H1 – Het vakgebied Ruimtelijke Ordening en Planologie
PARAGRAAF 1.1
Hoofddoel ruimtelijke ordening en planologie: zorgen voor een zo goed mogelijke leefomgeving.
Ruimteclaim: de vraag naar ruimte.
De maatschappij (alle burgers, bedrijven, overheden en belangengroepen) bepaalt uiteindelijk hoe
de leefomgeving eruit komt te zien.
We grijpen nu in, maar zijn daarbij gericht op de toekomst en we moeten rekening houden met het
verleden.
Verschil ruimtelijk ordening en planologie: ruimtelijke ordening geeft het praktische handelen weer.
Planologie is de wetenschap die daarvoor de kennis aanreikt.
PARAGRAAF 1.2
Zes deelgebieden ROP:
1. Kennis over de leefomgeving zelf. (WAAR)
2. De wijze waarop de gebieden gebruikt worden. (WAT) ruimtegebruik
3. Redenen om in te grijpen in een leefomgeving. (WAAROM)
4. Planvorming. (HOE)
5. Wie is er betrokken bij het plan. (WIE) actoren
6. De rol van de planoloog/welke tools zijn nodig. (WAARMEE)
PARAGRAAF 1.3
Belangrijk om op te letten bij WAAR:
1. Gebiedskenmerken: elk gebied is anders
2. Schaalniveau: bepaalt hoe je te werk gaat.
Hoe hoger het schaalniveau, hoe verder men over het algemeen in de toekomst kijkt.
De belangrijkste ruimtelijke functies: wonen, werken, recreatie (of voorzieningen) en vervoer.
1
,PARAGRAAF 1.4
Het doel van ruimtelijke ontwikkeling en planologie is om te zorgen voor een zo goed mogelijke
wederzijdse aanpassing van enerzijds de maatschappij en anderzijds de fysieke leefomgeving.
Ruimtelijke ontwikkeling is dienstbaar aan het algemeen belang: zaken die voor iedereen goed zijn
en waar niemand op tegen is.
Het uiteenrafelen van abstracte doelstellingen in het algemeen belang naar steeds concretere
doelstellingen wordt wel een doelboom genoemd.
PARAGRAAF 1.5
Een plan kan een stelsel van afspraken zijn waarmee men bepaalde doelstellingen wil bereiken, maar
het kan ook een opzet zijn.
Planning is gericht op een specifieke situatie waarin iets moet worden gerealiseerd.
Drie sturingsmiddelen:
1. Wetgeving
2. Communicatie
3. Prikkels
De planvorming behelst niet alleen de inpassing in de omgeving, maar ook de afstemming met het
beleid van aanpalende beleidsterreinen en met de schaalniveaus.
PARAGRAAF 1.6
De samenleving/de maatschappij bestaat uit een heleboel individuen en organisaties die actoren
worden genoemd.
Het Rijk bestaat uit een aantal ministeries. Deze ministeries vertegenwoordigen vaak één of meer
maatschappelijke sectoren.
Binnen sectoren: belangengroepen.
Partijen die invloed hebben op de ruimtelijke ordening:
De overheid
De gemeente
De provincie
Het Rijk
Ministeries
Belangengroepen
Europese Unie
Enkele typen organisaties.
PARAGRAAF 1.7
2
,Drie typen activiteiten van planologen:
1. Onderzoek doen
2. Ruimtelijke plannen maken
3. Proces managen om tot een plan en de uitvoering daarvan te komen
Ontwerp en vormgeving zijn zeer sterke communicatiemiddelen.
Het gaat niet alleen om een mooi plan, het gaat ook om de haalbaarheid en de realisatie.
PARAGRAAF 1.8
De periode voor 1901:
1901: Woningwet (startpunt ruimtelijke ordening in Nederland)
Meer dan 1 miljoen woningen in Nederland
Wel bouwverordening: om grondeigenaren en speculanten te dwingen tot op zijn minst
veilige woningbouw.
Door groei van de bevolking snelle stadsuitbreidingen.
19e eeuw: industriële revolutie revolutiebouw.
Nederland als vroeg bekend om waterstaatkundige wateren.
Decreet Napoleon: classificeren van industriële branches in drie categorieën naargelang hun
mate van vervuiling, het scheiden van stedelijke gebieden voor industrie van dei voor wonen,
wettelijk verplichte onderzoeken naar vervuilende ondernemingen.
Begin van de planning: 1901 tot WOII:
Eerste verplichting tot plannen maken: 1901
Verplicht een uitbreidingsplan opstellen (voorloper bestemmingsplan)
Eerst onderzoek doen voordat je begint met ontwerpen en bouwen.
Op andere schaalniveaus gekeken
Onderscheid tussen structuurvisie en bestemmingsplan geboren
De bloeiperiode: van WOII tot de jaren 80
Stelsel van ruimtelijke plannen
Basisbesluit: Nederland kreeg een centralistische planning opgedrongen.
Bouwplan + Industrialisatienota
Nationale plannen moeilijk van de grond
Eerste Nota groei van steden in de Randstad die ten koste gingen van andere delen van
het land.
1965: Wet op de Ruimtelijke Ordening.
WRO: democratisering en sterk decentraal opgezet.
Veel vraag naar meer ruimte door: volkshuisvesting, verkeer, economische groei en
recreatiebehoefte.
Tweede Nota gebundelde deconcentratie.
Groeikernen: dorpen op enige afstand van grote steden die de overloop van steden kunnen
opvangen.
Veel aandacht voor planningsproces
Twee kanten aan planologie: de binnenkant (planningsproces en beleid) en de buitenkant
(inrichting).
3
, Derde Nota uitwerkingen in structuurschetsen.
Streven naar compacte stad.
De jaren 80 tot 2010:
Vraag naar effectiviteit van de ruimtelijke planning
Cityvorming: oude buurten moesten wijken voor een modern centrum met kantoren, nieuwe
winkelcentra en verkeersaders.
Het ruimtelijk beleid is er op gericht de gebruikswaarde van een gebied te vermeerderen, de
belevingswaarde te verhogen en de toekomstwaarde te vergroten.
Vierde Nota niet allesomvattend proberen te zijn. Maakt gebruik van wervende beelden.
Belangrijke partijen werden tijdens de planvorming geconsulteerd. De overheid bracht zelf
enkele projecten tot uitvoering.
Ontstaan VINEX-wijken
ABC-locatiebeleid: bedrijven die veel personeel en/of bezoekers trokken, moesten zich
vestigen bij een hoofdstation.
Vijfde Nota Een berekening, een onderbouwing en een beeld van alle benodigde ruimte
die de diverse functies eisten. Strenge grenzen voor stedelijke ontwikkelingen.
Nota Ruimte veel aandacht voor economische ontwikkelingen, kleine rol overheid.
Oproep tot samenwerking. Ontwikkelingsplanologie.
In 2008: gemeenten verplicht tot opstellen structuurvisies. Rijk en provincie bevoegdheid in
de vorm van inpassingsplan.
Samenwerking gemeenten en gebiedsontwikkeling.
2010 tot heden:
Bezuinigd op ruimtelijke ordening
Terugtrekkende overheid
Al het beleid voor mobiliteit en ruimtelijke ordening in één nota gebundeld.
Concurrentiekracht bevorderen: investeren in belangrijkste stedelijke regio’s
Bereikbaarheid is een randvoorwaarde voor concurrentiekracht
Externe veiligheid
Omgevingskwaliteit
H2 – De stad, de burgers en de plannen
PARAGRAAF 2.1
Morfologie: de vorm. Zowel de vorm die op de kaart af te lezen is, als de vorm in het landschap.
Afbakening steden lastiger door:
- Rommelige gebieden aan de randen van steden rafelranden
- Steden zijn erg dicht naar elkaar gegroeid, waardoor dat gebied niet meer als landelijk kan
worden aangemerkt. inversielandschap
Morfologie verwijst naar de fysieke vorm van steden, wijken, parken, gebouwen etc.
Concentrische vorm: min of meer rond met rafelige amorfe randen.
Verbindingen die vanuit het centrum recht naar buiten liepen: radialen.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Balkie03. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.93. You're not tied to anything after your purchase.