Paragraaf 1
Alle waarneembare eigenschappen van iemand noem je het fenotype.
De informatie voor erfelijke eigenschappen ligt op de chromosomen.
Deze informatie staat vast bij je geboorte en noem je het fenotype.
Chromosomen
De rangschikking van paren chromosomen in een cel heet een karotype,
of een karyogram. Er kunnen 22 gelijke chromosomenparen gevormd
worden. Dit zijn autosomen. Beide chromosomen in een paar zijn gelijk
aan lengte en vorm, we noemen ze homologe chromosomen. Met het
23e chromosomenpaar kan het geslacht worden bepaald. Ze heten de
geslachtschromosomen. Bij de man is dit XY, bij de vrouw XX.
Genen
Een gen is een deel van een chromosoom dat de informatie bevat voor
een of meerdere erfelijke eigenschappen, of een deel van een erfelijke
eigenschap. Een chromosoom bestaat uit één lang molecuul van DNA
en veel eiwitmoleculen. Het DNA-molecuul is opgebouwd uit 2 ketens die
een dubbele spiraal vormen. Het is opgebouwd uit de nucleotiden, de
vier bouwstenen. Alle DNA-moleculen in een cel noem je het genoom
van een organisme. In het DNA komen 4 verschillende stikstofbasen
voor: adenine (A), thymine (T), cytosine (C) en guanine (G). Ze vormen
vast paren, de basenparing. A is verboden met T, C met G. Deze
stikstofbasen zijn in een specifieke volgorde of sequentie gerangschikt.
Dit is je DNA-sequentie. In deze volgorde kunnen verschillende variaties
voorkomen. Zo’n variatie heet een allel, waarbij verschillende vormen
voor een bepaalde eigenschap bestaan.
Genen kunnen worden aan- en uitgezet. Als ze aan staan en tot uiting
komen, spreek je van genexpressie. Staan ze uit, spreek je van
inactivatie.
Invloed
Het fenotype wordt bepaald door het genotype, maar ook door
milieufactoren. Licht, lucht, temperatuur, enz. Bij een modificatie
verandert de informatie in de chromosoom niet, alleen het fenotype
verandert. Een modificatie wordt dus niet doorgegeven aan de
nakomelingen. Als een afwijking al in de baarmoeder ontstaat, spreek je
van een aangeboren afwijking. Als deze genetisch via de ouders is
doorgegeven, is het een erfelijke ziekte, of erfelijke aandoening.
, Paragraaf 2
De plaats van een gen in een chromosoom noem je een locus.
Homologe chromosomen komen ook overeen in loci, ze bevatten genen
voor dezelfde erfelijke eigenschappen. Zijn twee allelen gelijk, noem je
de persoon heterozygoot voor een bepaalde eigenschap. Zijn de twee
allelen verschillend, dan is diegene heterozygoot.
Dominant en recessief
Slechts één van de allelen komt tot uiting in het fenotype, het dominante
allel. Het andere allel is recessief. Personen die heterozygoot, zijn ook
drager van het recessieve allel. Bij sommige eigenschappen is er moeilijk
onderscheid te maken. Als het recessief allel toch een beetje tot uiting
komt, is het dominante allel onvolledig dominant. Wanneer beide
eigenschappen enigszins tot uiting komen, noem je het fenotype
intermediair. Bij codominantie komen beide allelen volledig tot uiting.
Voorbeeld:
Een bloem kan rood of wit zijn. Bij een intermediair fenotype is de bloem
roze, bij codominantie is hij rood en wit.
Recombinatie en mutatie
Het herverdelen van erfelijke eigenschappen heet recombinatie. Door
recombinatie hebben nakomelingen een andere combinatie van allelen
dan beide ouders. Het vindt plaats door meiose en geslachtelijke
voortplanting. Door meiose vindt het plaats tijdens meiose I. Hierbij gaan
de chromosomen uit elkaar. Doordat de allelen verschillen, hebben
dochtercellen een verschillend genotype. Bij geslachtelijke voortplanting
ontstaat door bevruchting weer een diploïde cel en worden de allelen
van beide ouders weer bij elkaar gebracht. Bij de bevruchting ontstaan
daardoor via recombinatie nieuwe genenparen. Hierdoor ontstaat er een
grote verscheidenheid in genotypen binnen een soort, genetische
variatie. De soort heeft zo een grotere overlevingskans.
Tweelingen
Een eeneiige tweeling ontstaat uit de versmelting van één zaadcel en
één eicel. Na de deling van de zygote ontstaan cellen met hetzelfde
genotype. Een twee-eiige ontstaat uit twee zaadcellen en twee eicellen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller imkekeemers. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.96. You're not tied to anything after your purchase.