WINST ALS CONTINUÏTEITSVOORWAARDE
• Winstgevendheid op termijn, is van belang voor de bedrijfscontinuïteit vanwege het feit dat
daarmee een redelijk rendement op het eigen vermogen kan worden gerealiseerd.
• Totale Winst = Totale Omzet – Totale Kosten TW = TO – TK = (P × Q )
– (TVK + TCK)
• Winststreven impliceert omzetgroei en/of verlaging kosten.
EXTERNE BEDRIJFSOMGEVING
• Contextuele/macro-economische omgeving (no control)
= indirecte (ruime of wijde) bedrijfsomgeving maatschappelijke factoren en actoren
werkzaam op de achtergrond; merkbaar, maar door een bedrijf niet (nauwelijks) gericht te
beïnvloeden.
• Transactionele/meso-economische omgeving (limited control)
= directe (nabije) bedrijfsomgeving (taakomgeving) factoren en actoren werkzaam in de
bedrijfstak of bedrijfskolom en merkbaar via marktcontact, door een bedrijf deels gericht te
beïnvloeden.
SOORTEN EXTERNE ANALYSES
• Macro-analyse
Analyse algemene omgeving = analyse van de relevante maatschappelijke en macro-
economische context van een bedrijf m.b.v.
bijv. de DESTEP-methode.
• Meso-analyse (= ABC-analyse)
Analyse taakomgeving = analyse van de
relevante marktcontext (afnemers en
concurrenten), bedrijfstak en bedrijfskolom
waarin een onderneming functioneert of wenst
te gaan opereren.
M.b.v. bijv. het vijfkrachten model van Porter;
inzicht in concurrentie-intensiteit (druk).
De rivaliteit in een branche (1)
Onderhandelingsmacht afnemers (2) en
leveranciers (3)
De dreiging van toetreders (4) en substituten (5)
• Hoe groter de concurrentiedruk, hoe moeilijker om prijzen te verhogen en de winstmarge te
vergroten.
BEPALEND OLIEPRIJSGEVOELIGHEID OP WINST
• Energie-intensiteit productie
• De mogelijkheid tot energiebesparing
• De mogelijkheid tot doorberekening van de hogere energiekosten p.e.p. in de afzetprijs
• Bestedingseffecten van een olieprijsstijging;
INFLATIE H8
• Wat is inflatie; hoe wordt het gedefinieerd?
Algemene prijsstijging ofwel geldontwaarding. Je kunt vandaag minder kopen voor €1 dan
gisteren. Munt wordt minder waard.
• Hoe wordt inflatie gemeten en door wie?
Het CBS meet de inflatie door prijsstijging van consumptiegoederen te bepalen
(consumptieprijsindex CPI)
• Wat zijn de oorzaken van inflatie en welke vormen zijn er?
- Bestedingen; hoger zijn dan de productiecapaciteit, zien ondernemers de kans de
prijzen te verhogen en marge te verbeteren
, Capita Selecta Samenvatting Hoorcollege
- Kosten; lonen, inkoop/invoerprijzen, belastingen, huren, accijnzen, aardgasprijzen
(overheidsmaatregelen) stijgen, zullen ondernemers gedwongen zijn de prijzen te
verhogen, omdat ze anders verlies lijden
- Stijgende winst- en kapitaalkosten (rente&afschrijving)
• Wat zijn de mogelijke gevolgen van inflatie?
- Door looneisen en prijsverhogingen kan inflatie een zelfversterkend effect hebben en
tot een loon-prijsspiraal (voortdurende stijging van lonen en prijzen) leiden
- De inkomensverdeling kan veranderen doordat bepaalde groepen de inflatie niet
kunnen doorberekenen en andere groepen wel
- Schuldenaren hebben belang bij inflatie, omdat door inflatie de waarde van het
geleende vermogen daalt en ze hun schulden kunnen aflossen met geld dat steeds
minder waard wordt
- Door inflatie neem het risico van investeren toe vanwege de onzekerheid over de
toekomstige prijzen
• Hoe en door wie kan inflatie worden bestreden?
- Valuta steun
- Centrale banken door strak monetair beleid
- Op tijd hoger loon af te dwingen
- Overheid de maatregelen beperken
ELASTICITEIT
Als twee grootheden causaal samenhangen, dan meet de elasticiteit de mate waarin een
relatieve verandering in de onafhankelijke variabele (= oorzaak) leidt tot relatieve
verandering in de afhankelijke variabele (=gevolg).
ε= 𝑝𝑟𝑜𝑐𝑒𝑛𝑡𝑢𝑒𝑙𝑒 𝑣𝑒𝑟𝑎𝑛𝑑𝑒𝑟𝑖𝑛𝑔 𝑣𝑎𝑛 h𝑒𝑡 𝑔𝑒𝑣𝑜𝑙𝑔 = %∆𝑔𝑒𝑣𝑜𝑙𝑔 = getal
𝑝𝑟𝑜𝑐𝑒𝑛𝑡𝑢𝑒𝑙𝑒 𝑣𝑒𝑟𝑎𝑛𝑑𝑒𝑟𝑖𝑛𝑔 𝑣𝑎𝑛 𝑑𝑒 𝑜𝑜𝑟𝑧𝑎𝑎𝑘 %∆ 𝑜𝑜𝑟𝑧𝑎𝑎𝑘
OORZAKEN EN HUN KLEINE OF GROTE GEVOLGEN
• Als een relatieve verandering in de oorzaak leidt tot een relatieve kleine verandering in het
gevolg; dan is het causale samenhang (verband) inelastisch.
• Als een relatieve verandering in de oorzaak leidt tot een relatieve grote verandering in het
gevolg; dan is het causale samenhang (verband) elastisch.
• Afhankelijk: gevolg • Onafhankelijk: oorzaak
CASUS
• Stel: Een prijsdaling van een product met 7,5% leidt tot een afzettoename van 5%.
a. Hoe groot is de elasticiteitcoëfficiënt (ε of E)?
ε= %afzet = %Q = +5% = - 2/3
%Prijs %P -7,5%
b. Is de afzetreactie elastisch of inelastisch?
De afzetreactie is inelastisch. Immers de % afzet (gevolg) is minder sterk dan % prijs
(oorzaak).
c. Met hoeveel procent verandert de omzet?
TO= 0,925 * 1,05
TO= 0,97125
1 – 0,97125 = 0,02875
0,02875 * 100= 2,875
TO= P x Q
Pnw= 0,925 x P = 0,925 Po (100-7,5= 92,= 0,925)
Qnw= 1,05 x Q = 1,05 Qo (100+5= = 1,05)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller StudentBusinessStudiesBedrijfskunde. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $13.58. You're not tied to anything after your purchase.