Paragraaf 1 Industrie en samenleving
Begrippen: fabriek, moderne tijd, industriële revolutie, landbouw-/industriesector,
energie, stoommachine, nijverheid, waterkracht, industriële
samenleving/industrialisatie, dienstensector, milieu, verstedelijking, smog,
gilde(meester), werkgever, werknemer;
Weten…
Waarom historici in 1800 een nieuwe periode van de geschiedenis laten
beginnen;
Er vonden grote veranderingen plaats in West-Europa. Handwerk werd
overgenomen door machines. Veel nieuwe producten, de bevolking groeide
en steeds meer mensen in de stad
Welke verschillen er waren tussen het dagelijks leven/manier van
reizen/gebruik van taal in 1800 en 1900;
In 1800: Met de voet, paard of met een zeilschip gereisd. Lessen op
middelbare scholen en universiteiten in het Latijn.
In 1900: Geen latijn behalve op gymnasium. Mensen reisden met de trein of
het stoomschip. Arbeidersmassa’s in de grote steden bedienden
stoommachines.
Welke directe veranderingen de industriële revolutie gebracht heeft;
De productie van goederen en voedsel ging met de machine.
Hoe de energiebron voor de aandrijving van werkprocessen in de loop van
de tijd veranderd is (1700-1900);
Door water bijvoorbeeld en daarna machines die werden aangedreven met
stoom.
Waar en wanneer de industriële revolutie begon;
Rond 1750 in Groot-Brittannië
Hoe landbouwvernieuwingen een rol gespeeld hebben bij het begin van de
industrialisatie;
Boeren produceerden meer voedsel, verbeterde werktuigen. Minder werk
met meer opbrengst. Een deel van dat geld in nieuwe vernieuwingen. Dus er
waren steeds minder mensen op het land nodig
Welke vernieuwingen er in de (textiel)nijverheid tot 1800 plaatsvonden;
Het eeuwenoude spinnenwiel werd vervangen door houten machines die
werden aangedreven door stromend water. Rond 1800 werden deze
vervangen door nieuwe machines die werden aangedreven op stoom.
Waarom de stoommachine de ‘motor van de industriële revolutie’ genoemd
wordt (=wat de gevolgen van de invoering van de stoommachine zijn);
, De productie ging veel sneller waardoor er meer kon worden gemaakt dus
meer winst.
Hoe de industriële revolutie na 1830 versnelde;
Door de komst van de stoomtrein en het stoomschip. Daardoor konden
grondstoffen sneller naar fabrieken.
Welke landen na 1850 industrialiseerden;
Groot-Brittannië, Duitsland, Nederland, Japan en de VS
Welke vernieuwingen er in de metaal-, de chemische-, de voedings- en de
elektronische industrie plaatsvonden na 1850;
IJzer werd vervangen door staal. In chemische fabrieken werden stoffen zoals
plastic en kunstmest gemaakt. In de voedingsmiddelenindustrie maakten ze
bijvoorbeeld margarine dat het veel duurdere roomboter uit de mark drukte.
Grote bedrijven hadden labs waar ze nieuwe producten ontwikkelden.
Waarom en hoe ondernemers steeds weer nieuwe producten ontwikkelden;
Omdat ze dan meer geld krijgen. In labs waar technici en wetenschappers
nieuwe producten ontwikkelden.
Hoe de werkgelegenheid per sector veranderde door de industrialisatie;
In 1900 50% van de Britten in de industrie en maar 9% in de landbouw.
Waarom industrialisatie tot bevolkingsgroei en verstedelijking leidde;
Het werd steeds makkelijker om producten te maken. Waardoor er ook steeds
meer banen kwamen.
Waarom de invloed van de burgerij toenam door de industrialisatie;
Er waren steeds meer producten nodig dus steeds meer mensen die in de
fabrieken gingen werken.
Waarom de samenleving harder en zakelijker werd door de industrialisatie;
De adel bleef belangrijk maar de burgerij leverde de meest ondernemers en
kreeg steeds meer invloed op de maatschappij.
Welke gevolgen de industrialisatie had voor het milieu.
Vervuiling van milieu, steden hadden vaak een laagje smog en veel gebouwen
waren zwart geblakerd.
Paragraaf 2 De sociale kwestie
Begrippen: kinderwetje (van Van Houten), leerplichtwet, kerkelijke armenzorg,
sociale kwestie, vakbonden, sociale wetten;
Namen: Palingoproer, Sam(uel) van Houten;
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lars16. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.60. You're not tied to anything after your purchase.