Vragen ouderenpsychologie
Uit welke factoren bestaat het CALTAP model?
- Positive maturation & negative maturation: fysieke, psychische en sociale veranderingen van
positieve en negatieve aard, zoals afname van fysiek uithoudingsvermogen, toename van
levenservaring etc.
- Specific challenges: ingrijpende veranderingen/specifieke aandoeningen die zich relatief vaak
voordoen bij ouderen, maar niet natuurlijk onderdeel zijn van het ouder worden (ernstig
gehoorverlies, chronische ziekte, mantelzorg).
- Social context:
o Context van een oudere als behorend tot een specifieke subcultuur/cohort.
o Hulpverleners die vanuit een cohort gevoelens en stereotype beelden hebben van
ouderdom negatief effect op vertrouwen dat verandering mogelijk is.
o Cultuur/cohort waar iemand deel van uitmaakt is van invloed op de manier waarop
iemand over problemen denkt/praat.
Wat zijn de voordelen van een positieve attitude t.o.v. het eigen verouderingsproces?
- Meer gezondheid bevorderend gedrag.
- Minder depressieve gevoelens.
- Minder gevoelens van eenzaamheid.
- Beter functionele gezondheid.
- Lager sterfteaantal.
Wat zijn de drie factoren die het individuele levenspad beïnvloeden?
- Normatieve leeftijdsgebonden factoren: biologische + sociale omgevingsinvloeden die
ongeveer tegelijk voorkomen bij individuen van dezelfde leeftijdsgroep.
- Normatieve historische invloeden: biologische + sociale omgevingsinvloeden die verbonden
zijn aan de specifieke situatie in historische tijd, passend bij een bepaalde generatie.
- Niet-normatieve invloeden: biologische + sociale omgevingsinvloeden die niet gebonden zijn
aan een bepaalde leeftijd/historisch tijdvlak, maar sterk leeftijdsgebonden zijn.
Hoe verloopt de invloed van deze drie factoren per levensfase?
- De normatieve leeftijdsgebonden factoren: komen tijdens adolescentie en ouderdom naar
voren.
- Normatieve historische invloeden: stijgen tijdens adolescentie, nemen daarna weer af.
- Niet-normatieve invloeden: nemen lineair toe met de leeftijd om tijdens de ouderdom te
stagneren.
Wat zijn de vier perspectieven die aansluiten op een bredere persoonsgerichte visie op de
geestelijke gezondheid?
1. Perspectief van de levensloop: geestelijke gezondheid is onderdeel van de complexiteit van de
levensloopontwikkeling.
2. Perspectief van het welbevinden: geestelijke gezondheid is meer dan alleen de afwezigheid
van psychische klachten, maar gaat ook om welbevinden en individueel maatschappelijk
functioneren.
3. Perspectief van de betekenis van het ouder worden: geestelijke gezondheid binnen de
maatschappelijke contexT: beelden over ouderen zijn bepalend voor de manier waarop
mensen met ouderen omgaan.
4. Perspectief van de levensverhalen: narratieve benadering.
Leg de disengagement theory en de activitytheory uit
, - Disengagement theory: ouderen trekken zich steeds meer terug uit de samenleving als gevolg
van verminderde vitaliteit en het naderende levenseinde.
- Activity theory: gezond ouder worden is een proces waarbij mensen willen blijven deelnemen
aan de samenleving en het leven.
Welke 2 factoren gaan ouderenparticipatie in de samenleving tegen?
- De samenleving heeft een vooroordeel over ouderen.
- Hoe ouderen zelf met hun ouder worden omgaan.
Wat is het SOC-model?
Berust op de aanname dat ouderdom veranderingen en verliezen van fundamentele vaardigheden met
zich meebrengt, die van persoon tot persoon verschillen.
1. Selectie: Mensen maken (bewuste) keuzen bij bezigheden en contacten waar zij hun energie in
willen steken.
2. Optimalisatie: De bewust gekozen bezigheden optimaal willen doen, bijvoorbeeld via training
of hulpbronnen.
3. Compensatie: Inzetten van hulpmiddelen.
Wat is de socio-emotionele selectiviteitstheorie (SEST/SST)?
Proces van selectie wordt beschreven, waarbij 2 vormen van motivatie worden onderscheiden:
- Het motief om (nieuwe) dingen te leren.
- Het motief om emoties te reguleren.
De hoeveelheid levenstijd bepaalt welke motivatie belangrijker is. Bij ouderen is de tweede vorm
belangrijker.
Noem 3 verschillende vormen van welbevinden:
1. Emotioneel welbevinden: er is een balans tussen positieve en negatieve emoties.
2. Psychologisch welbevinden: eigen potentieel wordt benut.
3. Sociaal welbevinden: je doet goed mee in de samenleving.
Noem verschillende verklaringen voor de verschillen en overeenkomsten in welbevinden tussen
leeftijdsgroepen
1. Ontwikkelingseffect: ouderen hebben voorkeur voor positieve informatiebronnen, en ervaren
daardoor positiever emotioneel welbevinden.
2. Cohorteffect: de huidige generatie ouderen hadden vroeger minder mogelijkheden om zich te
ontplooiien en ervaren daardoor minder psychologisch welbevinden.
3. Periode-effect: de theorie van de structural lag: de samenleving loopt achter bij de snelle
vergrijzing, waardoor er weinig zinvolle rollen voor ouderen zijn: sociale welbevinden wordt
negatief beïnvloed.
Wat is het negatieve en positieve stereotype rond ouderen?
- Negatieve stereotypen: zwak, ziek, hulpbehoevend, eenzaam, depressief, angstig, dement,
achteruitgang/verval, ouderenzorg is last voor de samenleving.
- Positieve stereotypen: karakter en sociale vaardigheden zijn prettig.
Ouderen worden als aardig, maar weinig competent beschouwd betuttelend gedrag afhankelijk
gedrag + minder lichamelijk functioneren.
Wat is belangrijk voor ouderen?
- Onafhankelijkheid: doen wat je zelf belangrijk vindt.
- Gehoord/gezien worden
- Sociale relaties.
- Gezondheid.
Wat zijn de 2 thema’s binnen verhalen?
, - Agency: individualiteit: verteller vertelt over zijn eigen rol in het sturen van het eigen leven.
- Communion: verbondenheid: betekenisverlening aan de eigen persoon in relatie tot anderen.
Hoe veranderen de netwerken van ouderen?
- Omgaan met ziekte/overlijden van partner.
- Veranderende relatie met (klein)kinderen.
- Verdriet om verlies van mensen die zij al lang kennen.
- Stress en afhankelijkheid als zorgverleners het netwerk betreden.
Wat is de kern van mensgerichte zorg?
Mensgerichte zorg is een zorgfilosofie die is opgebouwd rond de behoeften van het individu en
afhankelijk is van het kennen van de persoon via een interpersoonlijke relatie.
Wat zijn de 2 typen steun en hoe ziet dat eruit bij ouderen?
- Instrumentele steun: praktische hulp.
- Emotionele steun: bespreken van persoonlijke problemen in het contact met de ander.
Reciprociteit is de mate waarin steun geven en ontvangen in balans is. Deze is vaker uit balans bij
ouderen, voornamelijk bij instrumentele steun.
Wat zijn de 8 netwerkkenmerken van ouderen?
- Vrouwen hebben een groter netwerk dan mannen.
- Ouderen met laag opleidingsniveau hebben kleiner netwerk.
- Ouderen met partner hebben de grootste netwerken.
- Oudere ouderen hebben kleinere netwerken.
- Er komt verhoogde concentratie op nabij staande personen.
- Contacten in de buurt zijn een belangrijke bron van steun.
- Nieuwe vriendschappen beginnen is niet gebruikelijk voor ouderen.
Noem 2 modellen in verklaring voor verandering in de omvang, samenstelling en inhoud van het
netwerk:
- Konvooimodel: verklaring is gelegen in de mogelijkheid van personen om relaties aan te gaan
en te behouden. Wordt sterk bepaald door de rollen die een persoon vervult.
- Socio-emotional selectivity theory: Ondderhoud van persoonlijke relaties dient 2 doelen:
instrumentele doelen en emotionele doelen. Emotionele doelen nemen toe naarmate men
ouder wordt.
Hoe adviseer je men vanuit de 2 modellen te investeren in hun sociale netwerk om kans te
vergroten dat zij op latere leeftijd van dit netwerk te profiteren?
- Konvooimodel: blijf veel verschillende rollen behouden, zoals doen van vrijwilligerswerk.
- SEST: gedurende levensloop investeren in diepgaande relaties.
Op welke 3 manieren hangt gezondheid samen met het sociale netwerk?
1. Een goede gezondheid is nodig om relaties te kunnen onderhouden.
2. Bij een slechte gezondheid heeft met steun nodig uit het netwerk.
3. Een goed netwerk bevordert de gezondheid (buffer tegen negatieve gevolgen van ingrijpende
gebeurtenissen).
Welke twee vormen van eenzaamheid zijn er?
- Emotionele eenzaamheid: Leegte die wordt ervaren na het eindigen van een diepgaande
relatie, zoals na overlijden van een partner.
- Sociale eenzaamheid: Gebrek aan betekenisvolle contacten in bredere kring.
Wat zijn de 5 redenen voor eenzaamheid?
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MarloesvdZanden. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.26. You're not tied to anything after your purchase.