, Welvaart H1
1.1
Het bbp is de waarde van de productie in een land in een jaar. Per definitie is dit gelijk aan
de waarde van het verdiende inkomen in het land in een jaar. Als het nominale bbp 750
miljard euro is, dan zeggen we dat in Nederland in een jaar ter waarde van 750 miljard euro
is geproduceerd en er dus ook 750 miljard euro aan inkomen is verdiend.
Welvaart is de mate waarin mensen hun behoefte kunnen voorzien. De groei van
het reële bbp is de groei van het bbp gecorrigeerd voor prijsveranderingen → dit
is als de productiehoeveelheid groeit.
De inflatie wordt bijgehouden als prijsindexcijfer → de consumentenprijsindex
(CPI)
Om het BBP te corrigeren voor de inflatie gebruiken we de formule:
RIC = NIC:PIC x 100 → reëel indexcijfer = nominaal indexcijfer:prijsindexcijfer x
100
1.2
Er wordt geproduceerd met behulp van de productiefactoren arbeid en kapitaal.
Beloningen voor productiefactoren (dus inkomens van gezinnen) zijn primaire inkomens.
Arbeid (De inzet van menselijke capaciteit voor het produceren van goederen en
diensten.) → de beloning is loon
Kapitaal (De productiefactor kapitaal omvat de fabrieken, machines, gereedschappen,
grondstoffen en voorraden eindproduct die bij de productie worden ingezet. Ook natuur
(lucht, zonlicht, aarde, water, de mineralen, gas, olie, kolen, de ligging, het reliëf, de
bodemgesteldheid, de rivieren, meren en kusten) behoort tot de productiefactor kapitaal,
evenals ondernemerschap (de kennis, het inzicht en het risico durven nemen om een
onderneming te starten en te runnen). Men onderscheidt reëel kapitaal (= kapitaalgoederen)
en geldkapitaal (= vermogen).)
→ De beloningen zijn rente, pacht (voor beschikking stellen van grond), huur
(voor gebouwen of machines) en winst (dividend op aandelen)
De productiewaarde kan op twee manieren worden gemeten:
- de objectieve methode: productie(waarde) = toegevoegde waarde (De waarde die de
producent heeft toegevoegd aan ingekochte producten) = omzet-onderlinge
leveringen
- Dus de omzet - inkoopkosten - ingekochte diensten (zoals websitebeheer)
- Een pizza bezorgservice heeft een omzet van 30.000 euro en inkoopkosten
van 8000 euro en ingekochte diensten (diensten van derden) van 1000 euro
Hij heeft dus 30000-(8000+1000)= 21.000 euro toegevoegde waarde
- de subjectieve methode: Productie(waarde) = som van primaire inkomens
+afschrijvingen
- Dus de lonen+rente+pacht+huur+winst ( → want dat is voor
dividend) +afschrijvingen (kosten voor slijten van machines)
- loon: 12.000, rente:1000, huur:3000, winst:4700 pacht:0, afschrijvingen: 300
dus Productiewaarde=12000+1000+3000+4700+300 = 21.000 euro
, Overheidsinstellingen (niet-commerciële bedrijven) hebben geen omzet. Het BBP wordt hier
berekend door loonsom van alle werknemers (want dat is de toegevoegde waarde)
Bij het netto binnenlands product of netto binnenlands inkomen worden de afschrijvingen
afgetrokken van het bbp of bbi
1.3
De verdeling van het nationaal inkomen tussen arbeid en kapitaal noemen we de categoriale
inkomensverdeling. Het deel arbeidsinkomen wordt het arbeidsinkomen (AIQ) genoemd.
Dit bereken je door AIQ = arbeidsinkomen:nationaal inkomen x 100%
Kapitaalinkomen KIQ bereken je door KIQ = kapitaalinkomen:nationaal inkomen x 100%
Dit is samen 100%
Een hoog AIQ geeft aan dat er veel arbeid is en de KIQ geeft aan dat er veel
kapitaalgoederen (machines) worden gebruikt.
Als de bestedingen hoog zijn (er worden veel producten gekocht) → stijgen de
winsten (die dividend zijn dus kapitaal) van bedrijven omdat ze niet meer loon
betalen want lonen zijn op de korte termijn niet te veranderen. Dus gaat het KIQ
omhoog.
Dalende trend AIQ komt doordat:
- Bedrijven vaak flexibele werknemers inhuren → die krijgen geen
loonsverhoging
- kwaliteit kapitaalgoederen is erg gestegen waardoor er minder arbeid nodig is
- Door globalisering en toename van communicatie en transportmiddelen is de arbeid
verplaatst naar lagelonenlanden
- Bedrijven willen veel winst dus dwingen ze loonmatiging af.
Van de AIQ wordt veel van het inkomen geconsumeerd. Van het KIQ niet. Bij een
lage AIQ wordt er weinig geconsumeerd → dus wordt de afzet minder
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller miravangoor. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.99. You're not tied to anything after your purchase.