100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting hoorcollege aantekeningen en literatuur Humane Levenscyclus II $7.36
Add to cart

Summary

Samenvatting hoorcollege aantekeningen en literatuur Humane Levenscyclus II

 9 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Een samenvatting van alle hoorcolleges en literatuur uit Levenscyclus van de Mens horende bij het vak Humane Levenscyclus 2 op de VU Amsterdam. Hiermee zelf een 8,3 gescoord.

Preview 4 out of 40  pages

  • June 7, 2022
  • 40
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Hoorcollege 2; onderzoeksvraag & studiedesign
Wetenschappelijke inleiding en PICO
 Een titel dekt de lading van je inleiding.
 Een duidelijke achtergrond van probleem
 De maatschappelijke relevantie.
 Resultaten uit voorgaand onderzoek, wat is al
bekend?
 De researchgap, wat nog niet bekend?
 De onderzoeksvraag.
 Korte beschrijving van de onderzoeksopzet
(100w)  studiedesign, onderzoekspop, de
onafhankelijke variabele (interventie/blootstelling),
de afhankelijke variabele (uitkomst), controle, de
studieduur.
 De inleiding volgt de trechterstructuur.
 Voorbeeld geraamte inleiding:
 PICO: patiënt/populatie, interventie/blootstelling,
controle/vergelijking, outcome/uitkomst.

Belangrijkste voor- en nadelen
onderzoeksdesigns
 Observationeel: onderzoeker observeert deelnemers.
o Transversaal onderzoek: blootstelling en
uitkomst op zelfde moment gemeten.
Deelnemers geselecteerd op in- en
exclusiecriteria.
o Cohort: blootstelling bekend bij aanvang studie,
uitkomst later gemeten. Zowel met als zonder
geselecteerd. Deelnemers moeten at risk zijn
voor de uitkomst en worden gevolgd in de loop
van de tijd.
 Experimenteel: onderzoeker voert handeling guit
waarvan gevolg wordt gemeten.
o RCT: random indelen, de ene krijgt
wel een handeling en de ander niet.




Hoorcollege 3; groei en
ontwikkeling
Levenscyclus van de Mens H12
Lichamelijke groei
 Standaardmaten: lichaamslengte, gewicht, hoofdomtrek (1e levensjaar, daar maken de
hersenen fase van snelle groei door  neurologische ontwikkeling).
 Vaststellen of een kind voldoet aan de norm met een groeidiagram (cross-sectionele curve).
In de grafiek standaarddeviatielijnen, hij is gemiddeld als hij zich op de 0-STSlijn bevindt.
Meeste kinderen tussen -2 & +2.
o Bij een casus is het belangrijk de trend te volgen, en niet uit te gaan van losse
waardes omdat je anders niet kan bepalen of het verloop afwijkend was.

, o Door ziekte onderbroken: via inhaalgroei de groeilijn weer opzoeken na genezing.
o Door chronische ziekte onderbroken: de groei blijft in achterstand.
 Groeidiagrammen regelmatig vernieuwd door landelijke studies die vergelijken.
 Lengtegroei bepaald door genetische factoren (80%), hormonen, voeding en psychosociale
factoren.
o Stijgende trend in lengtegroei, na 150 jaar stagneerde deze groei. Nederlanders deel
van de langste pop ter wereld.
o Seculaire groeiverschuiving: het stijgen van de gemiddelde lengte in de tijd. Door:
verbetering in hygiëne, verbetering in voeding, leefomstandigheden (betere
behuizing, kleinere gezinnen) en betere zorg (jeugdzorg). Kindermortiliteit nam af en
met name infectieziekten namen af. Genetische selectie ook, langere mannen meer
kinderen en de overlevingskans van lange mannen ook beter. Gestagneerd door:
biologisch maximum bereikt, stabilisatie van omgevingsfactoren die zorgden voor
lengtetoename (ideale omstandigheden nu) & ongezond eetgedrag (obesitas
omhoog).
o Groeisnelheid 1e jaar heel hoog, na 1 jaar 1,5x langer, 1,3x hoofdomtrek en 3x
zwaarder.
 De energiebehoefte is in het eerste jaar (vooral eerste 3 maanden) erg hoog en neemt
daarna af. Die behoefte komt uit
borst-/kunstvoeding, na de 6 maanden is ook
vaste voeding nodig (darm dan rijp genoeg en
enkel borstvoeding voldoet niet meer). Van
maand 9-12 kunnen ze met de pot mee eten.
 Lichaamsverhoudingen veranderen. Hoofd
kleiner en ledematen langer.
 Gebitsontwikkeling ook goed om de groei te
checken. Eerste tandjes breken rond 6mnd
door, maar veel spreiding. Eerste de twee
voortanden onder en later de boven. Bij 2
jaar heel melkgebit.
 Botrijping ook goed om groei te meten,
vooral bij kinderen met groeistoornissen.
Pols en hand op X-ray, deze wordt gecheckt.
Geeft een indruk van welk deel van de groei
al afgelegd is.
 1-4 jaar: snelle groei en ontwikkeling met horten en stoten, soms stilstand en soms juist
weer snel, ene ontwikkeling even voorrang op andere. Organen worden groter, veel dingen
van groei niet te zien. Toename lengte en gewicht minder snel. Peuter in 3 jaar 3cm langer en
8kg zwaarder.
 5-12j: groeisnelheid neemt even af, maar in de puberteitsgroeispurt weer toe. Ook
ontwikkelt zenuwstelsel verder, axonen ontstaan en maken verfijnder netwerk. Gliacellen en
myeline ook aangemaakt  fijnere signalen doorgeven. Door gebruik en oefening worden
bepaalde hersendelen en neuronale wegen groter en sneller, deels ten koste van andere die
onderdrukt worden. Bepaalde bewegingspatronen raken ingeslepen en gaan voortaan
automatisch (lopen, fietsen, zwemmen)
Motorische ontwikkeling
 Iedere fase eigen bewegingspatroon (zoals zuig- en ademhalings-, reik- en grijp-, houdings-
en voortbewegingspatronen), deze zijn aangepast aan de soort taken waarvoor het kind in
die periode van ontwikkeling is gesteld (voeden, bewegen, ontdekken) = ontogenetische
adaptaties (ontogenese is het individuele ontwikkelingsproces). Het is een proces van

, voortdurende reorganisatie, het is discontinu verlopend proces (arm strekt dwangmatig naar
kant waar hoofd naartoe staat, dit moet weg als hoofd en armen vrij willen bewegen).
 Grote verschillen kinderen onderling door variatie in tijdstip waarop bewegingspatroon
wordt bereikt en variatie in de weg waarlangs een bepaald eindstadium wordt bereikt (eerst
kruipen, zitten, dan lopen, andere kinderen doen het anders).
 Ondanks interindividuele variatie betrekkelijke vaste volgorde van fasen: al in de foetale
periode zijn dergelijke, vrij duidelijk georganiseerde bewegingspatronen herkenbaar. Tijdens
de rijping treedt er coördinatie van waarnemen en bewegen op. Vanaf 8 maanden links-
rechts voorkeuren.
 Volgorde ontwikkeling minder variatie en gaat van:
o Proximaal  distaal (schoudermotoriek voor polsmotoriek)
o Craniaal  caudaal (armen eerder dan benen)
o Grove motoriek  fijne motoriek (lopen eerder dan knippen of schrijven, eerst grof
dan kan pas klein uitgevoerd worden).
 1-4jaar: Grens bepaald door neuro, lichamelijke en emotionele rijping, met ontspannen
oefenen lukt veel, met dwang niet. Het geeft kinderen meer bewegingsvrijheid en hij kan zo
meer ervaringen opdoen.
 5-12jaar: motorische verkenning voedt de zintuigen. Referentiekader voor denken ontstaat.
Info zintuigen geeft feedback over bewegingen. Grote variatie in motoriek door individuele
verschillen, verschillen in ervaring en oefening, milieuomstandigheden of psychische en
emotionele factoren. Meiden vaak handiger en vlotter dan jongens.

Cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling
 Cognitief: proces van het leren, basis in zuigelingenperiode, eenvoudige begrippen, nieuwe
ervaringen worden binnen een kenniskader geplaatst.
o Staat nooit op zichzelf, ze krijgen het door ontdekken en dat kan weer door
lichamelijke en motorische ontwikkeling.
o Oude kennis wordt verbonden aan nieuwe kennis. Hij weet dat uit de fles melk komt
al kent hij het woord fles nog niet, wil deze pakken en uiteindelijk kan hij zelf laten
weten dat hij wil drinken.
o Veel waarnemen van volwassenen, onderscheid bekenden en onbekenden,
eenvoudige voorwerpen en wat je niet ziet is niet altijd helemaal weg.
o 1-4 jaar: Sterk gestimuleerd door motorische- en taalontwikkeling. Het kind leert
verschillen herkennen door ervaringen. Taalontwikkeling biedt ruimte om dingen uit
te leggen en kennis te ordenen.
 Sociaal-emotioneel: ontwikkelen eigen persoonlijkheid binnen sociale context. Emotie,
zelfbeeld, temperament, motivatie en hechting van kind. Ongenoegen uiten door huilen.
Vanuit het onbewuste gaat een zuigeling al snel een interactie aan met de mensen om zich
heen. De wijze waarop zijn acties begrepen en beantwoord worden, beïnvloedt het verdere
proces. Onbewust lachen wordt bewust lachen selectief naar degenen die hij kent. Bij de
ontwikkeling van de ouderkindrelatie gaat het kind zich één voelen met de vaste verzorgers.,
Het kind leert tegelijkertijd dat anderen anders zijn. Een kind heeft voldoende
frustratietolerantie om het bij een mislukte poging opnieuw te proberen. Hij kan boos
worden als iets niet lukt of niet mag, verdrietig zijn als hij moe is, of zich niet lekker voelt. Hij
kan een ‘onbekende’ driftig afweren, zich laten troosten door een bekende en vervolgens
weer vol energie opgewekt de wereld gaan verkennen.
o Sociale ontwikkeling: het krijgen van begrip voor andere mensen en ontwikkeling
positief gedrag en vaardigheden ten opzichte van anderen. Focus op anderen.
o Emotionele ontwikkeling: kind leert om gevoelens zichzelf en anderen (her)kennen
en daarmee omgaan. Focus op kind zelf.

,  Eerste levensjaar: vlak na geboorte op zichzelf gericht (passief in contact)
maar gaat al snel interactie aan.
 Peuter (1-4j): ontwikkeling van IK, wilsontwikkeling en gevoel van onmacht
en frustratie. Ook wel peuterpuberteit genoemd vanwege de heftige emoties
in deze fase.
 Kleuter (4j): evenwicht tussen doorzetten eigen wil en aanpassen sociale
wensen. Snapt de omgeving en kan omgaan met spelregels en ziet het nut
daarvan in.
o Kind nog op zichzelf en verzorgers, maar raakt georiënteerd op buitenwereld. 2 jarige
peuters spelen naast elkaar maar genieten van elkaars aanwezigheid, interactie non-
verbaal, ruzie doordat ze denken ‘alles is van mij’. 3 jarigen spelen soms alleen maar
vaak samen, speelgoed delen, in ander inleven en aan regels houden. Verbale
communicatie nodig. 4 jarigen kunnen zich handhaven in groep 1 met regels en
normen.

Taalontwikkeling
 Spraak is productie klanken die taal vormen. Taalverwerving aangestuurd door cortex cerebri
in dominante hersenhelft (links). Taalopbouw in eerste jaren is geluidswaarneming,
klankvorming, woordbegrip en -vorming, zinsbegrip en -productie. Horen vormt basis
auditieve waarneming wat leidt tot kennis klanken taal. Bewegen vormt basis beheersing
spraakmotoriek. Intelligentie bepaald onthoudingsvermogen, de woordenschat en
grammaticale kennis hierdoor bepaald. Taalaanbod zorgt dat geheugen wordt gevuld.
Algehele gezondheid en emo ontwikkeling bepaald het vermogen van de wereld te leren,
aangeboren taalvermogen bepaald hoe taalgevoelig kind is en hoe makkelijk taal leren gaat.
 Prelinguale fase (1e levensjaar):
1. Huilen: 0-6wk. Geboortegeschreeuw, kan zo ongenoegen uiten.
2. Vocaliseren: 6wk-4mnd. Doffe vocalen die een nasale bijklank hebben, geluiden
worden steeds langer.
3. Vocaal spel: 4-7mnd. Meer variatie in klanken, ‘arra’/’euwhee’/’riii’. Gekenmerkt
door verschillen in toonhoogte, intonatie, luidheid en duur.
4. Brabbelen: 7-12 mnd. Identieke lettergrepen opvolging (bababa), melodie erin,
gevarieerd brabbelen. Alle gewenste mondstanden maken.
 Vroeglinguale fase (12-18 mnd): productie eerste woorden en besef dat woorden dingen
aanwijzen, verwijzende functie (van presymbolisch  symbolisch). Wanneer kinderen niet
handig zijn met motoriek, gaat spraak vaak ook lastiger.
 Differentiatiefase (2-5j): productie tweewoordzinnen (18-24 mnd) door volwassenen en hun
woordvolgorde en geleidelijk langere zinnen.
 Voltooiingsfase (5j >): uitwerking van gelegde basis naar volwassen taalgebruik.
Taalontwikkeling stopt nooit.
 Baby’s en kinderen geweldig in leren tweede taal, en dan neemt dit vermogen af.
 Tweetalige kleuters scoren beter in leer- en geheugentestjes en tweetalige bejaarden
worden gemiddeld 4 jaar later dement.
 Er is een nauwe samenhang tussen de typen ontwikkeling:
o Taalontwikkeling stimuleert de cognitieve- en sociaal-emotionele ontwikkeling.
o Motorische ontwikkeling stimuleert de cognitieve-, sociale-, en taalontwikkeling.

Hoofdstuk 12: Groei en ontwikkeling van het kind
 Biologische basis groei en ontwikkeling is vermeerdering en vergroting weefsels en
uitbreiding van celtypen, weefsels en structuren waardoor gevormde systemen hun functie
verder ontwikkelen.
 Meisjes vaak een cm kleiner en een kg lichter bij geboorte.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mandydejong4. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.36. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.36
  • (0)
Add to cart
Added