (RBC) theorie in jaren 80
Vervolg
- Vanaf jaren 90: ‘nieuwe neoklassieke synthese’, ‘nieuw-keynesianen’
- Dynamische stochastische algemene evenwichtsmodellen (DSGE) met rigide prijzen en imperfecte
concurrentie
Conclusies sinds analyse van financiële crisis:
- Fenomenen als euforie en pessimisme moeilijk te verklaren met macro-economische theorie dat rationele
individuen in staat zijn de complexiteit van het economische gebeuren te doorgronden → ‘animal spirits’
grotere verklaringskracht
- Vele macro-economische problemen hebben te maken met gebrekkige coördinatie → macro-economische
theorie die dit negeert verlies geloofwaardigheid
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller StudentjeTEW. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.98. You're not tied to anything after your purchase.