100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Geschiedenis Feniks hoofdstuk 1&2 3VWO $6.71   Add to cart

Summary

Samenvatting Geschiedenis Feniks hoofdstuk 1&2 3VWO

 0 view  0 purchase
  • Course
  • Level

Samenvatting van Geschiedenis hoofdstuk 1&2 3VWO

Preview 2 out of 6  pages

  • June 7, 2022
  • 6
  • 2020/2021
  • Summary
  • Secondary school
  • 3
avatar-seller
Geschiedenis
Hoofdstuk 1 & 2

 Tijd van de burgers en stoommachines (1800- 1900)


Hoofdstuk 1: Nederland 1830-1900

§1.1: Koning Willem I
Na de Franse revolutie verdween de republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, Lodewijk (broertje
Napoleon) werd in 1806 de koning van Holland. Maar doordat hij handel met Engeland toeliet, haalde
Napoleon Lodewijk terug naar Frankrijk en werd Nederland een onderdeel van Frankrijk (1810-1813). In 1813
waren de laatste dagen van het Franse keizerrijk  Willem Frederik van Oranje kwam (zoon laatste stadhouder) 
hij werd de eerste koning van het koninkrijk der Nederlanden. Dit was perfect voor Groot-Brittannië; ze wilden
voorkomen dat Frankrijk ooit nog een veroveringsoorlog zou beginnen  buffer: NL, België, Luxemburg (;
eentje met voldoende tegenwicht voor Frankrijk, maar niet te groot, als bedreiging voor Engeland). Nederland
werd een gecentraliseerde eenheidsstaat (= sterk centraal bestuur & geringe macht in provincies).

Koning Willem I wilde van NL een welvarend land maken (koning-koopman): Willem focuste zich op de
economie, zo toonde hij interesse voor de moderne industrie. De Nederlandse Handelmaatschappij (NHM)
was het verbindingsstuk tussen de internationale handel in het noorden en het zuiden.  Schepen brachten
industrieproducten naar Nederlands-Indië en grondstoffen terug.



Koning Willem I kreeg de taak om de noordelijke en zuidelijke Nederlandse gewesten samen te voegen, die in
de loop van de tijd verschillend zijn geworden (1815: koninkrijk Nederland  NL, BE, LUX).
Er kwam een grondwet met de regels van het koninkrijk  Nederland werd een constitutionele monarchie
(staatsvorm met een erfelijk koningschap), waarbij de macht van de koning werd beperkt door een grondwet.
Ondanks dat had de koning nog steeds veel macht: hij benoemde de ministers en nam vaak beslissingen buiten
hen om. In 1815 woonden er in de Noordelijke Nederlanden veel minder mensen dan in de zuidelijke: om
overheersing te voorkomen, eiste het Noorden hetzelfde aantal vertegenwoordigers in de Staten-Generaal als
het Zuiden. Het noorden kreeg zijn zin. De koning kreeg de bevoegdheid om zelf leden van de eerste kamer te
kiezen. De eerste kamer kon wetten verwerpen terwijl die door de tweede kamer waren goedgekeurd: de
geringe (kleine, onbelangrijke) macht van de tweede kamer wekte kritiek op.  Ze wilden minder macht voor de
koning.

Vooral de cultuurpolitiek zorgde voor onrust in het Zuiden: zo moesten alle priesterstudenten colleges volgen
aan het ‘Collegium Philosophicum’  de bisschoppen voelden zich daardoor sterk in hun vrijheden beknot. Ook
was er ontevredenheid over de taalpolitiek: die politiek ging in tegen de heersende tendens van verfransing in
het Zuiden. De Zuid-Nederlander de Potter wees de manier af waarop de Noordelijke politiek aan het Zuiden
werd opgelegd.  Liberalen & katholieken werkten ondanks de verschillen tussen hen samen tegen de koning. 
Collegium Philosophicum sluit & taal- en onderwijspolitiek gematigd. De koning slaagde er niet in om het
Noorden en Zuiden samen te voegen. In 1830 kwam België in opstand: ze wilden vrijheid en een eigen
koninkrijk.  KroonpPrins Willem ging met de opstandelingen onderhandelen  de koning wilde hier niets van
weten & stuurde prins Frederik, die het hard (militair) aanpakte. Uiteindelijk werd iIn 1839 werd officieel
besloten om het verenigd koninkrijk der Nederlanden op te splitsen in 2 onafhankelijke staten: Nederland &
België.

§1.2: Nederland als koloniale mogendheid


1

, De verhouding tussen de Republiek en Engeland was slecht: er werd regelmatig oorlog gevoerd. Engeland
bezette koloniale gebieden (Suriname, Nederlands Indië). N, na afloop werd het merendeel teruggegeven. De
VOC ging failliet  in 1815 kreeg de Nederlandse overheid een deel van de vroegere factorijen van de VOC in
handen. De Nederlandse overheid (Willem I) nam Nederlands-Indië over. Koning Willem I belooft er een
‘bloeiend, welvarend en gelukkige’ kolonie van te maken. Daar kwam niet veel van te recht  inheemse vorsten
waren er niet gelukkig mee dat zij een deel van hun macht moesten afstaan.  Protesten in NL; Indische boeren
werden onderdrukt.

Onder leiding van prins Diponegoro ontstond er in 1825 de Java-oorlog. Diponegoro geloofde dat hij de
uitverkorene was om heerser te worden over heel Java en de ‘heidenen’ (niet-moslims) te verjagen. De
opstandelingen brachten het Nederlands-Indische leger grote verliezen toe. Na vijf jaar was het duidelijk dat
de Javanen de strijd niet konden winnen  onderhandelingen, echter werd Diponegoro gearresteerd en
verbannen naar een verre uithoek van de Indische archipel. Uiteindelijk bleek dat Indië veel meer geld kostte
dan dat het opbracht.

Koning Willem I wilde dat Nederlands-Indië meer ging opleveren  cultuurstelsel (bedenker: gouverneur-
generaal Johannes van de Bosch, om grotere welvaart te bereiken moest je de mensen onder dwang tot
harder werk aangezet worden.) Via de Indische vorsten moest de Javaanse boerenbevolking 1/5 van de grond
bebouwen met landbouwgewassen voor de Europese markt. Hiervoor kregen de Javanen ‘plantloon’  meer
contant geld. De winst van het cultuurstelsel kwam in de Nederlandse schatkist: ‘batig slot’ (30% van de totale
staatsinkomsten). Om alle verbouwde producten naar de havensteden te vervoeren, werd de lokale bevolking
gedwongen de infrastructuur te verbeteren. De bestuursambtenaren en Indische regenten die toezicht
moesten houden op de belastinginning, kregen ook een beloning: de cultuurprocenten, hoe meer de boer
geeft, hoe meer de Indische regenten krijgen.  Misbruik. Eduard Douwes Dekker was het oneens met deze
vormen van machtsmisbruik en uitbuiting  hij schrijft een roman over wat hij heeft gezien in de kolonie (Max
Havelaar), met als schrijversnaam Multatuli.  Impact, ze geven wat terug aan Nederlands-Indië.

In 1860 werd het cultuurstelsel afgeschaft door de minister van de koloniën: Engelbertus de Waal. In 1863
werd de slavernij verboden. In 1870 werd de Agrarische wet ingevoerd: particuliere ondernemers kregen de
mogelijkheid om langdurige pachtcontracten at te sluiten.  Nederlandse planters vestigden zich op de eilanden
en legden daar plantages aan  grootschalige productie suiker, koffie, thee, tabak, rubber. Later bleek dat
Nederlands-Indië rijk was aan grondstoffen (aardolie, tinerts)

Na 1870 breidde Nederland met inzet van het leger het koloniaal gezag uit naar andere eilanden: KNIL
(koninklijk Nederlands-Indische leger). Omdat de militairen van het KNIL over modernere wapens beschikten,
werd de weerstand tegen het Nederlandse modern imperialisme (periode waarin een aantal West-Europese
landen, door koloniën te veroveren, een groot koloniaal wereldrijk opbouwden). De Inheemse vorsten
moesten een verklaring ondertekenen waarin ze beloofden zich aan het Nederlandse gezag te onderwerpen
en dat ze geen betrekkingen met vreemde mogendheden zouden onderhouden. Voortaan zouden ze trouw
alle regels van de Nederlandse overheid nakomen. Pas in 1914 was heel Nederlands-Indië onder het
Nederlandse bestuur gebracht.

Het drong steeds meer Nederlanders door dat de Indische bevolking onder slechte omstandigheden leefden. 
Oneerlijk. In 1899 publiceerde iemand die in Nederlands-Indië werkzaam was, een artikel dat veel ophef
veroorzaakte (teruggave van verdiende miljoenen als "ereschuld").  1901: Ethische politiek; Nederland legde
de verplichting op om de welvaart en het welzijn van de Indische bevolking te verbeteren (o.a. ziekenhuizen &
onderwijs).

§1.4: Sociale verhoudingen
In de eerste jaren van het verenigd koninkrijk der Nederlanden leefde een groot deel van de
bevolking in armoede; er was weinig werk  geen/weinig inkomen. Er begon industrie op te komen
(industrialisatie); veel nadelen (er werkten vooral vrouwen & kinderen):
 Werkdagen waren lang
 Lage lonen

2

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller denise17112006. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.71. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

82191 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.71
  • (0)
  Add to cart