Dit is alle theorie van Biochemie 2, met overal aangeduid waar je wat moet kunnen tekenen. Zelf heb ik het vak perfect gehaald door dit te studeren. Capita selecta niet bijgevoegd, maar je mag me altijd een berichtje sturen moest je deze wensen. Veel succes!
HS 1: metabolisme van de lever
1.1 selectieve aspecten van het saccharide metabolisme
Lever speelt een centrale rol. Hij heeft een goeie doorbloeding en staat in serie met de darm
ideale orgaan voor een snelle en efficiënte homeostase. De stoffen die toekomen in de lever worden
gemetaboliseerd en opgestapeld of doorgevoerd naar het bloed.
Het saccharide metabolisme is dynamisch omdat het geregeld wordt via allosterie en
signaaltransductie via de hormonen insuline, glucagon en epinefrine (adrenaline).
De centrale molecule in het saccharide metabolisme is het geactiveerd en geladen glucose-6-fosfaat.
1.1.1 het glycogeen metabolisme
Glycogeen wordt alleen opgeslagen en vervoerd in de lever en de spier. De lever kan meer glycogeen
opslaan in een kleiner oppervlak, maar spier grootste voorraadplaats want heeft een grotere massa.
Kort na de inname van voedsel is er een hoge bloed glucosespiegel (tijdelijke piek = hyperglycemie).
De overmaat aan glucose kan ofwel afgebroken worden in de glycolyse, ofwel opgeslagen worden in
de lever of spier.
Glycogenolyse
Het is een eenvoudige katabole weg van 4 stappen:
- in stap 1 wordt glycogeen omgezet tot glucose-1-P door een fosforylase (knipt het polymeer
in monomeren)
o fosforylase wordt hormonaal geregeld
- enkel in de hepatocyt hebben we nog een uniek enzyme nl fosfatase om het monomeer
glucose-6-P om te zetten in glucose, die een neutrale molecule is en zo vervoerd kan worden
vanuit de lever naar andere delen die energie nodig hebben myocyten hebben dit
fosfatase niet dus kunnen geen glucose vrijstellen aan andere weefsels (enkel eigengebruik)
Glycolyse
- glucose wordt omgezet tot het actief glucose-6-P via een hexokinase
o glucose-6-P is een allosterische inhibitor: bij te veel glucose-6-P dat niet meer verder
reageert omdat de glycolyse gestopt is omdat we geen energie meer nodig hebben
gaan we over naar glycogenese vanuit glucose-6-P kan de glycogenese starten dus
zou dom zijn om de overmaat aan glucose-6-P te inhiberen
o oplossing: het enzyme glucokinase gaat de glycolyse pas inhiberen na de volgende
stap nl vorming van fructose-6-P nu pas zal lever stoppen met de aanmaak van
glucose-6-P
1
,1.1.2 de gluconeogenese
Gluconeogenese zorgt voor de synthese van glucose als er niet genoeg opgenomen wordt via de
voeding en de glycogeen voorraad al verbruikt is. Het proces komt pas traag op gang en verbruikt
heel veel energie (2 mol pyruvaat nodig voor 1 mol glucose) Het is complementair aan de glycolyse.
De zeven reversiebele stappen uit de glycolyse zijn identiek in de gluconeogenese. De drie
irreversiebele stappen worden als soort van “by-pass” vervangen door vier nieuwe irreversiebele
stappen (stappen 10, 3 en 1 uit de glycolyse gekatalyseerd door respectievelijk het pyruvaat kinase,
het fosfo-fructokinase-1 en het hexokinase).
Je moet niet starten uit pyruvaat: je kan ook uit oxaalacetaat starten (1 stap minder om te doen) of
uit een precursor van pyruvaat (extra stappen) bv lactaat (suiker), alanine of aspartaat (AZs) en
glycerol (vetten)
- lactaat <-> pyruvaat = Cori cyclus: gunstig voor zowel spier als lever
- ala/asp <-> pyruvaat/oxaalacetaat
- glycerol glycerol-3-P di-OH-aceton-P (slaat 4 ATP vragende stappen van glycolyse over)
- herkauwers hebben nog een 4e alternatief voor precursor nl het propionaat
1.2 selectieve aspecten van het lipiden metabolisme
1.2.1 transport en mobilisatie van lipiden
De lipiden zorgen voor belangrijke energievoorziening. Lipiden afkomstig van voedsel = exogene
lipiden vooral triacylglycerolen, beetje glycerofosfolipiden en beetje cholesterol(-ylesters).
Na vertering van de TAGs in de darm via de pancreas (fosfo)lipasen worden de gevormde
afbraakproducten via reësterificatie in de dunne darm opnieuw omgezet tot TAGs. TAGs zijn niet
wateroplosbaar.
Specifiek transport voor de vrije vetzuren en glycerol:
- Een fractie van de vrije vetzuren worden gebonden aan albumine; de belangrijkste
transportmolecule in bloed
o Synthese van albumine gebeurt in de lever
- Na vertering kunnen de gevormde vrije vetzuren en glycerol via het bloed naar de lever
Transport van de hydrofobe lipiden: we gaan de slecht wateroplosbare lipiden gaan inpakken met
beter wateroplosbare moleculen nl apo-lipo-proteïnen waardoor we sferische micellen gaan vormen
= lipoproteïnen = chylomicronen dit proces noemt solubilisatie
- Buitenste schil bestaat uit polaire koppen van fosfolipiden
- Binnenste schil bestaat uit de hydrofobe vetzuurstaarten
- Binnenin zitten de triacylglycerolen, cholesterol en zijn esters
Dit zijn grote bollen dus kunnen niet zomaar via de vena porta naar de lever getransporteerd
worden. We hebben een by-pass nodig: transport via de lymfe, de lever wordt omzeild. De lipiden
komen daardoor eerst perifeer terecht en gaan naarmate we verder gaan kleiner worden omdat er
continu lipiden afgestaan worden.
- Exogene lipiden = chylomicronen afkomstig uit voedsel
o Geeft de triacylglycerolen af aan het vetweefsel en beetje aan de spier
2
, o Deze restjes die enkel uit cholesterol bestaan kunnen wel via het bloed rechtstreeks
naar de lever gaan
- Dé novo gesynthetiseerde lipiden = endogene lipiden
o Worden niet getransporteerd via chylomicronen, maar een andere soort micellen nl
‘density lipoproteïns’ DL er zijn verschillende soorten DLs
VLDL very low DLs (laagste dichtheid)
IDL intermediate DL
LDL low DL
HDL high DL
o De lever maakt zelf TAGs en cholesterol aan en deze zitten vervat in VLDLs
o VLDL gaat eerst zijn TAGs gaan afgeven aan de periferie (vooral spier) waardoor ze
kleiner worden en de densiteit dus groter wordt
o Nu hebben we IDL en dan LDL vet verdwijnt maar proteïnen in de schil blijven
o LDL hebben nu nog enkel de cholesterol over en geven deze af aan de periferie
deze is de slechte cholesterol omdat het kan blijven circuleren in het bloed
o De HDLs hebben de goede cholesterol omdat ze heel snel de overmaat aan
cholesterol uit de periferie terug kunnen afgeven aan de lever
2e functie van HDLs:
Exogene lipiden: afgeven van apo-lipo-proteïne E en C aan onvolledige chylomicronen waardoor deze
kunnen blijven plakken aan een transmembranair lipase dat de lipo-proteïnen herkent, de
cholymicron bol vastpakt en de TAGs laat wegsmelten. Cholesterol blijft over als restje en bindt op
een receptor zodat het in de lever terechtkomt.
Endogene lipiden: zie 2e tekening
1.2.2 de ketogenese en ketolyse
Bij een negatieve energiebalans bv veroorzaakt door partus, vasten, pathologie… hebben we een
tekort aan sacchariden. Er zijn 2 manieren om dit op te lossen
- gluconeogenese: maar dit zorgt voor tekort aan oxaalacetaat als precursor in de Krebs cyclus
- vetzuur katabolisme = lipolyse via B-oxidatie: dit zorgt voor overmaat aan acetyl-CoA
(metaboliet) naar de Krebs cyclus
o bij vasten is de krebs cyclus niet in staat de overmaat aan acetyl-CoA te verwerken
alternatief om dit te verwerken is de ketogenese = acetyl-CoA omzetten in ketolichamen
functie: de overbelasting van de krebs cyclus doen stoppen en de indirecte energie niet
verloren laten gaan door de ketolichamen als energiebron te gebruiken bij de ketolyse
De ketogenese gebeurt exclusief in de lever. Het basisketolichaam is acetoacetaat vormt na
reductie het B-hydroxy-butyraat/-boterzuur of na decarboxylatie het aceton. TEKENEN PPT
- B-hydroxy-butyraat is eigenlijk geen keton, maar een alcohol.
- Aceton is kwantitatief en functioneel het minst belangrijkste ketolichaam, want het is
vooral een excretieproduct.
- Meestal alleen B-hydroxy-butyraat en acetoacetaat tijdens (patho)fysiologische stress als
alternatieve brandstof gebruikt omdat ze een betere wateroplosbaarheid hebben dan lipiden
en vetzuren waardoor deze ketolichamen vlot tot de skeletspieren, hersenen, hart en
nieren geraken.
- Ook in de darm wordt uit de ketolichamen energie betrokken.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jenniferameye. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.78. You're not tied to anything after your purchase.