Dit document bevat de vragen die gemaakt moeten worden voor het vak Inleiding in de Filosofie. Alleen de vragen van de hoofdstukken dat als tentamenstof dient zijn hierin opgenomen.
De antwoorden zijn zelf bedacht, dus ze kunnen ook foutief zijn.
,Vragen boek Pritchard
Hoofdstuk 1 Some preliminaries
Vraag 1: Geef zelf voorbeelden van de volgende soorten kennis:
• Wetenschappelijke kennis;
• Geografische kennis;
• Historische kennis;
• Religieuze kennis.
Een voorbeeld van wetenschappelijke kennis is bijvoorbeeld het hebben van kennis om een
onderzoek op te zetten. Hiervoor zijn verschillende regels, maar in de wetenschap worden
altijd bijna dezelfde regels toegepast, zoals de APA regels.
Een voorbeeld van geografische kennis is dat Rome de hoofdstad is van Italië. Bovendien
weet ik dat Italië een Europees land is en dus behoort tot de Europese Unie.
Een voorbeeld van historische kennis is hoe de samenleving veranderd is in de loop van de
jaren in vergelijking met vroeger.
Een voorbeeld van religieuze kennis is het Jodendom. Zo weten we dat zij andere feestdagen
hanteren dan bijvoorbeeld het Christendom. Ook hebben ze andere waarden en normen
passend bij hun geloof
Vraag 2: Leg in je eigen woorden uit wat het verschil is tussen procedurele kennis en
propositiekennis, en geef van elk twee voorbeelden.
Om kort te zeggen wat het verschil is tussen procedurele kennis en propositionele kennis, kun
je zeggen dat procedurele kennis gaat over het kunnen en propositionele kennis over het
kennen. Een uitgebreidere uitleg van wat procedurele kennis en propositionele kennis is, kun
je zeggen dat het kunnen, dat past bij procedurele kennis, gaat over de vaardigheid die men
heeft van bepaalde zaken en dat bij het kennen, dat past bij propositionele kennis, gaat het
over de gedachte en/of voorstelling dat men heeft bij bepaalde zaken.
Twee voorbeelden van propositionele kennis:
1. Op de basisschool leren kinderen de hoofdsteden van alle Europese landen. Dit valt
onder propositionele kennis, omdat het gaat om een gedachte/voorstelling.
2. De formules voor het vak scheikunde valt onder propositionele kennis.
Twee voorbeelden van procedurele kennis:
1. Voor mij is auto rijden procedurele kennis, omdat ik niet hoef na te denken hoe ik de
auto moet besturen. Het auto rijden heb ik geleerd door het oefenen. Ik heb dus een
vaardigheid geleerd wat betreft het besturen van een auto
2. Een boek lezen valt ook onder procedurele kennis, omdat je niet hoeft na te denken
hoe je een boek leest. Het is allemaal al geautomatiseerd in de hersenen.
,Vraag 3: Waarom is louter waar geloof niet voldoende voor kennis? Geef een eigen
voorbeeld van een geval waarin een agent echt iets gelooft, maar het niet weet.
Enkel waar geloof is niet voldoende voor kennis, omdat men enkel geloof kan verkrijgen
door puur geluk, en toch kun je kennis niet louter door geluk krijgen.
Een voorbeeld hier van een geval waarin een agent echt iets gelooft, maar het niet
daadwerkelijk weet is het oppakken van een crimineel. Een politie agent kan toevallig iemand
treffen die voldoet aan de kenmerken van een crimineel. In feite gelooft de politie agent de
toevallige persoon, omdat hij bijvoorbeeld dezelfde gele jas draagt. Vanwege het bewijs, dat
overduidelijk lijkt voor de agent, wordt die toevallige persoon meegenomen naar het bureau.
Vraag 4: Denk eens na over de ‘objectieve’ en ‘gezond verstand’ kijk bij een korte
opmerking over de waarheid die ik aan het eind van dit hoofdstuk heb beschreven. Is deze
kijk op de waarheid een kwestie van gezond verstand voor u? Als dat zo is, probeer dan
enkele redenen te formuleren die iemand zou kunnen aandragen om het in twijfel te
trekken. Als het daarentegen voor u geen kwestie van gezond verstand is, probeer dan uit
te leggen wat u denkt dat er mis is met deze kijk op waarheid.
Aan het eind van hoofdstuk 1 is besproken dat Pritchard er vanuit gaat dat de waarheid
intuïtief is. Dus hierbij gaat het om dat je denkt dat iets waar is op basis van het gevoel dat je
er bij krijgt. Je hoeft ook niet per definitie na te denken of iets waar is, omdat het heel logisch
klinkt. Dit is vooral gebaseerd op ‘het gezond verstand’.
Echter, ik ben van mening dat je er niet zomaar vanuit kunt gaan dat iets waar is. Als je
ervanuit gaat dat iets waar is, maakt dat het nog niet per definitie waarheid. Ik heb dan ook
een objectieve visie volgens Pritchard wat betreft de kwestie van waarheid. Iedereen heeft
een eigen perceptie over waarheid en er zal dan ook niet een eenduidige waarheid bestaan.
Dit is dan ook de reden dat je iets niet zomaar als waarheid kunt beschouwen.
, Hoofdstuk 2 The value of knowledge
Vraag 1: Wat betekent het om te zeggen dat iets instrumentele waarde heeft? Leg je
antwoord uit door twee eigen voorbeelden te geven van iets dat instrumenteel waardevol is.
Wanneer we spreken van instrumentele waarde dan bedoelen we hiermee dat iets nuttig is om
een doel te bereiken.
Voorbeelden van dingen die van instrumentele waarde zijn:
1. Een kopje gebruik je om drinken in te doen en hieruit te drinken. Er zitten verder geen
andere doelen aan vast wat je ermee kunt doen. Het is dus alleen van instrumentele
waarde, omdat er geen specifieke andere gedachten aan vast zitten.
2. Een klok gebruik je om te kijken wat de tijd is. Het heeft geen andere mogelijkheid
waarvoor je een klok moet/kunt gebruiken. Het is dus alleen instrumenteel waardevol.
Vraag 2: Is ‘true belief’ altijd instrumenteel waardevol? Evalueer de argumenten voor en
tegen deze bewering, met aandacht voor zaken als het feit dat soms valse overtuigingen
nuttig kunnen zijn (zoals in het geval van de persoon die een ravijn probeert te springen),
en dat ware overtuigingen soms volkomen triviaal zijn (zoals in het geval van de persoon
die zandkorrels meet).
Vaak
in
sneller
doelen
hebben
Als
op
kennis
bleek
waarschijnlijk
ogen
instrumenteel
gedachten
juiste
het
gedachte
waardevol
meer
van
ravijn-voorbeeld.
bijvoorbeeld
geleerd
tentamen,
groot
haalt,
zinvoller
geloven
je
zelfvertrouwen-boost
hiervan
voor
genoeg
om het
de
basis
je
het
doel
hebben
een
zorgen
had.
meeste
is
handelt
is
te
tentamen
die
zal
tot
tentamen
het
presteert
van
hebt
dat
het
krijgt
doel,
zijn
bereikt
van
om
te
in
Toch
en
leiden
het
achteraf
te
om
zijn
instrumenteel
van
je
hebben,
sommige
de
foutieve
dat
is
veronderstelde
voor
onterecht
gevallen
slecht
hebben.
de
zoals
het
kan
bereiken
dat
waardevol
het
een
kans
bij
is
een
wél
dat
je
kans
dan
toch
het
Als
tentamen
een
het
er
je
minder
net
juiste
bij
onwaar
foutieve
je
groot
haalt.
omdat
gedachten.
namelijk
je
niet
gevallen
het
hierdoor
Zo
behalen
het
die
voor
goed
tete
van
kan
halen.
om
je
altijd
is
De
dit
niet
je
dat
In hoofdstuk twee wordt besproken dat ‘true belief’ meestal instrumentele waarde heeft, maar
dus niet altijd. Het is vaak zo dat men gemakkelijker een doel zal behalen als de gedachte ook
kloppend is. Dit betekent niet dat het altijd instrumentele waarde heeft, want soms kan het
beter zijn dat men een foutieve gedachte heeft in een bepaalde situatie. Een bepaalde situatie
waarbij het handig is om een foutieve gedachte te hanteren als een ‘true belief’ is het over een
ravijn moeten springen. Als de persoon in kwestie in gevaar dreigt te zijn, moet hij een keuze
maken. Als hij blijft staan is er zeker weten geen mogelijkheid om te overleven, maar als hij
springt over de ravijn is er een kans dat hij de overkant niet haalt en ook ten onder zal gaan.
Als de persoon in kwestie dan een ‘false belief’ heeft dat hij over de ravijn kan springen,
bevordert dit zijn prestaties, omdat de angst dan minder is. Mocht de persoon in kwestie
teveel na gaan denken en het zeker weten dat hij de overkant niet haalt, kan dit
belemmeringen opleveren voor zijn prestaties.
Verder kunnen ware overtuigingen soms volkomen triviaal zijn, zoals in het geval van de
persoon die zandkorrels meet. Het is heel leuk om te weten hoe groot zandkorrels zijn, maar
uiteindelijk doe je er niks meer. Het is dus eigenlijk zinloos, en dus niet instrumenteel
waardevol.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller doantjee. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.77. You're not tied to anything after your purchase.