2.1 het zintuigstelsel
Het zintuigstelsel bestaat uit verschillende zintuigen. De zintuigcellen (receptoren) nemen prikkels uit
het milieu waar en vertalen deze naar impulsen. Zintuigen (gehoorzintuig, gezichtszintuig) ontvangen
prikkels uit het externe milieu (externe prikkels) en uit het inwendige milieu (interne prikkels)
Proprioceptoren zintuigen die een verandering van de spanning van een spier of een verandering
in de stand van een lichaamsdeel registreren
Verschillende groepen receptoren:
Mechanische receptoren reageren op mechanische energie (aanraking, druk), er ontstaat
een impuls wanneer het celmembraan buigt of uittrekt
o Gehoorreceptoren, bewegingsreceptoren > hebben zeer fijne haartjes
o Tastreceptoren, drukreceptoren > impuls ontstaat bij een lichte aanraking/druk
Chemische receptoren kunnen bepaalde moleculen uit de omgeving binden
o Smaakreceptor, reukreceptor
Temperatuurreceptoren reageren op temperatuurveranderingen, als zo’n receptor
boven/onder de normwaarde komt ontstaat er een impuls
Pijnreceptor uiteinden van bepaalde neuronen (hele lichaam)
Lichtreceptor ontstaat impuls door zichtbaar licht
Er ontstaat een impuls als de prikkel sterker is dan de drempelwaarde (prikkeldrempel)
Adequate prikkel de soort prikkel waarvoor de prikkeldrempel het laagste is
Adaptatie de aanpassing van de gevoeligheid van een zintuig bij een aanhoudende
prikkelsterkte (gewenning)
o Zorgt voor dat het centrale zenuwstelsel voldoende, maar geen onnodige informatie
krijgt
2.2 het oog
Het harde oogvlies (wit gedeelte) beschermd het binnenste deel van je oog
Dit gaat over in je hoornvlies (doorzichtig) licht kan het oog binnenvallen hierdoor
Het gekleurde deel (door pigmenten) van je oog heet de iris, de iris regelt de hoeveel licht die via de
pupil (opening in de iris) het oog binnenvalt door de pupil groter en kleiner te maken
Onder de huid liggen traanklieren, die door traanvocht voorkomen dat de ogen niet uitdrogen
De oogspieren draaien de ogen in de goede richting
Het grootste deel van je oog is gevuld met het glasachtig lichaam (geleiachtige massa)
De vaatvlies bevat veel bloedvaten en zorgt voor voeding
Rondom de ooglens zit het straalvormig lichaam, deze zorgen met het hoornvlies voor een scherp
beeld op je netvlies
De binnenste laag van je oog is het netvlies, hierin liggen de lichtreceptoren en wordt op z’n plek
gehouden door het glasachtig lichaam
In het centrum van het netvlies ligt de gele vlek, hier zie je het scherpste
, De plaats waar de oogzenuw het oog verlaat is de blinde vlek
Als je ergens naar kijkt valt het beeld op je netvlies, deze is omgekeerd en verkleind. Het
gezichtscentra in de grote hersenen verwerken de gekregen impulsen zo dat je het beeld toch goed
ziet
Om scherpe beelden te krijgen van voorwerpen op verschillende afstanden,
veranderd de vorm van de ooglens, dit boller en platter worden van de lens heet
accommoderen
Als je naar een voorwerp in de verte kijkt, zijn de kringspieren (accommodatiespieren) in het
straalvormige lichaam ontspannen en de lensbandjes strak gespannen je ooglenzen
worden platter
Als je naar een voorwerp dichtbij kijkt, je kringspieren trekken samen en de lensbandjes
worden minder strak gespannen je ooglenzen worden boller
Bij lenzen wordt de ligging van het brandpunt F (waar de lichtstralen bij elkaar
komen) bepaald door de vorm van de lens
Bolle/positieve lens buigen lichtstralen naar elkaar toe (convergeren)
o brandpunt achter de lens
o hoe boller de lens, hoe kleiner de brandpuntafstand (f)
Holle/negatieve lens spreiden de lichtstralen (divergeren)
o Brandpunt voor de lens
Voorwerpafstand (v) afstand vanaf het voorwerp tot aan de lens
Beeldafstand (b) afstand tussen de lens en het scherm
Oogafwijkingen:
Bijziend je oogbol is te lang, voorwerpen dichtbij zijn scherp veraf niet (holle lens nodig)
Verziend je oogbol is te kort, voorwerpen dichtbij zijn niet scherp veraf wel (bolle lens
nodig)
Je pupilreflex regelt de hoeveelheid licht dat op je netvlies valt en beschermt lichtreceptoren tegen
een te hoge lichtintensiteit
Kringspieren en straalsgewijs lopende spieren bepalen samen de pupilgrootte
Veel licht > pupil kleiner
Weinig licht > pupil groter
Het netvlies bestaat uit 3 lagen:
Een laag neuronen geleiden impulsen naar het centrale zenuwstelsel
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rooswesselsboer. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.83. You're not tied to anything after your purchase.