Paragraaf 1 – wat we weten (en wat niet)
Begrippen(paren)
Er zijn drie belangrijke hoofdvragen in de kennistheorie (epistemologie):
1. de vraag naar de zeker- of betrouwbaarheid van kennis;
2. de vraag hoe we aan onze kennis komen;
mogelijke bronnen van kennis: zintuigen, ervaringen, geheugen, intuïtie en
denkvermogen.
3. de vraag naar de grenzen van onze kennis.
Er zijn drie hoofdstromingen binnen de kennistheorie:
1. scepticisme: stelt dat ware kennis (principieel) onmogelijk is;
geen enkele bron is betrouwbaar.
eenzaam in eigen leefwereld, weet nooit of de ander hetzelfde ziet of
ervaart als hij, deze houding zet alles vast in discussies.
2. empirisme: stelt dat kennis tot stand komt door ervaringen;
via zintuigelijke waarneming.
3. rationalisme: stelt dat kennis tot stand komt door het denkvermogen.
niet via zintuigelijke waarneming;
kennis is aangeboren, niet aangeleerd.
Objectief en subjectief:
1. objectieve kennis: datgene wat over het object (voorwerp van kennis) gaat;
de norm van objectiviteit wordt vaak vervangen door die van
intersubjectiviteit: kennis die door een grote groep gemeenschappelijk als
geldig wordt beschouwd.
2. subjectieve kennis: datgene wat door het oordeel van het subject (degene die iets
kent) bepaald wordt.
Universeel en particulier:
1. universeel: geldig voor iedereen;
2. particulier: heeft slechts betrekking op één concreet geval.
Schijn en werkelijkheid:
1. schijn: een illusie of fantasie;
meestal negatief: aan iets of iemand wordt ten onrechte eigenschappen
toegekend, die onjuist zijn.
2. werkelijkheid: de wereld waarin we leven; datgene wat echt zo is en echt bestaat.
verwant aan de begrippen realiteit en bestaan.
Kennis en kunde:
, Hoofdstuk 4 – kennistheorie
1. kennis: iets of iemand kennen;
propositionele kennis: kennis van hoe iets zit of het weten dat iets het geval is
(propositie: de inhoud van een uitspraak).
2. kunde: praktische kennis.
Feit en fictie:
1. feit: een gebeurtenis of omstandigheid waarvan de werkelijkheid vaststaat;
het kan zintuiglijk waargenomen of instrumenteel gemeten worden.
2. fictie: berust niet op de werkelijkheid maar op onze verbeelding.
Kennis en geloof:
1. kennis:
menen: een beargumenteerd standpunt innemen met betrekking tot een
bepaalde zaak.
we vormen onze mening door een maat toe te passen; die maat kan
subjectief zijn, intersubjectief of objectief.
weten: terecht een waarheid aanvaarden; ook hier wordt een maat
toegepast.
2. geloof: voor lief nemen, vertrouwen op, zich overgeven aan.
in de Middeleeuwen gaat geloof vóór kennis: ‘credo ut intelligam’ (ik geloof
zodat ik het kan begrijpen).
Geldig en waar:
1. geldig: als de structuur van iets klopt;
2. waar: als de inhoud van iets klopt.
Paragraaf 2 – rationalisme en empirisme
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jonnakleinganseij. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.98. You're not tied to anything after your purchase.