4.1
wat zijn zouten?
zouten bestaan uit ionen in een ionrooster, ze vormen een ionbinding tussen positieve en
negatieve ionen die sterker is dan een waterstofbrug of vanderwaalsbinding. Daarom
hebben ze een hoger smelt en kookpunt.
als je de naam van een zout opstelt komt eerst het positieve ion, en hierna het negatieve
ion. sommige metalen hebben meerdere elektroalenties, dan schrijf je achter de naam (?)
waarin ? aangeeft welke ionlading het heeft (Sn 2+ = tin(II)ion, Sn 3+ = tin(III) ion)
- metalen hebben altijd een positieve elektrovalentie, niet-metalen hebben meetsal
een negatieve elektrovalentie.
- enkelvoudige ionen zijn ionen die uit één atoomsoort bestaan
- de elektrovalentie komt (meestal) overeen met de groep waar een stof staat
(periodiek systeem)
- de formule van een zout geeft de verhouding aan waarin de ionen in een zout
aanwezig zijn.
- een zout is altijd neutraal geladen.
4.2
Wat zijn iondipoolbindingen?
Bindingen die ontstaan bij het oplossen van een ion in water heten iondipoolbindingen. Het
is namelijk een binding tussen een ion en een dipoolmolecuul. Water is namelijk een
dipoolmolecuul, dit houdt in dat er een kleine lading aan beide kanten van het molecuul is
(delta+) voor waterstroom en (delta-) voor de zuurstofatomen. De watermoleculen omringen
uiteindelijk de ionen, dit heet hydratatie. Dit wordt in een formule aangegeven met (aq).
vb. NaCl in water, de positieve kant van het watermolecuul keert zich naar de (negatieve
kant) Cl. En de negatieve kant keert zich naar Na. Ook kunnen de ionen op de hoekpunten
afgebroken worden van het ionrooster omdat deze minder sterk gebonden zijn.
+ Niet alle zouten zijn op te lossen in water, als de ionbinding te sterk is kan water het
niet omringen. Dit is te vinden in binas 45a.
Vergelijkingen maken;
Oplossen van zouten:
Oplosvergelijking, het water komt niet voor in de formule omdat het zout niet reageert met
water.
NaCl (s) → Na+ (aq) + Cl- (aq) of
CuCl2 (s) → Cu2+ (aq) + 2Cl-(aq) of
Al(NO3)3 (s) → Al2+ (aq) + 3NO3 (aq)
Indampen van zoutoplossingen:
Omgekeerde van oplosvergelijking
Na+ (aq) + Cl- (aq) → NaCl (s)
Oplosbaarheid: geeft aan hoeveel stof kan oplossen in een oplosmiddel van een bepaalde
temperatuur. Dit is ook te berekenen.
, vb. Oplosbaarheid van calciumhydroxide is 1.73 gram per liter. Je rekent dit om naar mol:
74,10 g mol-1
Onder binas 45a staat wanneer een stof slecht, matig of goed oplosbaar is in mol. Als de
maximale hoeveelheid water is opgelost is de oplossing verzadigd. Als dat niet het geval is
is het onverzadigd.
Waarom lossen (de meeste) metaaloxiden slecht op in water?
De meeste metaaloxiden reageren (zie r in binas 45a). De O2 ionen worden namelijk OH-
ionen. Omdat het met water reageert moet water hier wel.in de vergelijking staan:
Na2O (s) + H2O (l) → 2 Na+ (aq) + OH- (aq)
Oplossingen van hydroxide worden vaak aangeduid met triviale naamgeving. Te verkrijgen
door reactie en oplossen. Tabel overnemen
4.3
Wat zijn zouthydraten?
Sommige zouten kunnen water opnemen in hun ionrooster, dan is het een zouthydraat. Het
opgenomen water heet dan kristalwater. Deze zouthydraten krijgen een bepaalde naam en
formule. De naam is dan het zout en hoeveel water het op kan nemen: vb calciumsulfaat
neemt twee watermoleculen op dan wordt het calciumsulfaatdihydraat. De formule is de
hoeveelheid kristalwater achter de formule van het zout, gescheiden door een punt: CaSO4
• 2H2O (s).
CaSO4(s) + 2H2O (l) → CaSO4 • 2H2O (s).
Vanaf een hydraat kun je ook weer terug naar het zout. Je kan dit doen door indampen, dit
is een endotherm proces. Dat betekent dat het opnemen van water een exotherme proces
is.
Zie binas 65a.
Voorbeelden zouthydraten?
- Gips is calciumsulfaat wat hard wordt
door het opnemen van water.
- Cement
- Kopersulfaat verandert van kleur (wit naar blauw) als er water wordt opgenomen in
het ionrooster.
- PCM, faseovergansmateriaal. Het kost veel energie om een zouthydraat te laten
smelten en het smeltpunt is ook lager dan een normaal zout. Hierdoor kan het
gebruikt worden om de omgevingstemperatuur stabiel te houden. Dit wordt gebruikt
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller laurafaas3. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.11. You're not tied to anything after your purchase.