2 a Vroeger was er op het spoor sprake van een monopolie.
b Tegenwoordig is er op het spoor sprake van heterogeen oligopolie.
c De Nederlandse overheid vond het een goed idee om meerdere maatschappijen op het spoor
te laten rijden, omdat er dan concurrentie ontstaat. Concurrentie dwingt bedrijven tot een
betere kwaliteit en betere service. Bovendien zorgt concurrentie voor lagere prijzen voor de
consument.
d Voor het starten van een spoorwegmaatschappij bestaan hoge toetredingsdrempels, want
alvorens je kunt starten moet je grote investeringen doen in materieel (treinen en wagons) en
kennis. De NS heeft dit al en heeft daarmee een enorme voorsprong.
3 a Valuta kun je als homogeen goed beschouwen omdat er door de consument geen
onderscheid wordt gemaakt. Een dollar is een dollar en een euro is een euro.
b Valuta kun je als heterogeen goed beschouwen als de consument onderscheid maak in de
girale en chartale verschijningsvormen van een valuta. Een eurobiljet is anders dan een
euromunt of euro’s op een rekening.
c Een valutamarkt wordt gebruikt als voorbeeld van volkomen concurrentie omdat er veel
aanbieders zijn en de wisselkoers door de totale markt wordt bepaald. De individuele
aanbieder van valuta (bijvoorbeeld een bank) heeft geen invloed op die prijs.
d Vraag en aanbod bepalen de prijs. Maar door manipulatie betaalden klanten een hogere
wisselkoers voor valuta dan die marktprijs.
e Eigen mening. Mee eens: er is nog niet bewezen dat handelaren iets illegaals hebben
gedaan; ze gebruiken hun mogelijkheden om de winst te verhogen.
Niet mee eens: handelaren misbruiken illegaal hun marktmacht en benadelen de consument;
die betaalt namelijk een te hoge wisselkoers.
4 a De wereldgraanmarkt lijkt op een markt voor volkomen concurrentie, omdat er veel
producenten zijn. Maar graan is geen homegeen goed. Er zijn verschillende graansoorten,
zoals bijvoorbeeld: tarwe, gerst, haver, rogge, maïs en spelt. Dat maakt graan heterogeen.
b De aandelenmarkt ook geen markt voor volkomen concurrentie. De producten (aandelen)
zijn niet hetzelfde in de ogen van de consument; aandelen zijn verschillend. Als bedrijf moet je
aan strikte voorwaarden voldoen alvorens je het bedrijf ‘naar de beurs’ kunt brengen /
aandelen mag uitgeven. De markt is niet transparant, want vragers en aanbieders hebben
geen volledig inzicht in het totale aanbod, prijs en andere voorwaarden.
c De marktvorm van volkomen concurrentie is slechts een theoretische constructie omdat in de
praktijk geen enkele markt transparant. Dan zou iedereen op de hoogte moeten zijn van alle
ontwikkelingen op die markt. De markten zijn niet transparant, aanbieders hebben vaak al
geen volledig inzicht in het totale aanbod, prijs en andere voorwaarden, die op markten
spelen. Als aanbieder dit al niet hebben dan mag je er vanuit gaan dat de consumenten nog
minder kennis hebben over ontwikkelingen op de markt.
d Door websites als marktplaats.nl en prijsvergelijk.nl zijn markten transparanter geworden,
omdat je als consument een veel beter inzicht krijgt in het totale aanbod, prijs en andere
voorwaarden.
,Pincode TF 6de editie, Marktvormen en marktfalen (vwo)
5 a Een producent die zijn producten aanbiedt op een markt voor volkomen concurrentie is
een hoeveelheidsaanpasser omdat hij geen invloed heeft op de prijs en alleen kan bepalen
hoeveelheid hij maakt.
b Een reden waarom een hoeveelheidsaanpasser zijn hoeveelheid aanpast, is dat hij meer
winst kan maken of een hogere omzet wil.
c De totale markt (alle vragers en aanbieders samen) bepaalt de prijs die de
hoeveelheidsaanpasser als zijn prijs moet accepteren. Er zijn zo veel andere aanbieders dat hij
als individuele aanbieder geen invloed heeft op de markt.
6
Kenmerken
Veel aanbieders en Wel van toepassing
vragers Er zijn veel consumenten (autobezitters) en producenten
(tankstations)
Homogene producten Wel van toepassing
Consumenten maakt het niet uit welk merk benzine ze tanken. De
keuze voor een bepaald merk is vaak afhankelijk van spaarsystemen
en kortingen.
Vrije toetreding Niet van toepassing
Je kunt niet zo maar een tankstation starten.
Transparante markt Niet van toepassing
Consumenten hebben geen inzicht in het totale aanbod, prijs en
andere voorwaarden.
Zelfde kosten en Wel van toepassing
technologie Tankstations zijn over het algemeen redelijk gelijk aan elkaar.
De prijs is bij elke Niet van toepassing
aanbieder hetzelfde Tankstations stunten regelmatig met prijzen.
7 a De lijn is de collectieve vraaglijn. De vraaglijn van alle consumenten samen.
b Totale marktomzet = € 25 x 5.000 = € 125.000 miljoen = € 125 miljard.
c Als deze producent 1.000 stuks maakt dan maakt hij:1..000 x 100% = 20% van de
totale productie.
8 a De GTK-lijn heeft een dalend verloop, omdat GTK = GVK + GCK en de GCK dalen
naarmate er meer geproduceerd wordt. De GCK = TCK / q. De TCK worden bij een stijgende
productie door een steeds groter wordend getal gedeeld.
b Prijs, MO en GO zijn op een markt van volkomen concurrentie aan elkaar gelijk, omdat de
individuele producent geen invloed heeft op de prijs. De prijs is voor hem een gegeven. De
prijs wordt door de markt bepaald. De aanbieder beslist enkel en alleen hoeveelheid maakt (hij
is een hoeveelheidsaanpasser).
c Deze producent zal maximaal produceren = 1.000 stuks.
TO = totale opbrengst = p x q = € 25 x 1.000 = € 25.000
GTK bij 1.000 stuks is € 12 (aflezen)
TK = €12 x 1000 = €12.000
------------
TW = totale winst = € 13.000
9a
Qa = p – 10.
Qv = -0,5p + 10.
Qa, Qv × 1.000 kg.
p in euro’s.
a Qa = Qv
p – 10 = -0,5p + 10
1,5p = 20
p = ,5 = € 13,33
,Pincode TF 6de editie, Marktvormen en marktfalen (vwo)
b Qa = 13,33-10 = 13,33 - 10 = 3,333. Aanbod = 3,333 x 1000 kg = 3.333 kg
controle: Qv = -0,5 x 13,33 +10 = 3,333. Vraag = 3,333 x 1000 kg = 3.333 kg
Omzet = p x q = € 13,33 x 3.333 kg = € 44. 428,89
c en d.
e. Winst = 0 als GO = GTK. Die is bij ene productie omvang van 450 stuks (aflezen in de
rechter grafiek))
f. De winst is maximaal als de producent het maximum aantal produceert (1200 kg).
De omzet = €13,33 x 1200 = € 15.996
De kosten = €6 (GTK bij 1200 kg, aflezen in de rechter grafiek) x 1200 = €7.200
De winst is €15.996 - €7.200 = €8.796
10 a
b Als de prijs op de markt daalt naar € 1, daalt de prijs ver onder de GTK van de ondernemer.
De GO < GTK, dus maakt de producent verlies.
c GO = €1. GTK = €1,5. Totale winst = (€1,5 - €1) x 5000 = - €2500. Totale verlies = €2500.
, Pincode TF 6de editie, Marktvormen en marktfalen (vwo)
d
e. De ondernemer kan beter doorgaan met produceren. De verkoopprijs is nog steeds hoger
dan de variabele kosten per product. Door producten te verkopen ontvangt de ondernemer €1
per product. 0,50 is nodig om de variabele kosten per product te dekken. Blijft €0,50 per
product over om (een deel van) de constante kosten te dekken. Als de ondernemer stopt met
produceren ontvangt hij niets meer om de van de constante kosten te kunnen dekken.
11 a De marktprijs daalt als nieuwe bedrijven tot de markt toetreden. Door het toetreden van
producenten, verschuift de aanbodlijn naar rechts. Het snijpunt (de evenwichtsprijs) met de
vraaglijn komt dan lager te liggen.
b Lagere prijzen zorgen voor een dalende winstgevendheid van bestaande ondernemers,
omdat bij gelijkblijvende kosten de winstmarge per product daalt. Zie tekening: de winstmarge
(1) per product was € 20 (€ 25 - € 5). De winstmarge (2) daalt naar € 10 (€ 15 - € 5)
c Zodra de prijs (= GO = MO) zakt tot het niveau van de GVK = MK, is de winstmarge per
product = € 0. Vanaf dat prijsniveau zal toetreden tot de markt niet meer aantrekkelijk zijn.
12 a Bij de hoeveelheid waarbij GO = GTK bereikt deze ondernemer het break-evenpunt. Dat
is bij q = 10 en q = 40. Er zijn 2 break-evenpunten. Tussen deze hoeveelheden maakt de
ondernemer winst, dan is de GO > GTK.
b De GTK = € 30 bij een hoeveelheid van 30.
c De winstmarge per product (bij q = 30) = GW = GO – GTK = € 40 - € 30 = € 10.
d De maximale winst: MO = MK. Dat is bij q = 30.
TO = totale opbrengst = p x q = € 40 x 30 = € 1.200
TK = totale kosten = GTK x q = € 30 x 30 = € 900 _
TW = totale winst = GW x q = € 10 x 30 € 300
e Deze winst is gelijk aan het rode gearceerde vlak in de grafiek, omdat de totale winst =
De winstmarge per product x aantal producten.
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller finnberg. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.20. You're not tied to anything after your purchase.