100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Management Samenvatting 2022 $6.05   Add to cart

Summary

Management Samenvatting 2022

 137 views  5 purchases
  • Course
  • Institution

Samenvatting van alle lessen/ppt's, inclusief de intermezzo's (eventuele examenvragen)

Preview 4 out of 46  pages

  • June 4, 2022
  • 46
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Management
College 1: De grote lijnen
1.Inleiding
Examenvraag: Economie = een sociale wetenschap, economie = geen exacte wetenschap
Schaarste: beperkte hoeveelheid middelen
Keuzeproblemen: veelheid aan bestedingsmogelijkheden
3 Begrippen:
- Behoeften: Verlangens van de mens, vervulling door inzet van schaarse middelen,
verschillende zake kunnen een behoefte vervullen: substituten, het nut van goederen
is subjectief, en dus kan de prijs variëren van persoon tot persoon.
Welvaart = de mate waarin de behoeften worden vervuld met schaarse middelen
Welzijn = de combinatie van welvaart met vervulling van niet meetbare behoeften
- Productiefactoren: Arbeid, natuur en kapitaal
- Goederen: Gericht op behoeftevervulling, verschillende soorten goederen.
3 Spelers:
- Gezinnen: consumeren, bron van arbeid, binnen het gezin veel economische
activiteit.
- Bedrijven: samenbrengen en vergoeden van productiefactoren, creëren van winst
- Overheid: vormt het kader waarbinnen gezinnen en bedrijven opereren
2. Theorieën
De voorlopers  Mercantilisme en fysiocratie
Mercantilisme: obsessie met edele metalen, zo weinig mogelijk andere naties laten verkopen
aan u, Nationalisme en protectionisme
Fysiocratie: obsessie met landbouwgrond, hoe groter de landbouwgrond hoe hoger de
productie per m²
Adam Smith:
Wealth of Nations: Startpunt van economische wetenschap
 Vrijhandel vs Mercantilisme
 Ambacht, handel en industrie vs fysiocratie
John Maynard Keynes:
 Afwijzen van neoklassieke macro-economie
 Overheidsgeld als motor (anticyclisch budget, zie coronacrisis: mensen zitten thuis en
krijgen uitkering net zoals horeca etc.)
 Belang van koopkracht: vraag-economie

,  Milton Friedman zette de neoklassiek economie weer op de troon
(Aanbodeconomie!!)
Karl Marx:
 Ontstaan uit ontbering fabrieksarbeiders (film Daens)
 Totalitaire visie op samenleving
 Slecht arbeid heeft waarde, handel etc. niet
 Afschaffing privébezit, centraal geleide economie


Economische orde= centrale mechanisme van een samenleving om het economisch
probleem op te lossen
3 Aspecten:
1. Allocatiemechanisme: Hoe vinden mensen, middelen en goederen hun weg?
2. Eigendomsrechten: wie of wat bezig arbeid, kapitaal en goederen?
3. Centrale drijfveer: in wiens belang?
Allocatiemechanisme
- Markteconomie: vrijwillige ruil via markt, gedecentraliseerd privaat initiatief,
concurrentie als motor
- Gemengde econome: combinatie marktallocatie en overheidsingrijpen
- Centraal geleide economie: centrale overheid regelt gehele economie, vastgestelde
prijzen, opgelegde jobs, consument afwezig
- ZIE SLIDE 41!! Link met het politiek systeem
Eigendomsrecht
- Kapitalisme: privaat eigendomsrecht, basis van vrije en democratische systemen
- Communisme: alles in bezit van de staat
Centrale drijfveer
- Liberalisme: individuele ontwikkeling
- Collectivisme: vooruitgang van de staat


Uitdagingen voor de vrije markt:
1. Ongelijkheid: komt in elke systeem voor, maar huidige discrepantie begint het
marktevenwicht te verstoren
2. Klimaatverandering zal een fundamentele stresstest zijn voor de gehele samenleving
3. Artificiële intelligentie: kan zorgen voor een enorme welvaartssprong, maar eveneens
een enorme sprong in ongelijkheid

,3. Grondslagen
Startpunt economische ‘wetenschap’ = het individu
De ‘homo economicus’:
- Kan eigen preferenties bepalen
- Rationeel
- Eigenbelang
Behavioral economics: als correctie op homo economicus
Trade-offs:
Economische vraagstuk = schaarse middelen vs behoeftes
Productiemogelijkhedencurve  slide 67
Welvaartscurven  slide 68 (hoe verder weg van de oorsprong, hoe groter de welvaart)
Marginale beslissing:
De mate waarbij het opdrijven van een handeling (marginale kost) bijdraagt het
opdrijven van de baten van de handeling (marginale baten)
Zolang de marginale kost kleiner is dan de marginale baten => activiteit opdrijven
MK =MB  optimaal
Structurele beslissing
De mate waarbij de totale kost zicht verhoudt tot het totale baten
The ‘invisible hand’ van Adam Smith:
Aanbodcurve: hoe hoger de prijs van een product, hoe meer mensen bereid zijn te verkopen
Vraagcurve: hoe lager de prijs van een product, hoe meer mijn bereid zijn te kopen
- Prijzen zijn relatief en weerspiegelen ‘schaarste’
- Omgevingsfactoren kunnen prijsvorming dynamisch maken


College 2: Geld
1. Wat is geld
Ruilen:
- Rechtstreekse ruil: bv schaap voor porselein
- Onrechtstreekse ruil: eigenaar schaap wil porselein, maar eigenaar porselein wil
graan. Dus eigenaar schaap moet op zoek naar iemand die graan heeft en een schaap
wil
Hieruit zal blijken dat er een complexe ruil zal ontstaan als een land welvarender wordt

, Metalen als tussengoed  goud en zilver omdat dit zeldzaam genoeg was. Er was een
beperkte hoeveelheid, maar voldoende zodat iedereen er wat van heeft.
Metalen standaard  goud, zilver en koper werden de algemeen aanvaarde ruilmiddelen in
Eurazië vanaf de millennia voor het begin van onze tijdsrekening
Zilver of goud?
Aanvankelijk bimetallisme ( goud was zeldzamer en zilver was couranter)
Productie goud en zilver beïnvloeden prijzen van goederen en onderlinge verhoudingen
 Monometallisme: eind 19e eeuw qausi algemene goudstandaard
 Nationale munten hadden een pariteit in goud en dus ook een onderlinge pariteit
De geldmultiplicator?
BANK A  1000 EUR
Waarvan 150 EUR reserve
En 850 lening aan BANK B
BANK B doet hetzelfde met BANK C
(liquiditeitsquote van 15%)
 Banken creëren geld door uitlenen, men heet dit Fractional Reserve Banking
Gevolg –> RUN ON THE BANK!! Dia 25


1999 –> Invoering van de EURO
De bevoegdheid emissie biljetten ligt nu bij de Europese Centrale Bank
De ECB zorgt voor:
- Monetaire stabiliteit
- Prijsstabiliteit
- Bankentoezicht


RUN ON THE DOLLAR:
- In de jaren 60 waren er te veel dollars in omloop
- De VS drukten te veel dollars wat zorgden voor een overwaardering van dollars
- VS konden convertibiliteit niet langer garanderen
- Andere landen begonnen hun dollars in te ruilen tegen goud

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller EM3. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.05. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

78998 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.05  5x  sold
  • (0)
  Add to cart