Vraag 1 Bij welke psychiatrische aandoening wordt het sint-janskruid wel eens gebruik als
alternatief voor conventionele medicatie?
a) Angststoornissen
b) Depressies
c) schizofrenie
b is juist
Vraag 2 Wat is een voorbeeld van een predisponerende factor?
Erfelijkheid
Veilige opvoeding
Veerkracht
A is juist
Vraag 3 Wat betekent decompensatie?
a) Punten waarop een bepaalde mogelijkheid tot coping mist.
b) Ontregeling van langere duur
c) Situatie waarbij sprake is van evenwichtsverstoring door een stressor
b is juist
Vraag 4 Welke ontwikkeling in de psychiatrie vond er in de jaren '50 plaats?
a) Mensen keerden zich tegen de instellingspsychiatrie
b) Psychofarmaca werden ontwikkeld
c) Psychiatrische ziekten werden als hersenziekten gezien
b is juist.
Vraag 5 De DSM-4 is opgedeeld in klassen. Wat staat er op de 4" klasse?
a) Globale beoordeling van het functioneren
b) Somatische ziekten
c) Psychosociale problematiek
c is juist
Vraag 6 Waar staat Emil Kraepelin bekend om?
a) Het systematisch vastleggen van het ziektebeeld en het nauwkeurig bijhouden van het verloop
van de ziekte.
b) Het bedenken van de psychoanalyse en het toepassen van de psychoanalyse
c) Het toepassen van psychotherapie op zijn patiënten en de effecten systematisch bijhouden
a is juist.
Vraag 7 Wat zijn de drie grote antidepressiva groepen?
a) TCA, SSRI, MAO
b) TCA, SSRI, melatonine
c) Melatonine, TCA, MAO
a is juist.
Vraag 8 Wat zijn anticholinerge bijwerkingen
a) Mydriasis, mictiestoornissen, verminderde speekselproductie
b) Mydriasis, mictiestoornissen, slapeloosheid
c) Slapeloosheid, verminderde speekselproductie, agitatie
a is juist
, Vraag 9 Wat is een manie?
a) Een toestand met manische symptomen
b) Een toestand van overdreven uitbundigheid, opgewondenheid en tegelijkertijd vaak prikkelbaar
en emotioneel labiel met impulsieve acties en reacties
c) Beide antwoorden zijn juist
c is juist.
Vraag 10 Wat is geen doel van interpersoonlijke en sociaal-ritmetherapie (IP-SRT)
a) Aangaan en behouden van sociale contacten.
b) Structuur brengen in het leefpatroon
c) Structuur brengen in het eetpatroon
c is juist.
Vraag 11 Wat heeft de locus of control met een stemmingsstoornis te maken
a) Een sterke locus of control voorkomt een stemmingsstoornis
b) Een gebrek aan locus of control maakt je kwetsbaar voor een stemmingsstoornis
c) De locus of control is een neurotische aandoening waarbij een stemmingsstoornis kan ontstaan
b is juist
Vraag 13 Wat kenmerkt mensen met een histrionische persoonlijkheidsstoornis?
a) Ze hebben behoefte aan aandacht en een overdreven emotionaliteit
b) Ze hebben een enorme angst voor verlating en eenzaamheid, waardoor ze vastklampend en
onderworpen gedrag vertonen
c) Ze tonen afstandelijkheid in sociale relaties en een beperkt vermogen om zichzelf emotioneel te
uiten.
A is juist.
Vraag 14 Het vijffactorenmodel (Costa, 1991) onderscheidt 5 dimensies aan het karakter van
mensen. Welke 5 dimensies zijn dit?
a) Extraversie, behoefte hebben een nieuwe prikkels, consciëntieusheid, vrijgevigheid en luciditeit
b) Extraversie, creativiteit, inzichtelijkheid, betrouwbaarheid en gehoorzaamheid
c) Extraversie, vriendelijkheid, conscientieusheid, emotionele stabiliteit en luciditeit
c is juist.
Vraag 15 Welke stelling is juist?
a) Patiënten met cluster-A-persoonlijkheidsstoornissen hebben vaak last van angstgevoelens vallen
niet erg op in
b) Patiënten met cluster-C-persoonlijkheidsstoornissen treden vaak op de voorgrond
c) Patiënten met cluster-A-persoonlijkheidsstoornissen gedragen zich vaak eigenaardig en
excentriek
c is juist.
Vraag 16 Uit hoeveel clusters bestaat de indeling persoonlijkheidsstoornissen volgens de DSM-V?
a) 4
b) 6
c) 3
Vraag 17 Wat is een voorbeeld van een onderdeel uit het bio psychosociaal model?
A) Anatomie.
B) Sociaal.
C) A)Mentaal
B is juist.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller indyhuisman. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.38. You're not tied to anything after your purchase.