Economie: Levensloop
Hoofdstuk 1. Keuzes
Een product is schaars als er een offer of inspanning moet worden geleverd om het te verkrijgen. Goederen waarvoor
geen schaarse middelen worden opgeofferd, bijvoorbeeld lucht, heten vrije goederen. Zowel bij consumeren en
investeren worden producten aangeschaft. Als de producten door de eindgebruiker worden aangeschaft, heet het
consumptie. Als de goederen door een bedrijf worden aangeschaft, heet het investeren. De investeerder gebruikt de
goederen in een productieproces. De goederen heten dan kapitaalgoederen. Middelen die op meerdere manier
inzetbaar zijn, zijn alternatief aanwendbaar.
Als je kiest voor een bepaalde mogelijkheid, offer je de waarden van de alternatieven op. De kosten van het beste
alternatief, die je dus niet hebt gekozen, zijn de opofferingskosten.
Een budget is de hoeveelheid geld die te besteden is. Alle mogelijke combinaties geef je weer in een vergelijking:
Budget = prijs 1 * A + prijs 2 * B
Deze vergelijking is een budgetvergelijking. Met een grafiek kun je alle mogelijke combinaties aangeven, de lijn in die
grafiek heet de budgetlijn. Alles onder de lijn is een mogelijkheid. Een nominaal budget is uitgedrukt in euro's. De
koopkracht of reële waarde is hoeveel producten er met het budget kunnen worden gekocht:
Reële waarde = budget / prijs product
Beslissingen maken zonder dat je weet wat de andere partij kiest, heet een simultaan. Beslissingen waarvan de gevolgen
mede worden bepaald door de beslissingen van de andere partijen, vormen een speltheorie. Hierbij nemen spelers de
beslissingen, ze streven naar een goed resultaat: de pay-off. Dat is de verwachte opbrengst van een keuze. De hoogte
hiervan wordt weergegeven in een pay-offmatrix of een resultatenmatrix. Dit is een tabel waarin elke combinatie van
keuzes is weergegeven.
De dominante strategie is de strategie die het meeste oplevert, ongeacht de strategie van de ander. In een Nash-
evenwicht kunnen de spelers hun opbrengst niet verbeteren door alleen zelf van strategie te veranderen. Een
gevangenendilemma is een speltheorie waarbij twee spelers een dominantie strategie hebben, maar het Nash-
evenwicht niet optimaal is, het is voor beide spelers ongunstig. De pay-off is niet optimaal. Samenwerken of coöperatief
spelen zal in een gevangenendilemma leiden tot een beter resultaat. Als een gevangenendilemma vaak wordt herhaald,
kan dit leiden tot samenwerken. Dit is een herhaald simultaanspel. Een niet-coöperatieve strategie is een strategie
waarbij de partijen niet samenwerken.
Een bindende afspraak is een afspraak waar de twee partijen in een pay-offmatrix zich aan houden. Meeliftersgedrag is
dat iemand meelift op het geld van anderen.
Om de procentafname of toename van een bepaald product de berekenen gebruik je:
Procent afname of toename = (nieuwe prijs – oude prijs) / oude prijs * 100
, Hoofdstuk 2. Risico en informatie
Bij elke transactie speelt risico en informatie een rol. Alle tijd, geld en moeite die het kost om een transactie tot stand te
brengen heet de transactiekosten. Deze kosten komen boven op de prijs. Ook de verkoper heeft transactiekosten. De
koop en verkoop van een product is een ruiltransactie, wat uitmondt in een overeenkomst of contract. Een contract
waarin alle onvoorziene gebeurtenissen zijn opgenomen, heet een volledig contract (dit is echter niet haalbaar).
Als het risico van de transactie toeneemt, nemen ook de transactiekosten toe. Mensen die risico's vermijden zijn
risicoavers, deze mensen zullen bij ruiltransacties moeite doen om de contracten zo volledig mogelijk te maken.
Wanneer er in een ruiltransactie de ene partij meer weet dan de andere partij, is er sprake van asymmetrische
informatie.
Een premie is het bedrag dat je per periodiek betaald voor je verzekering, die kun je uitrekenen:
Premie = kans op schade * gemiddeld schadebedrag (- hoogte eigen risico)
Goede risico's zijn mensen die nooit schade hebben en daardoor dus nooit geld van de verzekeraar krijgen. Slechte
risico's zijn mensen die wel schade hebben en daardoor dus wel geld van de verzekeraar krijgen. Wanneer goede risico's
stoppen met het betalen van de premie, omdat ze toch nooit schade hebben, word de premie hoger, waardoor ook de
slecht risico's stoppen met het betalen van de premie. Hierdoor gaat de verzekering failliet. Dit heet averechtse selectie.
Wanneer de verzekerden de risico's gezamenlijk dragen, ongeacht de grote van hun eigen risico, is er sprake van
solidariteit. Particulier verzekeringen zijn de premies die je betaalt over de verzekeringen die je zelf hebt afgesloten.
Averechtse selectie kun je op verschillende manieren voorkomen:
-De verzekeraar kan de klanten een vragenlijst laten maken. Aan de hand van de antwoorden kan hij de klanten indelen
in twee groepen. Dan kan hij premie differentiëren. De goede risico's betalen dan minder premie dan de slechte risico's.
-Door eigenrisico, de klanten betalen dan zelf een deel van het schadebedrag. De hoogte daarvan bepalen ze zelf. Op
deze manier is de premie lager, want het gemiddelde schadebedrag is lager.
-De verzekeraar kan gebruik maken van de bonus-malusregeling. Hierbij krijgen de goede risico's een bonus op de
premie en de slechte risico's een malus (boete).
-De overheid kan mensen verplichten te verzekeren en de verzekeraars verplichten iedereen te accepteren. Dit heet
collectieve dwang.
Mensen kunnen roekelozer gaan gedragen omdat ze de schade toch niet zelf hoeven te betalen. Dit is een moral Hazard
probleem (moreel wangedrag). Een van de partijen wordt benadeeld. Dit leidt tot een hoger schadebedrag en dus ook
een hogere premie.
De controle die de principaal uitvoert op zijn agent maakt een contract vollediger.
Collectieve of sociale verzekeringen zijn verplicht en heten verplichte solidariteit. Zo betaald de werkende premie voor
de uitkering van de gepensioneerden. Deze premies zijn niet afhankelijk van het risico, maar van het inkomen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller 103994. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.05. You're not tied to anything after your purchase.