Werkgroep uitwerkingen Overdrachts- en Omzetbelasting
40 views 5 purchases
Course
Overdrachts- en Omzetbelasting
Institution
Universiteit Leiden (UL)
Uitgebreide uitwerkingen van de werkgroepen van het vak Overdrachts- en Omzetbelasting. De werkgroepen zijn gegeven door dhr. Sikkema en mevrouw Butzelaar.
Vraagstuk I
Aisha is eigenaar van een stuk grond. Op deze grond is destijds een recht van erfpacht
gevestigd ten behoeve van Bob voor de duur van 30 jaren. Het recht is niet van het leven
afhankelijk. De canon bedraagt €3000 per jaar. Stel dat het recht van erfpacht teniet gaat
door het enkele verloop van de tijd waarvoor het recht is gevestigd. Ga ervan uit dat de
waarde van de grond in volle eigendom vóór de vestiging van het recht van erfpacht
€80.000 bedroeg en dat de waarde na afloop van dit recht €120.000 bedraagt.
Vraag:
1. Is overdrachtsbelasting verschuldigd ter zake van het teniet gaan van het recht van
erfpacht door verloop van de tijd waarvoor het recht is gevestigd? Zo ja, door wie en
waarover?
Nee, er is geen overdrachtsbelasting verschuldigd omdat het recht van erfpacht teniet
gaat door de enkele verloop van de tijd.
Op een ander stuk grond van Aisha is een recht van opstal gevestigd ten behoeve van
Dylan. Ten tijde van de vestiging van het opstalrecht was de grond onbebouwd. Dylan
besluit tot het voor zijn eigen rekening en risico aanbrengen van een loods op deze
grond. De bouwkosten van de loods bedragen €120.000.
Vraag:
2. Is door Aisha en/of Dylan overdrachtsbelasting verschuldigd ten tijde van de
aanbreng van de loods door Dylan? Zo ja, door wie en waarover?
Er wordt een loods aangebracht op de grond van de grondeigenaar Aisha. Levert dat een
verkrijgingsmoment op voor de grondeigenaar? Nee, het opstalrecht zorgt ervoor dat de
natrekking niet op dat moment kan plaatsvinden. Dus ten tijde van de aanbreng geen
natrekking en dus ook geen verkrijging (wegens de werking van het opstalrecht).
Verkrijgt Dylan iets? Een beperkt gerechtigde zou als verkrijger kunnen worden
aangemerkt, dan is het niet logisch om overdrachtsbelasting bij een beperkt gerechtigde
te heffen. Als je de volle eigendom hebt en je plaatst daar een loods op, ga je ook niet
heffen bij de grondeigenaar (want art. 3 lid 1 sub c Wbr). Voor zover nodig pas je art. 3
lid 1 sub c Wbr analoog toe. Dus er wordt niet bij Dylan geheven.
Stel dat het recht van opstal teniet gaat door het enkele verloop van de tijd waarvoor het
recht is gevestigd. De loods is op dat moment waard €140.000.
Vraag:
3. Is overdrachtsbelasting verschuldigd ter zake van deze gebeurtenis? Zo ja, door wie
en waarover?
,Als het recht teniet gaat door de enkele verloop van de tijd, dan leidt dat niet tot een
heffingsmoment. Leiden de omstandigheden in de casus ertoe dat het hier anders is?
Als Dylan niets op de grond had geplaatst en het recht was afgelopen, dan was er niets
gebeurd (vraag 1, geen heffingsmoment). Wat gebeurt er op het moment dat de loods
daar staat en het recht van opstal afloopt? Er vindt dan natrekking plaats (= wijze van
eigendomsverkrijging), de grondeigenaar verkrijgt een extra loods. Dat leidt niet tot
heffing van overdrachtsbelasting als wordt voldaan aan art. 3 lid 1 sub c Wbr (in
beginsel wel heffing ex art. 2 Wbr): uitgezonderde verkrijging als de natrekking
plaatsvindt ten tijde van de aanbreng. Dat is hier niet het geval, de natrekking vindt niet
plaats ten tijde van de aanbreng. Dus sprake van een belaste natrekking.
De grondeigenaar verkrijgt, waarover betaalt zij belasting? Het moment waarop je de
waarde vaststelt is de WEV ten tijde van de verkrijging (art. 8 lid 1 Wbr), dus maatstaf
van heffing is 140.000.
art. 6 lid 3 Wbr – fictiebepaling omdat in afwijking van het civiele recht hier fiscale
realiteit wordt gecreëerd hier niet van toepassing want niet nodig omdat hier sprake
is van een originaire verkrijging. Wel aan de orde als er geen sprake was van een
opstalrecht, maar van een erfpachtrecht:
Vraag 2: Is door Aisha en/of Dylan overdrachtsbelasting verschuldigd ten tijde van de
aanbreng van de loods door Dylan? Zo ja, door wie en waarover?
Op het moment dat de loods wordt aangebracht vindt natrekking plaats, = ten tijde van
de aanbreng. Op grond van art. 3 lid 1 sub c Wbr uitgezonderde verkrijging, dus geen
heffing.
Vraag 3: Is overdrachtsbelasting verschuldigd ter zake van deze gebeurtenis
(erfpachtrecht gaat teniet door het enkele verkoop van de tijd)? Zo ja, door wie en
waarover?
De grondeigenaar is al eigenaar van de loods (want natrekking), dus civielrechtelijk geen
verkrijging. Dus aan het einde van het erfpachtrecht, bestaat er civielrechtelijk geen
verkrijgingsmoment. De fiscale wetgever creëert in zo’n situatie een fiscale verkrijging:
art. 6 lid 3 Wbr – fictie.
De grondeigenaar verkrijgt, waarover betaalt zij belasting? Het moment waarop je de
waarde vaststelt is de WEV ten tijde van de fictieve verkrijging (art. 8 lid 1 Wbr), dus
maatstaf van heffing is 140.000.
Bij het aanbrengen van de loods vindt er geen heffing plaats, maar bij het aflopen van het
recht (leidt op zichzelf niet tot een verkrijgingsmoment, maar in de tussentijd wordt er
door de gebruiker een loods aangebracht). Bij opstalrecht: civielrechtelijke verkrijging
wegens natrekking niet ten tijde van de aanbreng, = belaste verkrijging ex art. 2 Wbr. Bij
erfpachtrecht: geen civielrechtelijke verkrijging, fiscale verkrijging wordt gecreëerd
zodat bij de grondeigenaar wordt geheven.
,Vraagstuk II
Vader Eddy heeft drie kinderen: Inez (36), John (38) en Henry (40). Vader Eddy sluit
met Inez een koopovereenkomst met betrekking tot zijn woning. Eddy en Inez komen
overeen dat Inez de woning koopt voor de prijs ad €400.000. Tevens komen zij overeen
dat de betaling van de koopsom en de levering van de woning niet eerder zullen
plaatsvinden dan na het overlijden van Eddy. De bedoeling is dat Inez pas na het
overlijden van Eddy de woning zal betrekken.
Vraag:
1. Is er in verband met de hierboven bedoelde koopovereenkomst sprake van een
verkrijging van economische eigendom?
De verkrijging van economische eigendom is geregeld in art. 2 lid 2 Wbr. Het gaat om
een samenstel van rechten en verplichtingen die een belang vertegenwoordigt, ten
minste inhoudend enig risico van waardeverandering dat toekomt aan een ander dan de
eigenaar of beperkt gerechtigde. Het enkele recht op levering leidt niet tot een econoom
(ratio: koopovereenkomsten zonder specifieke bijkomende bepalingen uitsluiten).
I.c. is er een koopovereenkomst, zonder aanvullende bepalingen geldt art. 2 lid 2 Wbr
slotzin: geen econoom. Er heeft ook geen bezitsverschaffing plaatsgevonden, want het is
de bedoeling dat Inez pas na het overlijden van Eddy de woning zal betrekken. Er komt
dus nog geen feitelijke beschikkingsmacht toe aan Inez.
Er is geen sprake van economische verkrijging: koopovereenkomst kwalificeert niet als
zodanig en Inez heeft niet de feitelijke beschikkingsmacht over het object van de koop
(woning).
Vader Eddy overlijdt zonder bij testament over zijn nalatenschap te hebben beschikt.
Krachtens het versterferfrecht worden de drie voornoemde kinderen als erfgenamen
van Eddy aangemerkt, ieder voor een gelijk deel. Allen aanvaarden de nalatenschap
zuiver. Inez wenst de woning geheel op haar naam te verkrijgen. Zij wendt zich tot u
voor juridisch advies.
Vraag:
2. Op welke wijze kan de door Inez gewenste verkrijging vanuit het perspectief van de
overdrachtsbelasting op de voor haar meest gunstige wijze plaatsvinden?
Mogelijkheid 1: uitvoeren van de koopovereenkomst, = koop, dus belaste levering ex art.
2 Wbr.
Mogelijkheid 2: de woning zit in nalatenschap, dus verdelen. Verdeling van een
nalatenschap is een uitgezonderde verkrijging (art. 3 lid 1 sub b Wbr). Maar Inez zit met
twee petten op: koop en erfgenaam, uit de jurisprudentie volgt dat je dan de koop moet
uitvoeren, art. 3:182 BW 2e volzin – een handeling is geen verdeling indien het strekt tot
nakoming van een voor rekening van de gemeenschap komende schuld aan een of meer
deelgenoten. De verplichting om de koop uit te voeren zit in de nalatenschap: schuld aan
de gezamenlijke erfgenamen, waarbij een van hen het recht heeft op uitvoering. Als je
toch gebruik wil maken van de verdeling, moet je de koopovereenkomst ontbinden.
Daarna ruimte voor verdeling omdat de verplichting uit de nalatenschap is.
, Mogelijkheid 3: novatie (objectieve schuldvernieuwing). Dan doe je afstand van het oude
recht, tegen verkrijging van een nieuw recht.
De meest gunstige wijze: mogelijkheid 2 (ontbinden van de koop en aanvullende
verdeling) en 3 (objectieve schuldvernieuwing inhoudende de afstand van de koop,
tegen toedeling van de woning aan Inez).
Stel dat tot de nalatenschapsboedel eveneens een recreatiewoning behoort, waard
€180.000. De erfgenamen Inez, John en Henry komen bij u en geven aan dat Inez haar
aandeel in de recreatiewoning wil opgeven en dat John tot een/zesde en Henry tot
vijf/zesde deel daarin gerechtigd willen worden.
Vraag:
3. Op welke wijze kan een dergelijke verkrijging vanuit het perspectief van de
overdrachtsbelasting op de voor John en Henry meest gunstige wijze plaatsvinden?
Geef eveneens de berekening van de alsdan verschuldigde overdrachtsbelasting,
indien daarvan sprake is.
De erfgenamen zijn ieder voor ⅓ gerechtigd, Inez wordt uitgeboedeld, de andere twee
worden gerechtigd voor ⅙ resp. ⅚.
Alle drie de erfgenamen werken mee aan een verdeling waarbij het deel van Inez wordt
verdeeld. Henry krijgt ⅔, John krijgt ⅓ (in het kader van verdeling deel je altijd toe ook
wat iemand al heeft). Dan volgt er een koop, met als resultaat dat Henry ⅙ erbij krijgt en
dus ⅚ heeft en bij John ⅙ overblijft waarom niet gewoon één verdeling? Er moet ⅓
(Inez) worden verdeeld, daarmee kan je nooit tot de verhouding ⅙ resp. ⅚ komen.
Henry en John kunnen onderling niet verdelen omdat iemand moet ophouden
deelgenoot te zijn (art. 3:182 BW – “krachtens welke een of meer van hen een of meer
goederen verkrijgt, met uitsluiting van de overige deelgenoten”) en dat is hier niet het
geval. Vandaar de koop.
Variant: verdelen waarbij alles wordt toegedeeld aan Henry zodat hij de enig
rechthebbende is, waarna hij een terugoverdracht doet ten titel van koop aan John.
Stel: drie erfgenamen gerechtigd voor ⅙ (Inez), ⅓ (John) en ½ (Henry). Als je gaat
verdelen moet er ten minste een deelgenoot ophouden deelgenoot te zijn en de overige
deelgenoten moeten verkrijgen. Ook dan eerst toedeling van het deel van Inez aan Henry
met meewerking van John: Henry heeft dan 4/6 en John ⅓. En dan verkoop van ⅙ van
John aan Henry.
Over de koop tussen John en Henry is belasting verschuldigd:
Er wordt geheven over ⅙ x 180.000 = 30.000 (maatstaf van heffing)
Tarief: 8% want de recreatiewoning voldoet niet aan eisen van 2%-tarief.
8% x 30.000 = 2.400.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nannebrooimans. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.67. You're not tied to anything after your purchase.