Hoofdstuk 1: Oplossingsgerichte gespreksvoering
- Wat niet stuk is, moet je niet maken.
- Als iets (beter) werkt, doe er meer van.
- De klasse van de problemen hoort niet tot de klasse van de oplossingen. Analyse van
problemen is niet nodig om tot oplossingen te komen, analyse van oplossingen is dat juist wel.
- De cliënt is de expert.
- Het oplossingsgerichte model is gericht op het beschrijven van uitzonderingen op de regel van
het probleem, die de cliënt vaak over het hoofd ziet.
3 specifieke gedragingen van de therapeut die ervoor zorgen dat cliënten viermaal zo vaak spreken
over oplossingen, veranderingen en hulpbronnen:
- Het stellen van uitnodigende vragen: ‘Wat wilt u voor het probleem in de plaats?’ of: ‘Wat is er
beter?’
- Het stellen van detailvragen: ‘Hoe deed u dat precies?’ ‘Wat deed u toen precies anders
waardoor het beter ging?’
- Het geven van verbale ‘beloningen’; het geven van complimenten en het stellen van
competentievragen: ‘Hoe is u dat gelukt?’ ‘Hoe kwam u op dat goede idee?’
10 uitgangspunten van oplossingsgerichte gespreksvoering:
1. Weerstand is geen bruikbaar begrip.
2. Er is altijd sprake van samenwerking.
3 soorten complimenten:
o Positieve karakterduiding: het geven van een nieuw positief etiket, bezorgdheid kan
worden benoemd als een teken van betrokkenheid.
o Directe complimenten
o Indirecte complimenten: een compliment die de cliënt zichzelf kan geven door het
beantwoorden van competentievragen.
3. Verandering is onvermijdelijk.
4. Slechts een kleine verandering is nodig.
Uitzonderingen lokken verandering uit. Ook het vragen naar hypothetische
oplossingen, naar hoe het anders moet worden, geeft aanwijzingen over de richting
waarin de oplossingen gezocht moeten worden.
5. De meeste cliënten zijn in het bezit van de hulpbronnen die zij nodig hebben om te
veranderen.
3 oplossingsgerichte vragen waarmee de cliënt wordt uitgenodigd succesverhalen te vertellen:
o Hoe deed u dat?
o Hoe besloot u dat te doen?
o Hoe lukte u dat te doen?
6. Problemen zijn niet-succesvolle pogingen om moeilijkheden op te lossen.
7. Het is niet nodig om veel over het probleem te weten om het te kunnen oplossen.
8. Bij oplossingsgericht werken wordt wel naar het verleden gekeken, niet om eerdere
problemen of mislukkingen te exploreren of te analyseren, maar juist om eerdere successen
van de cliënt aan het licht te brengen.
9. De cliënt definieert het behandeldoel.
10. De werkelijkheid wordt door de observator bepaald; de oplossingsgerichte professional neemt
deel aan het scheppen van de werkelijkheid van het systeem waarmee hij werkt.
11. Er zijn veel manieren om naar een situatie te kijken, alle even juist.
De vragen die gesteld worden zijn bedoeld om het doel en oplossing te ontwerpen, waarvan men
veronderstelt dat die (meestal) al in het leven van de cliënt aanwezig zijn. De oplossingsgerichte
vragen zijn uitnodigingen aan de cliënt om na te denken over hoe de door hem gewenste toekomst
eruitziet en welke stappen hij kan zetten om zijn doel te bereiken.
De vragen ‘die ene verschil maken’ zijn vragen naar de manier waarop de cliënt het ondanks zijn
problemen redt, wat hij al goed vindt gaan in zijn leven en zo wil houden, en wat er al b eter gaan
sinds het maken van de afspraak. Vragen naar doelformulering, vragen naar uitzonderingen, vragen
hoe dichter de cliënt al bij zijn doel is (schaalvragen) en competentievragen leveren de relevante
informatie. Hier wordt een ‘andere laag’ van de cliënt aangeboord, die doorgaans onderbelicht blijft in
probleemgerichte gespreksvoering.
, Basishouding (typerend)
- Cliënt gericht
- Systemisch
- Focus op hulpbronnen
- Focus op (kleine uitzonderingen)
- Focus op gewenste toekomst (middel: wondervraag)
- Focus op wat cliënt al doet om deze gewenste toekomst mogelijk te maken
- Focus op bekwaamheden van cliënt
- Focus op doelen die voor de cliënt belangrijk zijn
- Focus op kleine, haalbare stappen
- Uitgaan dat er altijd sprake is van samenwerking (weerstand bestaat niet)
De oplossingsgerichte beslissingsboom:
Wondervraag: stel dat de problemen er niet waren, hoe zou je leven er dan uit zien.
De houding van de oplossingsgerichte professional wordt verder wel de houding van niet-weten
genoemd: hij stelt nieuwsgierige vragen om de cliënt uit te nodigen diens expertise naar voren te
brengen en te gebruiken.
6 belangrijke soorten vragen:
- De vraag naar verandering vóór het eerste gesprek (pre-treatment change).
Wat is er veranderd sinds dat u de afspraak maakte?
- De vraag naar het doel (met bijvoorbeeld de wondervraag).
Wat is voor u het doel van dit gesprek? Of: Wat moet er aan het eind van dit gesprek/deze
gesprekken bereikt zijn om te kunnen zeggen dat het zinvol of nuttig was en uw doel is
bereikt? Of: Waaraan zult u merken dat u niet meer hoeft terug te komen?
- De vraag: En wat nog meer?
Vragen naar details zijn belangrijk De vraag impliceert bovendien dat er nog meer is en dat de
cliënt alleen nog hoeft te ontdekken wat het is.
- De vraag naar uitzonderingen.
Er hoeft niet gegraven te worden naar uitzonderingen: ze liggen aan de oppervlakte, maar de
cliënt kijkt er (nog) overheen en ziet deze verschillen (nog) niet als een ‘verschil dat een
verschil maakt’.
- Schaalvragen.
- De vraag naar vaardigheden (competenties) waarover de cliënt al beschikt.
‘Hoe doet u dat?’ ‘Hoe houdt u dat vol?’ Het is belangrijk om naar kleine, positieve details te
vragen, waarmee de cliënt wordt uitgenodigd een succesverhaal over zichzelf te vertellen.
Hoofdstuk 2: Motivatie en de samenwerkingsrelatie
Onvoorwaardelijke acceptatie is belangrijk om de motivatie van de cliënt te bevorderen.
Verandertaal: dit is een wijze van communiceren waardoor iemands eigen redenen voor verandering,
en de voordelen daarvan, worden uitgelokt. Deze verandertaal faciliteert verandering.
Bij iemand zich onverschillig of onwetend opstelt (bezoeker) ligt de nadruk op het geven van
informatie en het leggen van een verband tussen te veranderen gedrag en de ervaren zorgen of
problemen.
Bij iemand die verandering overweegt (klager) zal de nadruk liggen op het beslissen tot en beginnen
met het beoogde gedrag. Daarop volgen nog de stadia van veranderactie, gedragsbehoud en
terugvalpreventie.
Een stabiele gedragsverandering wordt verkregen wanneer de extrinsieke bekrachtiging (geleidelijk)
overgaat in een intrinsieke.
Extrinsieke bekrachtiging betekent dat de bekrachtiger kunstmatig op een gedrag volgt, terwijl een
intrinsieke bekrachtiging natuurlijkerwijze met de handeling is verbonden; de handeling mondt vanzelf
uit in bevredigende consequenties. Meestal komen deze twee gecombineerd voor, maar het is
duidelijk dat en louter extrinsieke bekrachtiging weinig garantie biedt voor duurzaamheid van de
handeling.
Door de cliënt uit te nodigen te vertellen over competenties en successen, en te zoeken naar
uitzonderingen, momenten die succesvol waren of zijn, kan de oplossingsgerichte professional een
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller djacobs. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.44. You're not tied to anything after your purchase.