1 a De aanbieders in de in bron 1 beschreven markt zijn: verzekeringsmaatschappijen die
zorgverzekeringen aanbieden.
De vragers in de in bron 1 beschreven markt zijn: mensen die een zorgverzekering willen
afsluiten (dat zijn alle Nederlanders want een zorgverzekering moet je in Nederland verplicht
afsluiten).
b De beschreven markt is een abstracte markt. Niet alle aanbieders zijn op een plaats bij
elkaar.
c De verwachte premie in 2014 was € 1.098. Dat is per maand € 1. = € 91,50 per
maand. In 2015 is dat € 91,50 + € 10 + € 7 = € 108,50.
d De jaarlijkse zorgpremies en indexcijfers zijn:
Jaar Premie Indexcijfer
2010 € 1.095 100
2011 € 1.199 € 1.199 / € 1.095 x 100 = 109,5
2012 € 1.226 € 1.226 / € 1.095 x 100 = 112,0
2013 € 1.213 € 1.213 / € 1.095 x 100 = 110,8
2014 € 1.098 € 1.098 / € 1.095 x 100 = 100,3
2015 € 1.218 € 1.218 / € 1.095 x 100 = 111,2
2016 € 1.302 € 1.302 / € 1.095 x 100 = 118,9
Conclusie: In de periode 2011-2014 zijn eerst de premies meer dan 10% gestegen en daarna
weer gezakt tot het niveau van 2010. In 2015 en 2016 zijn de premies daarna weer sterk (tot
bijna 19%) gestegen.
2 a Met de titel ‘Online markt voor vliegtickets raakt verzadigd’ wordt bedoeld dat er veel
concurrentie is van aanbieders van vliegtickets, maar dat de vraag naar tickets maar beperkt
meegroeit.
b De markt heeft kenmerken van een abstracte én een concrete markt. De vragers en
aanbieders ontmoeten elkaar niet op dezelfde plaats, maar vaak wel op dezelfde site.
c ‘Massa is leading’ betekent dat de winst per ticket zeer gering is en dat de aanbieders het
dus moeten hebben van heel erg veel tickets verkopen.
3 a p = € 100. Een zo hoog mogelijke afzet is de grootste hoeveelheid. Dat is q = 600 (bij p =
€ 100).
b
Prijs Hoeveelheid Omzet (p x q)
€ 500 0 €0
€ 400 150.000 € 60.000.000
€ 300 300.000 € 90.000.000
€ 250 375.000 € 93.750.000
€ 200 450.000 € 90.000.000
€ 100 600.000 € 60.000.000
c Bij p = € 350 (in tabel tussen € 400 en € 300): afzet = (300.000 + 150.000) / 2 = 225.000
stuks.
Omzet = p x q = € 350 x 225.000 stuks = € 78.750.000
d Als de omzet zo hoog mogelijk is hoeft dat niet te betekenen dat ook de winst zo hoog
mogelijk is, omdat de omzet is zo hoog mogelijk bij een prijs van € 250. Bij een hogere prijs
zal de omzet dalen. Het is de vraag of bij een prijs van € 250 de producent zijn kosten
terugverdient. Wil je de winst weten die een producent maakt dan moet je naast de
gerealiseerde omzet ook weten wat de kosten per product zijn.
4 a Factoren die genoemd worden als meest bepalend voor de betalingsbereidheid zijn:
- De maandelijkse kosten
- Soort telefoon
- De prijs van de telefoon
b De betalingsbereidheid lijkt afgenomen te zijn. Men wordt steeds gevoeliger voor de prijs
geworden.
c Steeds meer mensen kopen een smartphone, hierdoor verandert het publiek dat een
smartphone koopt. Hieronder zitten ook mensen die bijvoorbeeld zeggen “ik moet mee met de
tijd, maar veel geld wil ik er niet aan uitgeven”. Deze mensen hebben een kleinere
betalingsbereidheid.
5 a De voorzitter van de vereniging hoopt dat de leden de betalingsbereidheid hebben om de
contributieverhoging op te brengen omdat ze doordrongen zijn van de noodzaak.
b Het mopperende lid verwacht op langere termijn de turnvereniging leden zal gaan verliezen
omdat de lid worden/blijven van de vereniging voor mensen te duur wordt.
c Twee manieren waarmee je als vereniging de betalingsbereidheid van de leden kan
vergroten, zijn:
- leden meer diensten (trainingen/wedstrijden ed.) te bieden voor de verhoogde contributie
- leden meer te binden aan de vereniging door ze bijvoorbeeld taken te geven en cursussen
daarvoor aan te bieden.
6 a De individuele vraaglijn van José:
b José koopt 14 smoothies als deze € 0,50 kost.
7 a Andy koopt niets bij een prijs € 25 en 15 stuks bij een prijs van € 15.
Johan koopt 13 stuks bij een prijs van € 25 en 21 stuks bij een prijs van € 15.
b Als ze de afspraak hebben dat ze altijd met zijn drieën gaan, is de betalingsbereidheid van
Andy bepalend. Andy is bij meer dan € 22 niet bereid een kaartje te kopen. Als ze met z'n
drieën gaan zal de prijs niet hoger mogen zijn dan € 22.
De lijn loopt door de coördinaten: (1 ; 16), (5 ; 8), (15 ; 4) (21 ; 8) en (31 ; 1)
9 a De tekening van de tablets klopt! zie onderstaande controle.
p = 0: qv = –1,5p + 750 " qv = –1,5.0 + 750 " qv = 750
p = 400: qv = –1,5p + 750 " qv = –1,5 . 400 + 750 " qv = 150
b Een prijsdaling van 100 euro leidde eerst tot een stijging van de gevraagde hoeveelheid met
150 in het tweede geval tot slechts 50. De vraag reageert dus minder sterk.
∆qv = –1,5∆p: ∆p = -100 " ∆qv = -1,5 x -100 = +150 stuks
∆qv = –0,5∆p: ∆p = -100 " ∆qv = -0,5 x -100 = +50 stuks
c Niet alleen de prijs is van belang als je een tablet koopt.
Mogelijk zaken waar je, naast de prijs, op let bij de aanschaf van een tablet zijn: grootte van
de tablet, functies van het tablet, scherpte van het beeldscherm, werkt het tablet goed samen
met je computer.
10 a
Bij een prijs van € 10 is het bezoekersaantal 200 man. Bij een prijs van € 15 komt niemand.
b De vraagcurve van een beginnende band wordt sterker beïnvloed door het gedrag van een
individuele vrager dan het de vraagcurve van een bekende band, omdat beginnende bands
meestal veel minder bezoekers hebben dan bekende bands. Het gedrag van een individuele
vrager heeft dan meer invloed.
c De collectieve vraaglijn van tickets voor bekende artiesten loopt steiler dan bij beginnende
artiesten, omdat een prijsverhoging een minder grote invloed op de vraag hebben dan bij
beginnende artiesten.
11 a Er worden geen kaartjes verkocht als Qv = 0 Þ Qv = -20p + 400 = 0 Þ
20p = 400 Þ p = = € 20. Bij p = € 20 worden geen kaartjes verkocht.
bp=€7 Þ Qv = -20 x 7 + 400 = 260 kaartjes.
c De vraagcurve is in werkelijkheid geen rechte lijn omdat de collectieve vraag geen lineair
verband heeft met de prijs. De collectieve vraagfunctie is geen lineaire functie.
d producenten kunnen het model van de collectieve vraagfunctie gebruiken voor hun
marketing / verkoopbeleid. Ze kunnen vooraf hun afzet en omzet bepalen bij uiteenlopende
prijzen.
12 a Er zijn verschillende verklaringen mogelijk voor het feit dat de vraag naar ballonvaarten
in periode 2010-2015 is gedaald:
- Na 2008 was er in Nederland een economische crisis, die kan er toe geleid hebben dat de
vraag naar een product als ballonvaarten sterk is gedaald.
- Wellicht was er niet meer vraag naar ballonvaarten omdat het “nieuwe” eraf was.
b
De lineaire lijn is te tekenen met twee punten: (90 mensen ; € 125) en (70 mensen ; € 160).
c Flying Balloon moet € 125 als prijs stellen om de omzet te maximaliseren.
De omzet bij 125 euro is: € 125 x 90 = € 11.250.
De omzet bij 160 euro is: € 160 x 70 = € 11.200
d Gegeven de marktsituatie, zal Flying Baloon waarschijnlijk de lagere prijs kiezen, omdat op
de markt de vraag af neemt. Door te keizen voor de lagere prijs kan Flying Balloon proberen
toch concurrerend te blijven opereren in de markt.
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller finnberg. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.20. You're not tied to anything after your purchase.