Economie havo
Hoofdstuk 2 consumenten gedrag
Vraagcurve = het verband tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid van een
product.
Conclusie:
- Als prijs stijgt neemt gevraagde hoeveelheid af
- Als prijs daalt neemt de gevraagde hoeveelheid toe
Vraagvergelijking: Qv = -ap + b
Qv = gevraagde hoeveelheid
P = prijs
A = mate waarin vraag op verandering van de prijs reageert
B = gedeelte van de vraag onafhankelijk van de prijs
Betalingsbereidheid = bedrag dat je maximaal voor een product wilt betalen. Valt
samen met de vraaglijn.
Consumentensurplus = verschil tussen betalingsbereidheid en de werkelijke prijs die
je moet betalen.
Marktomzet = p x q
Substitutiegoederen = goederen die elkaar kunnen vervangen
Complementaire goederen = worden altijd met andere goederen gebruikt.
2 soorten verschuivingen:
1. Verschuiving van de vraagcurve
2. Verschuiving langs de vraaglijn
Producent wil informatie over het gedrag van zijn concurrenten en zijn klanten:
Hoe de vraag verandert naar zijn product als de:
- Prijs verandert van zijn product
- Prijs verandert van andere goederen
Elasticiteit = % verandering gevolg : % verandering oorzaak
Soorten elasticiteiten:
- Prijselasticiteit
- Inkomenselasticiteit
Prijselasticiteit (EV) = % verandering van Q : % verandering van P
Elastisch EV < -1
De % vraag verandering is sterker dan de % prijsverandering
, Inelastisch Ev tussen 0 en -1
De % verandering van de gevraagde hoeveelheid (QV) : % verandering van
het inkomen (Y)
Noodzakelijke goederen: Ey = kleiner dan 1
Vraag daalt % meer dan inkomen % toeneemt
Luxegoederen: Ey = groter dan 1
Vraag neemt % meer toe dan inkomen % toeneemt
Inferieure goederen: als inkomen toeneemt, neemt vraag af
Hoofdstuk 3 producentengedrag
Afzet = q = hoeveelheid verkochte artikelen in een bepaalde periode
Omzet = TO = p x q = het totale geldbedrag dat de verkochte artikelen opleveren
Marktaandeel: hoeveel procent van de totale afzet of omzet op een markt wordt
behaald door een bedrijf.
Berekening: (deel : geheel) x 100%
Een ondernemer die iets produceert maakt kosten:
1. Totale constante/vaste kosten (TCK)
Veranderen niet als productieomvang verandert (alleen bij
productiecapaciteit)
2. Totale variable kosten (TVK)
Veranderen als de productieomvang verandert
Totale kosten = totale variable kosten + totale constante kosten
TK = TVK + TCK
Kostenvergelijking: geeft de relatie weer tussen de productie en de kosten.
Als we van totaal, gemiddeld willen maken moeten we door q delen:
- GO = TO : q
- GTK = TK : q
- GCK = TCK : q
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller resakeizer. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.46. You're not tied to anything after your purchase.