Verschijnselen en gebieden kunnen uit vier kanten (dimensies) bestudeerd worden.
De fysische dimensie:
Natuurlijke processen die van invloed zijn op een gebied of verschijnsel, zoals:
klimaat, reliëf, bodem, plantengroei.
De Sociaal – culturele dimensie:
Waarbij het gaat over de manier waarop ze met elkaar samenleven.
De politieke dimensie:
Waarbij de politieke invloed van overheden / belangengroepen centraal staan.
De economische dimensie:
De invloed van de wijze waarop mensen produceren en consumeren.
1
,VWO 6 Globalisering en Zuid - Amerika
Kaartvaardigheden
Een goede kaart moet aan een aantal eisen voldoen:
1 Titel
2 Noordpijl
3 Legenda
4 Schaal.
De legenda geeft uitleg van kleuren en symbolen op een kaart
De schaal geeft de mate van verkleining aan. Dat kan op twee manieren:
Via het schaalgetal 1: 100.000.
Dat wil zeggen dat 1cm op de kaart 1 km in werkelijkheid is.
Een andere manier is het schaalstokje.
Er zijn drie soorten kaarten:
1 Landkaart: Deze geven je een algemeen beeld van de aardoppervlakte,
zoals wegen, rivieren en steden.
2 Navigatiekaart: Deze worden gebruikt voor het uitzetten of volgen van een route, zoals
wegenkaarten.
3 Thematische kaart: Hierbij staat niet het gebied maar een bepaald onderwerp
centraal, zoals werkeloosheid, bevolkingsdichtheid enz. Er zijn
maar liefst acht verschillende type thematische kaarten…
Gelukkig staan ze op kaartblad 13 in de bosatlas.
2
, VWO 6 Globalisering en Zuid - Amerika
De belangrijkste drie op een rijtje
Chloropleet
Een chloropleet laat met 1
kleur de verschillen tussen
gebieden zien. Hoe donkerder
de kleur, des te meer er van
iets is.
Isolijnen- of isopletenkaart
Deze lijnen verbinden punten
met een gelijke waarden.
Ze worden vaak gebruikt om
de hoogte of de temperatuur
van gebieden weer te geven.
Mozaïekkaart
Hier worden verschillende
kleuren gebruikt. Dat is beter
als de ene waarde op de kaart
niet hoger of lager is dan de
andere. Mozaïekkaarten
gebruik je bijv. om
verschillende talen of volken op
een kaart weer te geven.
Zelf een choropletenkaart maken.
Deze kaart moet aan een aantal eisen voldoen:
Als je regio’s gaat indelen, doe je dat op grond van slechts één bepaald criterium /
kenmerk.
Als je een cohort-indeling (indelingsgroep, zoals van 0 – 10; 10 – 20; 20 – 30 etc.)
maakt, moet die aan twee eisen voldoen: de cohorten moeten even groot zijn (dus
niet 0 – 3; 3 – 9; 9 – 11 etc.) en in elk cohort moet minimaal één gegeven zitten.
Bij een choropletenkaart mag je maar één kleur gebruiken – van licht (weinig) naar
donker (veel).
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller veerlekrips. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.43. You're not tied to anything after your purchase.