100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Handboek Diagnostiek in de leerlingenbegeleiding $5.28
Add to cart

Summary

Samenvatting Handboek Diagnostiek in de leerlingenbegeleiding

 38 views  4 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Dit document bevat een samenvatting van het boek 'Samenvatting Handboek Diagnostiek in de leerlingenbegeleiding' van het vak Leer- en onderwijsproblemen van de RUG. Ik heb dit vak afgerond met een 10. Succes met studeren!

Preview 3 out of 23  pages

  • No
  • Hoofdstuk 2-4, 7-9, 11, 13
  • June 9, 2022
  • 23
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Hoofdstuk 4 – Taalontwikkeling en taalproblemen

Taalverwerving is zowel een sociaal als een cognitief proces. Daarom moet onderzoek naar een
eventuele taalachterstand zich richten op zowel de cognitieve vaardigheden, als op de sociaal-
emotionele en verstandelijke ontwikkeling van het kind. Ook moten gebieden als motoriek, gerichte
aandacht en auditieve verwerking meegenomen worden, omdat de ontwikkeling van taal hiermee
verweven is. Ofwel: multidisciplinair onderzoek is nodig om taalproblemen zo goed mogelijk in kaart
te brengen.

1. Normale taalontwikkeling: in vogelvlucht
Deelaspecten van de ontwikkeling van taalbegrip en taalproductie: fonologie (klankleer), semantiek
(woordenschat), morfologie (vormleer), syntaxis (zinsopbouw), pragmatiek (conventies rond
taalgebruik in communicatieve situaties) en metalinguïstiek (reflectie op taalgebruik).
De vier periodes die hier besproken worden lopen vloeiend in elkaar over.

Prelinguale periode (0-1 jaar)
Communicatie gaat in het eerste levensjaar via lichaamstaal en gelaatsexpressies (lachen, huilen,
bewegingen, vocalisaties en brabbelen). In de eerste zes maanden gaat het om aandacht voor elkaar,
daarna kan het ook over voorwerpen gaan, dan begint ook het beurtnemen en brabbelen.

Vroeg-linguale periode (1-2,5 jaar)
In deze periode leren kinderen dat taal een middel is om betekenis over te dragen. Kinderen leren
dat woorden labels zijn voor dingen. In deze periode is er een groot verschil tussen kinderen qua
kwantitatieve groei van woordenschat, maar de kwalitatieve groei heeft veel overeenkomsten.
Kinderen beginnen met éénwoorduitingen (werkwoorden over lichaamsfuncties en sociale uitingen)
en gaan dan over op tweewoorduitingen (relaties uitdrukken tussen dingen).

Differentiatiefase (2,5-5 jaar)
In deze periode is er een stroomversnelling in de lexicale ontwikkeling, zowel kwantitatief als
kwalitatief. Morfologie ontwikkeld . Rond het 5 e of 6e jaar spreken kinderen met nog maar weinig
opvallende fouten en gebruiken ze langere en volledige zinnen.

Voltooiingsfase (5-10 jaar)
In deze periode wordt de schriftelijke taal verworven, ook woordenschat neemt hier toe. Ook geven
kinderen in deze periode blijk van metalinguïstische vaardigheden. Kinderen gebruiken taal nu ook
om creativiteit of fantasie uit te drukken, in plaats van alleen als middel om te communiceren.

Latere taalontwikkelingsfase (10+)
De omvang van de woordenschat neemt toe en kinderen leren de betekenis van onbekende
woorden af te leiden uit de context. Kinderen gebruiken complexere vormen van morfologie en
syntaxis. Ook pragmatische vaardigheden worden ontwikkeld, net als het gebruik van figuurlijke taal.
Tot slot worden nu ook vreemde talen geleerd.



2. Taalontwikkeling: genen en context
Ontwikkelt taal door nature of nurture? Aanhangers van het nativisme stellen dat er een sterke
biologische aanleg is voor taalontwikkeling (Chomsky’s theorie van de generatieve grammatica). Het
interactionisme stelt dat mensen beschikken over aangeboren eigenschappen, maar hier ligt veel
meer nadruk op taalervaringen.

,Taalaanbod = het brede scala van gesproken en geschreven taal waarmee het kind vanaf de geboorte
geconfronteerd wordt; zowel brede omgevingstaal als ‘child directed
speech’/verzorgerstaal
Verzorgerstaal is gericht op het op gang brengen en in stand houden van de communicatie met het
kind, maar het kan ook gezien worden als pedagogisch-didactisch instrument (zoals d.m.v. expansie).
In gezinnen uit lage sociale milieus wordt minder en andere taal (namelijk ‘restricted code’: sturen,
verbieden, bevelen) gebruikt dan in gezinnen uit hoge sociale milieus (‘elaborate code’: uitleggen).
Ook zijn er grote cross-culturele verschillen.

Verschillende genen en hun onderlinge interacties liggen ten grondslag aan variatie in
taalontwikkeling. Kennis over taal gerelateerde genen en genetische varianten die tot taalproblemen
kunnen leiden kan het inzicht in de aard en oorzaak van variaties in taalontwikkeling bevorderen.

In diagnostiek en behandelingen van problemen in de taalontwikkeling moeten dus zowel kind- als
omgevingsfactoren betrokken worden.



3. Problemen in de taalontwikkeling
Bij het vaststellen van problemen in de taalontwikkeling moet men rekening houden met een grote
inter-individuele variatie.
Vertraagde ontwikkeling = wanneer een kind taalgebruik laat zien wat bij een jonger kind past
Afwijkende ontwikkeling = wanneer een kind taalgebruik laat zien dat niet in een bepaalde fase van
het taalverwevingsproces hoort
 Een combinatie van deze twee is ook mogelijk.
Wanneer een kind alleen een achterstand vertoont in verbale capaciteiten, kan het taalgedrag
vergeleken worden met de kalenderleeftijd. Als er ook een achterstand is in non-verbale
capaciteiten, kan het taalgedrag beter vergeleken worden met de ontwikkelingsleeftijd.

3.1 Niet-specifieke en specifieke taalstoornissen
Niet-specifieke taalstoornis = een secundaire, niet op zichzelf staande stoornis in spraak- en
taalproductie of taalbegrip
Specifieke taalstoornis = een stoornis in de spraak- en taalproductie of het taalbegrip van de moeder-
taal die primair is en waarvoor geen duidelijke oorzaak is aan te wijzen
In Nederland wordt bij een specifieke taalstoornis vaak van een TaalOntwikkelingsStoornis (TOS)
gesproken, dit komt bij ongeveer 5%-11% van kinderen voor, sommige kinderen krijgen eerst wel de
diagnose, maar vallen na een aantal jaar niet meer binnen de criteria.
De groep kinderen met een SLI is heterogeen (problemen met semantiek, grammatica, fonologie,
pragmatiek). Vaardigheden op verschillende taalgebieden interageren met elkaar (bootstrapping).

3.2 Taalstoornissen en bijkomende problemen
Een vertraagde of gestoorde taalontwikkeling gaat vaak gepaard met achterstand in andere
domeinen. Kinderen met problemen in de taalontwikkeling hebben vaak meer moeite met
leesvaardigheid, ook kunnen taalstoornissen samengaan met zwakkere cognitieve vaardigheden
(meer moeite met auditieve waarneming en verwerking, zwakker langetermijngeheugen
(procedureel en declaratief geheugen), beperkingen in executieve functies (aandacht,
werkgeheugen, inhibitie en cognitieve flexibiliteit)). Tot slot hebben kinderen met taalproblemen
vaak een verhoogd risico op problemen in de sociaal-emotionele ontwikkeling, hierdoor kunnen
gedragsproblemen en psychiatrische problemen ontstaan.

, 4. Diagnostiek van taalproblemen en -stoornissen
Vanwege deze wisselwerking tussen ontwikkelingsgebieden is in veel gevallen een multidisciplinaire
aanpak bij het diagnosticeren van kinderen met spraak- en/of taalproblemen op zijn plaats. Bij de
diagnostiek moet naar het niveau van de taalvaardigheid gekeken worden en mogelijke oorzaken
moeten worden gezocht, ook moeten non-verbale vermogens in kaart worden gebracht. Informatie
kan komen uit verschillende bronnen, zoals de ouders (vooral voor taalproductie, minder voor
taalbegrip), leerkrachten, personen die in het verleden met het kind te maken hadden en natuurlijk
het kind zelf (in natuurlijke situatie, in halfgestructureerde uitlokkingssituatie of door objectieve
meetinstrumenten).



5. Diagnostische middelen
Er zijn tests voor de algemene intelligentie, maar ook tests die meer specifiek gericht zijn op het
screenen, bevragen en testen van de taalaspecten. Sommige instrumenten hebben als doel het
registreren en analyseren van (semi)spontane taaluitingen, anderen toetsen de taalvaardigheden op
een directe manier door gestructureerde vragen en opdrachten. Ook zijn er lijsten van mijlpalen in de
taalontwikkeling.

6. Behandeling van taalproblemen en -stoornissen
De behandeling van taalproblemen heeft als doel het verbeteren van de communicatie en
participatie. Behandeling wordt in principe uitgevoerd door logopedisten en kan plaatsvinden via
directe (gericht op het kind) als indirecte (begeleiding van opvoeders) taaltherapie of een combinatie
van de twee.

6.1 Directe therapie
Therapie kan zich richten op:
 Articulatie en fonologie
Hier gaat het om het luisteren naar de klanken en het oefenen van het verklanken. Auditieve
vaardigheden als auditieve analyse, auditieve discriminatie en het auditieve geheugen komen
aan bod.
 Semantische kennis
Hier gaat het om het uitbreiden van semantische kennis van woorden en zinnen. Hierbij kijkt
men bijvoorbeeld naar het sturen van het eigen denken en leggen van semantische relaties.
Visualisering speelt een grote rol.
 Syntactische kennis
Bijvoorbeeld het aanleren van de specifieke zinsbouwconstructies die nog onvoldoende bij
het kind ontwikkeld zijn. Hierbij worden grammaticale doelen gekozen die in de zone van de
naaste ontwikkeling vallen.
 Pragmatische kennis
Het kind leert hier communicatieve regels en taalcodes die een rol spelen binnen
verschillende sociale situaties. De oefeningen worden ingebed in een zo natuurlijk mogelijke
communicatieve situatie.

6.2 Indirecte therapie
Opvoeders (ouders/verzorgers en leerkrachten) kunnen een belangrijke co-therapeutische functie
hebben. Op school blijkt de relatie tussen kind en leerkracht invloed te hebben op het taalbegrip van
het kind. Het meest effectief blijken taaltherapieën die bestaan uit een directe therapie in
combinatie met begeleiding van de opvoeder-kindinteractie. Het inschakelen van opvoeders
verhoogt de kans dat er transfer plaatsvindt van de aangeleerde vaardigheden tijdens de therapie

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller anneliewagenaar. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.28. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

49051 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$5.28  4x  sold
  • (0)
Add to cart
Added