100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Begrippenlijst Ontwikkelingsgerontologie $4.75
Add to cart

Other

Begrippenlijst Ontwikkelingsgerontologie

 2 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Begrippenlijst voor ontwikkelingsgerontologie Hoofdstuk 1 tot en met 7

Preview 2 out of 5  pages

  • June 14, 2022
  • 5
  • 2021/2022
  • Other
  • Unknown
avatar-seller
Ontwikkelingsgerontologie begrippen
Hoofdstuk 1

Accommodatie -> Denkschema’s worden aangepast aan de veranderend werkelijkheid.
Assimilatie -> Het betekenis geven aan de werkelijkheid door haar in te passen in de eigen
denkschema’s of cognitieve structuren.
Produktdenken -> Het denken in termen van behoud van wat ooit was.
Procesdenken -> Het denken in termen van ontwikkeling.
Chronologische leeftijd -> De leeftijd gemeten vanaf de geboorte.
Sociale leeftijd -> Leeftijd gemeten in sociale gebeurtenissen (pensioen, opvoeden van kleinkinderen
of opnieuw naar school gaan.
Drempelleeftijd -> Een chronologisch leeftijdsmoment waarop duidelijke fysieke en psychologische
veranderingen zichtbaar of hoorbaar zullen worden.
Languishing -> Stagnatie en blijven steken in de psychosociale ontwikkeling.
Flourishing -> Optimale geestelijke gezondheid, richtinggevend voor de wijze waarop mensen zich
optimaal kunnen ontwikkelen.
Gerontologie -> De wetenschap die als object van onderzoek de veroudering van mens, dier en plant
heeft.
Psychogerontologie -> De pluriformiteit van oudere mensen staat hier centraal: Mensen zo lang
mogelijk stimuleren en faciliteren van mogelijkheden om coping stijlen en competenties in stand te
houden en te voeden is hierin een belangrijk doel.
Primaire veroudering -> Lichamelijke verandering ten gevolge van ouder worden (rimpels
bijvoorbeeld).
Secundaire veroudering -> Veranderingen die vaker bij ouderen voorkomen dan bij jongeren.
(bijvoorbeeld artrose, slijtage van de gewrichten).
Tertiaire veroudering -> Een opvallend snelle fysieke aftakeling die aan het sterven voorafgaat.
Distale affecten -> In het verleden/ ver weg liggende verouderingseffecten die bijvoorbeeld worden
toegeschreven aan kinderverlamming in de jeugd en die leiden tot een gebrek aan mobiliteit.
Proximale effecten -> Effecten van dichtbij (bijvoorbeeld een recent gebroken enkel).
Pluriformiteit -> De verschillende levensstijlen die mensen hebben ontwikkeld met betrekking tot
vrije tijd, communicatie, wonen eten, seks etc.
Autonomie -> Het zoveel mogelijk eigen regie over het leven houden.
Ontwikkelingsregulatie -> Het bijstellen van doelen om zichzelf en het leven te beoordelen en daarbij
het in stand houden van je zelfwaardering.
Selectieve optimalisatie -> Een proces waarbij je zoveel mogelijk gebruikmaakt van de mogelijkheden
tot ontwikkeling en levensvreugde en zo min mogelijk last hebt van de biologische beperkingen.
Deficiet-model -> Het ouder worden volgens deze richting houdt in: Het stelselmatig alles verliezen
en uiteindelijk ook het eigen leven.
Rust-roest model -> Volgens deze richting moet je juist actief blijven en ook niet toe mag geven aan
verlieservaringen. Blijf vooral op alle domeinen actief.
Competentiemodel -> Volgens deze richting gaat het ouder worden wel gepaard met
verlieservaringen en deze moeten verwerkt worden maar kan men actief blijven en zelfs in nieuwe
rollen groeien (opa en oma/vrijwilligerswerk) maar ook persoonlijke groei heeft kansen.
Flow -> Een subjectieve toestand waarbij iemand alles om zich heen vergeet, inclusief de tijd en
gevoelens van vermoeidheid.
DSM -> Diagnostic manual of mental disorders; veelgebruikt vertrekpunt voor de psychiatrie.
ICF -> International classification of functioning disability and health; gezondheidstoestand word
omschreven in 3 perspectieven (Lichamelijk, individueel en maatschappelijk).
Equifinaliteit -> Meerdere ontregelingen die kunnen leiden tot één ziektebeeld.
Multifinaliteit -> Eén oorzaak die kan leiden tot meerdere ziektebeelden.

, Hoofdstuk 2

Cellulair geheugen -> Cellen hebben een geheugen. Op basis van dit geheugen kan een cel worden
gerepareerd en/of vervangen indien die cel beschadigd of vernietigd is.
Werkgeheugen -> Informatie die onthouden moet worden en uiteindelijk naar het LTG moet worden
gebracht. Ouderen lukt dit redelijk als die informatie maar belangrijk genoeg is.
Declaratief geheugen -> Het ‘weten dat’ oftewel het verwoordbare geheugen. Dit kan worden
opgedeeld in het semantisch geheugen (algemene kennis) en het episodisch geheugen (persoonlijke
herinneringen).
Procedureel geheugen -> Het ‘weten hoe’ oftewel het non-declaratieve geheugen.
Semantisch geheugen -> Het geheugen voor algemene kennis.
Episodisch geheugen -> Het geheugen voor persoonlijke , aan tijdgebonden, herinneringen.
Enkele dissociatie -> Enkele dissociatie is in locatie A schade bij functie 1 maar niet bij 2.
Dubbele dissociatie -> Dubbele dissociatie is in locatie B schade bij functie 2 maar niet bij 1, daardoor
is er sprake van verschillende neuronale circuits voor beide functies.
Computationalisme -> De psychologische insteek waarbij de hersenen vergeleken worden met een
computer, ook wel representationisme genoemd.
Geheugeninflatie -> Hoe vaker mensen een herinnering opdiepen/oproepen hoe meer het beeld
vertekend en het origineel ‘vervaagt’.
Priming -> Het sneller herkennen van of reageren op een stimulus omdat iemand deze eerdere had
aangenomen.
Habituatie -> Letterlijk gewoontevorming of gewenning. Het ontstaan van herkenning van een
onbelangrijke, of onbelangrijk geworden stimulus.
Klassieke conditionering -> Het vormen van associaties tussen gebeurtenissen. (de hond en de bel).
Operante conditionering -> Een verband leggen tussen een stimulus en een respons door de
gevolgen van de gegeven respons.
Errorless learning -> Letterlijk foutloos leren genoemd. Hierbij wordt de patiënt op procedureel
niveau in de te leren handeling getrokken zonder fouten. Zo kan een goed spoor snel en zo foutloos
mogelijk inslijten in de hersenen.
Relational learning -> Hierin is aandacht voor het gegeven dat ook heel veel sensorische informatie
bij het opbouwen van geheugensporen mee opgeslagen wordt. Hierdoor zou een geur een oude
herinnering kunnen activeren.
Anterograde amnesie -> Vanaf het moment van de geheugenbeschadiging kan er geen nieuwe
informatie worden opgenomen.
Retrograde amnesie -> Vanaf een bepaald moment weet je alles nog maar je bent alles kwijt van wat
er daarvoor is gebeurd.
Autobiografisch geheugen -> Dit zijn herinneringen die iemand heeft over zijn eigen leven. Dit
kunnen persoonlijke maar ook meer algemene herinneringen zijn.
Infantiele amnesie -> Het feit dat je weinig kan herinneren over de eerste 4 jaar van je leven.
Reminiscentie-effect -> Het fenomeen dat je veel kan herinneringen van de adolescentieperiode.
Recentheidseffect -> De herinneringen van de afgelopen 5 jaar.
Prospectief geheugen -> Het vooruitkijkende geheugen (bijvoorbeeld het gebruiken van een agenda).
Orthogenetisch principe -> Volgens Werner is ontwikkeling een differentiatie gevolgd door de
hiërarchische intergratie.
Situated memory -> Dagelijkse procedures zijn ingesleten in ons declaratieve systeem en de
informatie zit minstens ten dele in de omgeving.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SaxionDeventer20212022. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.75. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

49051 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$4.75
  • (0)
Add to cart
Added