Samenvatting Economie Havo Examen domein D t/m F - alle examenstof
42 views 8 purchases
Course
Economie
Level
HAVO
Dit is een samenvatting van havo economie (gemaakt op basis van de examen leerdoelen). Ik had op mijn examen een 8. Inhoud:
Domeinen: D markt, E ruilen over tijd, F samenwerken en onderhandelen, G risico en informatie, H welvaart en groei, I goede tijden, slechte tijden.
+ Lijstje met alle reken...
Domein D Markt
Aanbod wordt bepaald door: vraag, concurrentie, kosten, technische mogelijkheden en regels.
Vraag wordt bepaald door:
- Behoeften/voorkeuren: Iedereen vindt iets anders leuk en heeft hier meer voor over.
- De prijs: Hoe duurder, hoe minder vraag: "wet van vraag" & is het ergens anders goedkoper?
- Koopkracht: Hoeveel geld je hebt
- Substitueerbare producten: Je vraag naar een product neemt af als er substituten voor
zijn. Substitueerbare: goederen die dezelfde behoefte bevredigen (appel, broodje)
- Complementaire producten: Je bereidheid neemt toe als je al een product in bezit hebt dat
complementair is. Complementaire: goederen die elkaar aanvullen (bijv computer en spelgame)
- Exogene factoren: omstandigheden waar je geen invloed op hebt. (het weer = meer ijs kopen)
betalingsbereidheid: maximale prijs die een consument wil betalen of krijgen voor een product.
1. Consumentensurplus: Dat je minder betaald dan dat je bereid bent. Ontstaat wanneer
consumenten meer bereid zijn te betalen dan de prijs is > Onder vraaglijn en boven prijs
2. Producentensurplus: Verschil tussen wat producent wilt krijgen en wat de echte prijs is.
Boven aanbodlijn en onder prijs.
3. Totale surplus: de optelsom van consumenten en producentensurplus
4. = opp driehoek: 0,5 x B x H
De prijselasticiteit van de vraag: Hoe de vraag reageert op prijsverandering.
→ hoeveel % de vraag veranderd
→ bijv elasticiteit is -2 → bij prijsverhoging van 1%, gaat hoeveelheid met 2% dalen (want -2)
→ In algemeen geldt: Hoe hoger P, hoe groter het procentuele effect van prijsverandering op qv.
% 𝑣𝑒𝑟𝑎𝑛𝑑𝑒𝑟𝑖𝑛𝑔 𝑄𝑉 𝑁−𝑂
prijselasticiteit = % 𝑣𝑒𝑟𝑎𝑛𝑑𝑒𝑟𝑖𝑛𝑔 𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠
|| % verandering = 𝑂
𝑋100
omzet: wat je verdient = prijs x gevraagde hoeveelheid
Elasticiteit en gevolg als prijs omhoog gaat:
> Onder -1 = Elastische vraag = Vraag verandert sterk op prijsverandering.
> Tussen -1 en 0 = Inelastische vraag = Vraag verandert zwak
> 0 en erboven = volkomen inelastisch = Vraag verantert niet → Er is nooit een positief getal.
inkomenselasticiteit: Hoe de vraag reageert op inkomensverandering.
→ Bijv je hebt hoge inkomenselasticiteit voor de bios → salaris verhoogd → bios bezoek neemt toe.
% 𝑣𝑒𝑟𝑎𝑛𝑑𝑒𝑟𝑖𝑛𝑔 𝑄𝑉
inkomenselasticiteit = % 𝑣𝑒𝑟𝑎𝑛𝑑𝑒𝑟𝑖𝑛𝑔 𝐼𝑛𝑘𝑜𝑚𝑒𝑛 || Normale goederen: inkomenselasticiteit = positief getal
1. Luxegoederen > Boven 1 = Sterke reactie > Koop je meer van als inkomen stijgt
2. Noodzakelijke goed > tussen 0 en 1 = Zwakke reactie > Niet groot verschil met meer/minder
3. Inferieur goed > onder 0 negatief = Sterke reactie > Koop je minder van als inkomen stijgt
Produceren betekent dat productiefactoren KANO worden gebruikt op iets te maken:
kapitaal, fysiek & financieel, spullen, geld natuur, de grond en stoffen
arbeid, het menselijk handelen ondernemerschap
Productiekosten en opbrengst: de kosten en opbrengst die je krijgt als je gaat produceren
- Vaste/constante kosten, veranderen NIET als je meer of minder produceert. Bijv huur.
- Variabele kosten, veranderen WEL als je meer of minder produceert. Bijv arbeidsloon of meel.
,Totale kosten: alle kosten bij elkaar, dus variabele kosten + vaste kosten
Gemiddelde totale kosten: totale kosten per geproduceerde eenheid.
𝑡𝑜𝑡𝑎𝑙𝑒 𝑘𝑜𝑠𝑡𝑒𝑛
GTK = 𝑃𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑡𝑖𝑒 𝑜𝑚𝑣𝑎𝑛𝑔
: hoeveel er geproduceerd wordt →winst als kosten lager zijn dan opbrengst
marginale kosten: Dit zijn de extra kosten die je krijgt om een extra eenheid te produceren
𝐸𝑥𝑡𝑟𝑎 𝑡𝑜𝑡𝑎𝑙𝑒 𝑘𝑜𝑠𝑡𝑒𝑛
MK = 𝐸𝑥𝑡𝑟𝑎 𝑔𝑒𝑝𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑒𝑒𝑟𝑑𝑒 𝑒𝑒𝑛ℎ𝑒𝑖𝑑
de eenheid is vaak 1 →winst als MO groter dan MK is.
Totale opbrengst: De producent biedt het aan als zijn winst maximaal is: TO/omzet = p X q
𝑇𝑜𝑡𝑎𝑙𝑒 𝑜𝑝𝑏𝑟𝑒𝑛𝑔𝑠𝑡
gemiddelde opbrengst: de opbrengst per verkochte eenheid GO = 𝑃𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑡𝑖𝑒𝑜𝑚𝑣𝑎𝑛𝑔
𝐸𝑥𝑡𝑟𝑎 𝑡𝑜𝑡𝑎𝑙𝑒 𝑜𝑝𝑏𝑟𝑒𝑛𝑔𝑠𝑡
marginale opbrengst: Wat er steeds bijkomt voor 1 product MO = 𝐸𝑥𝑡𝑟𝑎 𝑣𝑒𝑟𝑘𝑜𝑐ℎ𝑡𝑒 𝑒𝑒𝑛ℎ𝑒𝑖𝑑
Winst: Wat je extra verdient, In grafiek: max winst als TO en TK grote afstand hebben Winst = TO - TK
aanbodlijn: aantal dat de producent aanbiedt bij een bepaalde prijs, aanbod is evenwijdig aan MK.
Schuiving van collectieve aanbod:
Prijs stijgt & produceren is duurder: MK-lijn schuift omhoog >> dus aanbodlijn verschuift omhoog
→ ontstaat vraagoverschot dus evenwichtsprijs, vraag, aanbod veranderd.
Schuiving van collectieve vraag:
De vraag neemt af >> vraaglijn verschuift omlaag/naar links
→ ontstaat aanbodoverschot dus evenwichtsprijs veranderd, hij daalt.
→ negatief want minder verkocht voor lagere prijs maar >> vrager positief want er is een nieuw surplus
en goedkopere prijs.
De verkoopprijs en hoeveelheid komt dus tot stand door vraag en aanbod evenwicht.
Markt: alle factoren waar vragers en aanbieders elkaar ontmoeten en producten verhandelen
→ Concrete markt (plek waar aanbieders en vragers ontmoeten), en abstracte markt (Verhandeling)
marktstructuur: De kenmerken van de markt, deze bepaald in hoeverre de producent invloed heeft =
- aantal aanbieders, Concurrentie of niet, als je geen concurrentie hebt kan je zelf prijs bepalen.
- toetredingsdrempels, drempel die een producent over moet gaan om te kunnen produceren:
→ Toetredingsdrempel hoog = weinig producenten > meer invloed
→ toetredingsdrempel laag = veel producenten > minder invloed
- de mate van productdifferentiatie,
→ homogene producten: producten die hetzelfde zijn bij elke producent.
→ heterogene producten: De producten zijn verschillend van elkaar.
→ gedifferentieerde producten: substitutie goederen die in de ogen van de consument wel
anders zijn. Bijv frisdrank, bedoeld om dorst te stoppen, maar cola smaakt anders dan sprite.
→ onafhankelijke producten: als ze helemaal niet substitueerbaar zijn, zoals bril en borstel.
Alle markten streven naar maximale totale winst > Markt kan doelen hebben/prijsbepaling:
1. Maximale winst: MO = MK, hoeveel is q? Hoeveel moet hij produceren.
→ extra produceren zolang MO > MK is, wordt dit kleiner dan is de maximalisatie behaalt.
2. Maximale omzet: MO = O, hoeveel is q?
3. Break-even-point: GO = GTK / TO = TK hoeveel is q?
→ Vanaf wann je winst maakt: als kosten gelijk aan opbrengsten zijn.
4. Met evenwicht: QV = QA, evenwicht q en p?
→ Marktevenwicht: Evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid, qv en qv snijden elkaar.
→ Komt tot stand door: Marktmeester of onzichtbare hand, door vraag en aanbod.
> aanbodoverschot: meer aangeboden dan vraag. Dus ze verlagen de prijs. (boven)
> vraagoverschot: minder aangeboden dan vraag. Dus ze verhogen de prijs (onder)
, Volkomen concurrentie:
- veel vragers en aanbieders: geen invloed op de prijs → prijs bepaald door Qv=Qa
- homogeen product: Alle producten zijn hetzelfde
- vrije toe/uittreding: geen toetredingsdrempels. Daardoor alleen tijdelijke verlies of winst:
→ Winst: als ze winst maken, komen er meer concurrenten, aanbod stijgt en prijs daalt.
→ Verlies: als ze verlies maken, gaan producenten weg, aanbod neemt af en prijs stijgt.
- transparante markt: alle info is bekend, iedereen weet de evenwichtsprijs, zo kan er niet
boven/onder de prijs gaan.
- iedereen dezelfde productietechnologie: zelfde manier van produceren, zo zijn de
kosten voor iedereen gelijk. (GTK-lijn en MK-lijn voor iedereen gelijk)
- MO = P = GO dit geldt
Monopolistische concurrentie:
- veel kleine aanbieders
- producten gedifferentieerd: Substitutie goederen, in de ogen van de klant wel anders.
- Wel invloed op de prijs, maar niet veel, bijv chinees restaurant verhoogt prijs, dan
blijft de klant wel omdat ze niet naar een ander soort willen.
- toetreding; producent maakt een nieuwe versie, bijv bij restaurants, er komt een nieuw soort.
Dit heeft gevolgen:
1. Vraag voor de andere restaurants daalt, er is een concurrent bijgekomen.
2. vraag naar “uit eten gaan” neemt toe, er is namelijk meer keus.
Monopolie:
- Één producent, bijv treinen, waternetwerk enzv. → Prijs bepaald met MO=MK
- Alle invloed op prijs, geen rekening houden met concurrentie.
- De monopolist is de prijszetter: hij kiest een prijs, en deze prijs bepaalt de productie.
- MO en MK: prijs bepaald met maximale winst, MO moet hoger blijven dan MK voor winst
- Winst van monopolist → winst per stuk X individueel aanbod
- GO = QV = P dit geldt
Prijsdiscriminatie: Aan consumenten verschillende prijzen vragen voor hetzelfde product.
→ bijv voor kinderen onder 12 bij pretparken
→ Prijsdiscriminatie kan alleen als er marktsegment is, en geen onderlinge doorverkoop kan.
arbitrage: onderlinge doorverkoop, bijv kind koopt het, en verkoopt het door aan de ouders.
Marktsegmenten: Consumenten in groepen verdelen, ze hebben dezelfde betalingsbereidheid.
perfecte prijsdiscriminatie: voor elk individu een eigen prijs gebaseerd op de betalingsbereidheid,
zodat hij het maximale krijgt.
Oligopolie: (& duopolie)
- Weinig aanbieders → Prijs bepaald met MO=MK
> Heterogeen oligopolie: Iedere producent heeft een andere versie van het product
> Homogeen oligopolie of duopolie: als het eenzelfde product is, bijv met benzine.
- Veel invloed op prijs, maar wel rekening houden met andere producenten.
De marktprestatie wordt gemeten aan het totale surplus. Volkomen concurrentie presteert het hoogst.
Deze markt is efficiënt: er is geen andere marktvorm die beter presteert.
De mate van efficiëntie bij andere vormen bepaal je door het te vergelijken met volkomen concurrentie.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Annahaarsamenvattingen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $0.00. You're not tied to anything after your purchase.