Eco samenvatting
1.1 Iedereen vraagt een tal van producten en diensten. Vraag naar producten en
diensten wordt niet alleen bepaald door behoeftebevrediging, ook de prijs. Hoe hoger de
prijs, hoe kleiner de gevraagde hoeveelheid.
Consumenten die producten vragen, bedenken telkens hoeveel ze van iets willen kopen
nadat ze de prijs weten individuele vraag; aantal eenheden dat een consument ergens
van wil kopen bij een bepaalde prijs. Deze vraag kun je waarnemen.
Vanuit de individuele vraag kun je de betalingsbereidheid afleiden; maximale prijs die een
consument wil betalen voor een product bij een gegeven aantal. Consumentensurplus;
maatstaf betalingsbereidheid. Consumentensurplus van 1 consument individuele
consumentensurplus. Discrete vraag; gehele getallen. Als de getallen wel gebroken mogen
zijn kun je dat weergeven in een individuele vraaglijn. Continue vraag; tussenliggende
getalen.
Hoe lager de prijs, hoe groter het op van de driehoek hoe groter het individuele
consumentensurplus. Vraag naar product beïnvloed; individuele voorkeuren, budget
aanwezigheid substitueerbare producten, bestaan van complementaire producten en
exogene factoren.
- Bereid meer voor product te betalen als je er een voorkeur voor hebt.
- Vraag naar product neem toe als budget groter wordt, meer geld meer
eenheden.
- Om in behoefte voorzien, verschillende producten beschikbaar. Substitueerbare;
voorzien in bevrediging van dezelfde behoefte.
- Complementairebare producten; ene product in complementair aan het andere
product ze vullen elkaar aan.
- Vraag wordt ook beïnvloed door omstandigheden waar je geen invloed ophebt
exogene factoren.
1.2 Collectieve vraag; verbrand tussen prijs en hoeveelheid die door een hele groep
wordt gevraagd. Afzetgebied; gebied waar producten zijn product verkoopt. Collectieve
vraag is optelsom van alle individuele vragen, deze geeft aan wat alle consumenten samen
vragen bij een bepaalde prijs. Collectieve gevraagde hoeveelheid van een product daalt als
de prijs stijgt.
Collectieve consumentensurplus; mate waarin de consumptie van product bedraagt aan
welbevinden van alle consumenten in de groep.
1.3 prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid geeft aan hoeveel procent de
gevraagde hoeveelheid verandert als gevolg van prijsverandering.
procentuele verandering gevraagde hoeveelheid
Prijselasticiteit =
procentuele verandering prijs
Prijselasticiteit is een negatief getal. Gevraagde hoeveelheid stijgt als de prijs daalt. Omzet
prijs x gevraagd hoeveelheid.
(nieuw −oud)
X 100% = verandering gevraagde hoeveelheid
oud
, 1.4 inkomenselasticiteit; procentuele verandering in gevraagde hoeveelheid als gevolg
van procentuele verandering in inkomen.
2 typen goederen; normale- en inferieure goederen. Normale; meer van gekocht wordt als
het inkomen stijgt. Bij inkomenselasticiteit boven 1 is de procentuele stijging van de
gevraagde hoeveelheid groter dan dat van het inkomen luxegoederen. Als het tussen de 0
en 1 ligt neemt gevraagde hoeveelheid met kleiner percentage toe dan het percentage
waarmee het inkomen stijgt noodzakelijke goederen.
Inferieure; wordt minder van gekocht bij stijgend inkomen. Inkomenselasticiteit negatief
getal. Zijn overalgemeen goedkope producten van lage kwaliteit.
Consumenten schaffen productcombinaties aan; totale budget wordt uitgegeven aan aantal
verschillende producten.
Elasticiteiten geven de procentuele verandering aan van een variabel als gevolg van
procentuele verandering van andere variabele. Prijselasticiteit van gevraagde hoeveelheid is
negatief getal vanwege ‘wet van vraag’. Met inkomenselasticiteit kunnen goederen worden
ingedeeld in normale goederen en inferieure goederen. 2 soorten normale goederen;
luxegoederen en noodzakelijke.
2.1
Produceren betekent dat er productiefactoren worden gebruikt om een product te maken,
er zijn er 4; arbeid, kennis, kapitaal en locatie.
Arbeid is het menselijk handelen tijdens productie. Kennis omvat alle kunde en
vaardigheden die in het productieproces worden gebruikt. Er zijn 2 soorten kapitaal; fysiek
en financieel. Bij fysiek horen bv een bedrijfsauto of fabriekshal. Financieel kapitaal is het
geld dat nodig is om te kunnen produceren. Locatie van de productie. Dat kan een stuk
grond zijn of kantorencomplex. Productiefactoren beïnvloeden elkaar, kennis heeft invloed
op arbeid; hoe meer kennis, hoe beter bruikbaar zijn arbeid. Een zakelijk ver dienstverlener
vestigt zich juist dicht bij zijn klanten. De locatiekeuze wordt ook beïnvloed door kosten van
andere productiefactoren.
De productiefunctie laat zien hoeveel inzet nodig is voor een bepaalde functie.
2.2
Produceren kost geld. De kosten die gemaakt moeten worden om iets te produceren, zijn
productiekosten. Er zijn 2 soorten.
Vaste kosten zijn kosten die niet veranderen als er meer of minder wordt geproduceerd. Je
noemt vaste kosten ook wel constante kosten. Variabele kosten zijn kosten die wel
veranderen als er meer of minder wordt geproduceerd, zoals arbeidsloon. De hoogte van
variabele kosten wordt bepaald door productiefunctie. Uiteindelijk zal een producent
moeten kijken naar alle kosten die hij maakt totale kosten van de productie; optelsom
van variabele kosten en vaste kosten.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kikiegberts1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.72. You're not tied to anything after your purchase.