Dit is een samenvatting voor het vak Staatsrecht, gegeven in jaar 3 van de bachelor Rechtsgeleerdheid aan de VU. De samenvatting bevat, per week, een beknopte weergave van de verplichte stof.
Samenvatting ‘Staatsrecht’ VU Rechtsgeleerdheid Jaar 3
Week 1 Rechtsstaat, historische wortels, bronnen van staatsrecht
Hoofdstuk 2 Constitutie, grondwet en staatsrecht; eenheidsstaten en
(con)federale staten
Constitutie en grondwet
Alle staten hebben een constitutie en de meeste hebben een grondwet
Constitutie = het geheel van regels en beginselen dat een staat constitueert en ordent
Grondwet = document waarin de meest belangrijke regels over de staatsorganisatie en de
verhouding tussen staat en burgers zijn neergelegd.
Een staat kan niet zonder constitutie maar wel zonder geschreven grondwet
Voorbeeld van een staat zonder geschreven grondwet is het Verenigd Koninkrijk = er is
niet een basisdocument waarin de cruciale organisatie en basisregels zijn te vinden. Er wordt
wel gesproken over het feit dat het Verenigd Koninkrijk niet een geschreven grondwet heeft.
Grondwet
- Flexibele grondwet
- Rigide grondwet = sprake als wijziging van de grondwet aan specifieke waarborgen is
onderworpen en dus moeilijker is dan het maken en wijzigen van gewone wetgeving.
In landen met een grondwet is veelal sprake van een rigide grondwet.
Voor Nederland behoeft een grondwetswijziging aanvaarding in het parlement in twee
lezingen, waarbij tussen beide lezingen een verkiezing voor de Tweede Kamer moet hebben
plaatsgevonden en het grondwetsvoorstel in tweede lezing een tweederdemeerderheid
behoeft. De eis van tweederdemeerderheid ziet op de bescherming van minderheidsbelangen
en waarborging van grondwettelijke stabiliteit.
Rigiditeit en flexibiliteit kunnen ook in materiële zin worden gedefinieerd:
Een grondwet die moeilijk langs formele weg te wijzigen is kan toch qua inhoud in
toepassing en praktijk van interpretatie veranderen.
Voorbeeld: Amerikaanse grondwet is rigide, maar in materiële zin is er echter wel enige
flexibiliteit waar te nemen, omdat de rechtspraak van het Amerikaanse Supreme Court met
zich brengt dat de grondwetsinterpretatie is veranderd en elementen in de grondwet zijn
gelezen die er niet expressis verbis uit voortvloeiden.
De Nederlandse grondwet is niet alleen formeel rigide, maar ook in materiële zin, vooral
ook door het ontbreken van rechterlijk toetsingsrecht (art. 120 Grondwet). Flexibiliteit kan
dus slechts binnen de grondwettelijke grenzen aanwezig zijn in het handelen en in onderlinge
verhoudingen van de politieke organen.
Grondwettelijke verhoudingen kunnen veranderen en zijn ook veranderd door
maatschappelijke en internationale ontwikkelingen, zoals:
o De toenemende volatiliteit in de politiek
o De afname van de grote partijen
o De toename van kleinere partijen
o De groei van het belang van de EU en de rol van de Europese Raad (heeft een
uitbreiding betekend van belang, taak en rol van de minister-president)
Ondanks de afwezigheid van het rechterlijk toetsingsrecht heeft de rechter in Nederland op
enkele punten grondwettelijke bepalingen extensief uitgelegd.
1
,Samenvatting ‘Staatsrecht’ VU Rechtsgeleerdheid Jaar 3
Voorbeeld: art. 7 Gw over de vrijheid van drukpers: de Hoge Raad oordeelde dat het woord
drukpers ruim dient te worden uitgelegd en ook andere leesbare uitingen omvat.
Fundamentele grondwetswijzigingen blijken in Nederland lastig te realiseren.
Constitutie en grondwet van de EU
Van een echte grondwet is geen sprake: de constituerende documenten (VEU en VWEU) zijn
internationale verdragen waar soevereine staten partij bij zijn.
Geen sprake van een eigen soevereine organisatie die zichzelf een grondwet geeft. Wel is
er sprake van constitutie in de zin dat er regels zijn die bevoegdheden en werkwijze van de
EU en van de instellingen vastleggen. Regels zijn ook te vinden in de rechtsprak van het Hof
van Justitie van de EU.
Constitutie is rigide, aangezien alle lidstaten dienen in te stemmen met de verandering van
de verdragen
Staatsrecht
Het staatsrecht bestaat uit geschreven regels, zoals bijvoorbeeld art. 53 Gw en art. 42 Gw.
Daarnaast kennen staten in hun staatsrecht ongeschreven staatsrechtelijke regels, conventies,
politieke spelregels en staatkundige praktijk.
Die hebben met elkaar gemeen dat zij ongeschreven, ongecodificeerd zijn.
Ongeschreven staatsrechtelijke regel:
o Als gewoonte of bestendige praktijk ook als rechtens juist en geboden wordt
beschouwd door de actoren
o Algemeen wordt erkend als essentiële staatsrechtelijke regel en niet als een meer
veranderlijke praktijk
Er moet naast een gewoonte dus een algemene rechtsovertuiging zijn dat dat gedrag ook
juridisch vereist is (opinio iuris seu necessitatis)
Probleem: er is geen orgaan dat naar huidig recht dwingend kan bepalen dat die algemene
rechtsovertuiging bestaat – in de praktijk zal het vaak in het midden blijven, dit houdt het
staatsrecht wel flexibel zodat wetgever en bestuur kunnen inspelen op veranderende
omstandigheden
Er wordt bepleit om als aanvullende eis te nemen dat een regel van ongeschreven staatsrecht
alleen aangenomen moet worden als deze noodzakelijk is voor de continuïteit van het
staatsbestuur. Het nadeel is alleen dat de drempel heel hoog wordt gelegd en er daardoor
uiteindelijk niet snel sprake zal kunnen zijn van ongeschreven staatsrecht.
Vertrouwensregel
= regering/minister dient het vertrouwen van de Staten-Faal te hebben, dat wil zeggen dat er
sprake is van vertrouwen zolang het tegendeel niet is gebleken. Deze regel is echter niet
grondwettelijk vastgelegd.
In het geval expliciet het vertrouwen door een parlementaire meerderheid wordt opgezegd
(motie van wantrouwen), dient de bewindspersoon ontslag in te dienen.
Er komen meerdere situaties voor:
o Een bewindspersoon acht zich verantwoordelijk voor een specifieke situatie en dient
meteen ontslag in, zonder eerst in het parlement verantwoording af te leggen
o Een bewindspersoon acht zich verantwoordelijk en komt er tijdens een Kamerdebat
achter dat er geen vertrouwensbasis meer is voor samenwerking.
2
,Samenvatting ‘Staatsrecht’ VU Rechtsgeleerdheid Jaar 3
De vertrouwensregel is in zijn basis een regel van ongeschreven staatsrecht en een essentiële.
Wel een regel, maar niet in de grondwet vastgelegd.
Tweede Kamer mag niet twee keer na elkaar worden ontbonden over dezelfde kwestie
Een tweede ongeschreven staatsrechtelijke regel is dat de Tweede Kamer niet twee keer na
elkaar wordt ontbonden over dezelfde kwestie en dat dientengevolge na de eerste ontbinding
de meerderheidswil doorslaggevend is.
Deze regel heeft aan actualiteit verloren doordat kabinetten de gewoonte hebben ter
gelegenheid van een ontbinding van de Tweede Kamer ontslag aan te bieden opdat na de
verkiezingen een nieuwe formatie kan volgen.
Naast de vraag of en wanneer er sprake is van een ongeschreven staatsrechtelijke regel is er
zoals al aangegeven de vraag naar de sanctionering van overtreding daarvan alsmede of en
hoe zo’n ongeschreven staatsrechtelijke regel kan veranderen.
In de context van de vertrouwensregel is sanctionering aan het parlement. In Nederland is op
de toepassing door het parlement van de ‘politieke’ staatsrechtelijke regels geen rechterlijke
controle.
Naar geldend recht bestaan slechts zeer weinig regels van ongeschreven staatsrecht. Naast
ongeschreven staatsrecht kunnen staatkundige gewoontes worden onderscheiden in de vorm
van conventies.
Conventies = informele regels die het gedrag reguleren van de instituties (met name van
regering, Tweede en Eerste Kamer)
Van belang: zij zijn ongeschreven, maar geen ongeschreven staatsrecht, maar wel van belang
voor de werking van het constitutionele recht.
Voorbeeld: er is geen (on)geschreven staatsrechtelijke regel dat de Eerste Kamer geen
overwegingen van politieke opportuniteit mag gebruiken bij stemming over wetsvoorstellen.
Er lijkt wel een gebruik te zijn dat de Eerste Kamer terughoudend is, maar niet dusdanig dat
er een gewoonteregel is die als ongeschreven staatsrecht kan worden aangewezen.
Staatkundige praktijk = bijvoorbeeld dat partijen elkaars moties ondersteunen teneinde
mogelijk te maken dat ook kleine fracties moties kunnen indienen: een praktijk maar op
zichzelf geen rechtsplicht. Een ander gebruik is dat na de verkiezingen de grootste fractie het
voortouw gegund wordt bij de formatie.
Weinig geschreven staatsrecht over de politieke parlementaire relaties, ook weinig
ongeschreven staatsrecht, maar wel conventies en/of staatkundige praktijken, vaak met het
oog op democratische fair play.
Eenheidsstaten en (con)federale staten
Ten aanzien van staten wordt wel onderscheid gemaakt tussen eenheidsstaten en (con)federale
staten:
o Eenheidsstaat = uitgangspunt is dat het overheidsgezag bij de centrale overheid ligt.
Aan de centrale overheid komen in beginsel alle bevoegdheden toe. Wel kan
decentralisatie plaatsvinden (= verdeling van overheidsbevoegdheden over lagere
lichamen).
3
, Samenvatting ‘Staatsrecht’ VU Rechtsgeleerdheid Jaar 3
Cruciale verschillen tussen eenheidsstaat en een federale staat:
1. De garantie in de federale staat dat aan de deelentiteiten (deelstaten) eigen
bevoegdheden (wetgevend en uitvoerend) toekomen waar het centrale (federale) gezag
geen inbreuk op mag maken. In de eenheidsstaat kunnen centrale regering en wetgever
formeel eenvoudiger taken en bevoegdheden opleggen en ontnemen.
2. Er is bij een federale staat een ‘supremacy clause’ ingebouwd inhoudend dat bij strijd
tussen het recht van een deelstaat en het federale recht, het federale recht voorgaat.
3. Cruciaal kenmerk van een federale staat is de noodzaak om een constitutionele arbiter
te hebben (rechter of een speciaal grondwettelijk hof) dat geschillen kan beslechten
inzake competentieverschillen tussen centrale overheid en de deelstaten.
Voorbeeld federale staten: Duitsland (Bundesverfassungsgericht) en de Verenigde Staten
(Supreme Court). Het Koninkrijk der Nederlanden kan eveneens tot op zekere hoogte als een
federatie worden gekernschetst: Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba), Aruba, Curaçao
en Sint-Maarten (art. 1 Statuut).
Voorbeeld eenheidsstaat: Frankrijk, Groot-Brittannië en Nederland. In Frankrijk is in mindere
mate sprake van decentralisatie.
Nederland wordt gezien als een gedecentraliseerde eenheidsstaat
- Eenheidsstaat = sprake omdat de decentrale bevoegdheden zijn toegekend door het
centrale gezag en niet als zodanig toekomen aan de gedecentraliseerde lichamen +
regering kan besluiten van die lichamen vernietigen wegens strijd met nationale regels
en besluiten
- Decentralisatie = omdat aan (territoriale en functionele) gedecentraliseerde lichamen
substantiële eigen bevoegdheden zijn toegekend, waarbij op de uitoefening daarvan
slechts terughoudend toezicht wordt uitgeoefend (Gemeentewet en Provinciewet).
Verschil federale en confederale staat
Niet altijd even scherp
Kenmerkend voor een federale staat is dat de onderdelen daarvan (deelstaten) niet een
vetorecht hebben ter zake van een wijziging van de grondwet en de onderlinge
bevoegdhedenafbakening, alsmede dat zij soevereiniteit kwijt zijn dat zij niet geweldloos uit
het federale verband kunnen treden.
Enerzijds vertoont de EU veel kenmerken van een federale constructie waarbij er sprake is
van een bevoegdhedenverdeling tussen EU en lidstaten, waarbij EU-regels en besluiten
prevaleren boven het recht van de lidstaten en is er op veel gebieden sprake van
meerderheidsbesluitvorming.
Meer confederale trekken vertonen een aantal bevoegdheidsgebieden van de EU, waarbij
besluitvorming plaatsvindt op basis van consensus en niet sprake is van een door het Hof van
Justitie van de EU gesanctioneerde voorrang van EU-recht.
Hoofdstuk 3 Rechtsstaat
Onder het begrip rechtsstaat wordt verstaan dat de staat onder gezag van het recht wordt
geplaatst en niet alleen rechtsschepper is, maar zelf ook gebonden is aan het recht. Er moet
aan een viertal eisen worden voldaan:
o Legaliteitsbeginsel – grondslag van de uitoefening van het overheidsgezag is te vinden
in algemene regels (beschermen tegen willekeur en machtsmisbruik) – bevoegdheden
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller a25s. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $13.82. You're not tied to anything after your purchase.