CT college aantekeningen leerjaar 2, periode 2. MBRT, Fontys Eindhoven
3 views 0 purchase
Course
RT, NG, MRI, CT
Institution
Fontys Hogeschool (Fontys)
Dit bestand bevat alle aantekeningen van alle colleges uit periode 2 in leerjaar 2 van MBRT van het vak CT. De colleges zijn nauwkeurig bestudeerd en daarom mis je geen informatie. Met deze informatie slaag je zeker voor de kennistoets.
Medische Beeldvorming En Radiotherapeutische Technieken
RT, NG, MRI, CT
All documents for this subject (3)
Seller
Follow
ambervanalst
Content preview
COLLEGES CT PERIODE 2.2
College 1 beeldkwaliteit
Perceptie = is alles hoe jij naar een plaatje kijkt, afhankelijk van hoeveel
ervaring heb je, maar ook hoe goed is jou anatomische kennis.
- Het kijken naar een plaatje (iemand anders kan iets anders erin zien)
Beperkende factoren van perfecptie:
- Kwaliteit van de monitor (computer van radiologen hebben betere kwaliteit dan computers
op school)
- In welke omgeving je naar iets kijkt > licht of donkerekamer, zit je er recht voor?
- Hoe fit ben je, ben je uitgeslapen? > ziiten er vlekken op je bril.
- Vanuit ervaring kijk je ook naar de hoeveelheid grijswaarden > mensen met meer ervaring
zien meer grijswaarden.
Beeldkwaliteit wordt uitgedrukt in:
1. Spatiële resolutie
2. Contrast resolutie
Zolang we de spatiële resolutie
kunnen meten (linepairs per mm) spreken we ook over de initiële spatiële
resolutie
Als je een fantoom scant zie je een aantal lijnen paren per mm. > zo kan je
zeggen dat bij zoveel mm geen onderscheid tussen de lijnen meer kan
maken.
- Dit kan je ook duidelijk maken met CT hier staat boven hoeveel mm de
resolutie is. (bij welke resolutie kan je de puntjes nog van elkaar
onderscheiden)
2 soorten resolutie:
Het XY vlak noemen we de axiale
spatiële resolutie
Naar de pixelgrootte gaan we uiteindelijk kijken
Not-inplane spatiële resolutie is de resolutie in de diepte (Z
richting)
,Hiermee praat je over de longitudinale resolutie en voxeldiepte
densiteitsverschillen = de
verschillende HU waardes. > zorgen
voor de bepaalde grijswaardes
het gaat erom, hoeveel
veschillende grijswaarden kan je
zien in ervaring, maar zie jij ook het
verschil in het ene grijs en het
andere grijs. > met een fantoom
kan je dat meten. (contrast resolutie)
met de contrast resolutie bepaal je welke grijswaardes je nog kan onderscheiden en welke niet.
Je moet dus ook kijken in hoeverre het detail opvalt in de achtergrond > en als de achtergrond teveel
ruis bevat dan gaat dit heel lastig worden.
Contrast resolutie is afhankelijk van de SNR en het ook meetbaar is en je de spatiële resolutie
uitdrukt in lijnenparen per mm.
CT college 2; reconstructieparameters en beeldkwaliteit
1. we hebben een data aquisitie
daaruit wordt de patiënt gescand.
2. Ruwe data wordt hieruit gescand.
3. Een plaatje wordt reconstrueert.
Je hebt dan ook weer 2 parameters:
Reconstructie parameter; Vanuit de ruwe data het plaatje te maken en daar gaan we dit college naar
kijken.
(r)FOV = reconstructive FOV > FOV dat je kan aanpassen. = de breedte van de scanbox.
Matrix = als je een bepaalde breedte in je scanbox kiest (reconstructive FOV) dan moet daar een
matrx overheen gelegd worden. > meestal 512x512 en die wordt bepaald dus door de breedte van
het FOV en die bepaald de grootte van je pixel.
- Pixel = een maat voor de beeldkwaliteit, we kijken naar de contrast resolutie en de in plane
spatiële resolutie in het XY vlak)
- Hoe groter een pixel is hoe meer signaal daarin kwijt kan, hoe minder ruis (betere SNR) en
hoe betere contrastresolutie.
, - Hoe kleiner de pixel, hoe meer lijnenparen per mm en hoe beter de spatiële resolutie. > de
inplane axiale spatiële resolutie in het XY vlak.
Hoe kleiner de pixel hoe minder contrastresolutie, maar betere spatiële resolutie.
-
Bij een dunnere slice thickness (dunnere plakjes) heb je
weer meer lijnenparen per mm, hoe dunner de plakjes hoe beter de spatiële resolutie,
maar wel meer ruis/ wel heb je scherpte.
Bij dikkere plakken heb je minder lijnenparen per mm en dus een slechtere spatiële
resolutie, maar in een dikke plak past wel meer signaal/informatie dus minder ruis en een
betere SNR = betere contrastresolutie.
De bepaling van de volgende plak op basis van de vorige plak of coupe gereconstrueerd
Als je geen index hebt en je gaat die plakjes reconstrueren dna reconstrueert hij continu het zelfde
plakje op dezelfde plek. > pak je een bepaalde index bij dan krijg je een verplaatsing van de volgende
plak ten opzichte van de vorige plak en ga je zo steeds een stukje verder.
Als je een plak van 5 mm hebt met een continue reconstructie = aansluitende reconstructie dna zou
je een plakdikte van 5 mm hebben en ook een slice interval (overstap op de andere plak) van 5 mm. >
de volgende plak schuift 5 mm ten opzichte van de vorige. Hij sluit aan, zo mis je geen informatie van
je scanbox. > je ziet het object voor de helft.
Als je kijkt naar een 50% overlappende reconstructie dan heb je een 5 mm plak een 2,5 mm overstap,
dan verplaatst de volgende plak maar 2,5 mm ten opzichte van de vorige plak. > je hebt een halve
coupe en hebt 50% overlap dat je eigenlijk langzamer door het plaatje heen gaan scrollen. > dingen
zou je anders of vaker kunnen zien. > object kan je 3 keer zien als je er nog een slice achter plakt.
Je kan ook een reconstructie maken met een gat er tussen. Zo heb je een increment van 7,5 mm ten
opzichte van de 5 mm plak. > dit betekend dat je 2,5 mm van de ruwe data volledig mist. > klein
stukje object bij de ene slice en bij de andere slice zie je niks van het object > NO GO.
We noemen dit geen spatiële resolutie, want de plakken
blijven nog steeds 5 mm. > dus daar zit een bepaalde
spatiële contrast resolutie in.
Je zegt hier alleen waar in het object komt de volgende plak
te zitten. > detailwaarneembaarheid
Spatiële en contrast resolutie zijn meetbare beeldkwaliteit (lijnenparen mper mm of de hoeveelheid
ruis)
Bij increment spacing heb je dit niet en kan je dat niet meten dus spreek
je over detailwaarneembaarheid, want door er langzaam doorheen te
scrollen en naar een overlappende reconstructie te kijken, kijk je vaker naar eenzeflde object en op
die manier zou je wat vaker een detail kunnen zien.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ambervanalst. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.35. You're not tied to anything after your purchase.