Insolventierecht (bewerking van R.D. Vriesendorp, Insolventierecht, Deventer; Kluwer 2013 met
medewerking van de auteur); te vinden op Brightspace.
Artikel: Boot & Ligterink.
Theorievragen week 12 bedrijfswetenschappen
1. Waarom zijn meestal niet alle schuldeisers gebaat bij een faillissement?
Het nadeel is dat faillissement een collectieve procedure is, dus ten behoeve van alle
schuldeisers. Een achtergestelde (en vaak ook concurrente) schuldeiser heeft vaak geen
belang bij een faillissement; de uitkering is in de praktijk erg laag. Een dergelijke schuldeiser
moet hopen dat dit mechanisme werkt als pressiemiddel. In de praktijk kunnen veelal alleen
preferente schuldeisers (een deel van) hun vordering innen. Het percentage van de
concurrente schuld dat wordt betaald is zeer laag (een recente studie van het CBS geeft 3%
aan).
2. Wanneer zal een curator trachten de onderneming voort te zetten?
Op lange termijn: als de marktwaarde hoger is dan de liquidatiewaarde; op korte termijn
als de bedrijfswaarde hoger is dan de opbrengstwaarde. De curator streeft naar de maximale
opbrengst van de boedel
3. Hoe en door wie wordt een onderneming “gemonitord”?
Een onderneming wordt gemonitord door vele stakeholders: crediteuren,
aandeelhouders, banken, accountants, rating agencies, consumenten- en milieuorganisaties
die contracten met voorwaarden afsluiten, de onderneming beoordelen, een goedkeurende
verklaring geven. Tegenwoordig worden ondernemingen ook “gemonitord” door social
media.
4. Waarom is een goede efficiënte monitoring van een onderneming in het belang van die
onderneming?
. Omdat een onderneming uiteindelijk de kosten van het monitoren zelf moet betalen.
Een bank moet ook de kosten terugverdienen die zij moet maken om een onderneming te
monitoren.
5. Wat is economisch beschouwd het optimale niveau van dividend?
Het optimale niveau wordt bepaald door het interne rendement te vergelijken met het
externe rendement (dit zijn de opportunity costs van de aandeelhouders): het rendement
dat de onderneming kan behalen versus het rendement dat de aandeelhouder kan behalen
bij een alternatieve belegging buiten de onderneming. Indien een onderneming meer
rendement kan verdienen op de ingehouden winst dan aandeelhouders (extern) kunnen
, realiseren, is dat voordelig voor de aandeelhouders. Indien dat niet het geval is, kan de winst
beter worden uitgekeerd.
6. Wat is economisch beschouwd het optimale moment van insolventie?
Het optimale moment is het moment waarop de liquidatiewaarde hoger is dan de going
concernwaarde.
7. Wat is het verschil tussen het kasgenererend vermogen in het stramien van de accounting
ten opzichte van de kasgenererend vermogen in de financieringstheorie?
Het kasgenererend vermogen van de onderneming in het Stramien is gericht op het
kunnen nakomen van de financiële verplichtingen. Het kasgenererend vermogen in de
financieringstheorie is gericht op de waardering van de onderneming.
8. Beschrijf de twee causale verbanden tussen faillissementskosten en de waarde van een
onderneming.
De standaard causaliteit (bij de wetgever) is dat insolventie leidt tot een daling van de
marktwaarde (kapitaalvernietiging). De (omgekeerde) causaliteit is dat waardedaling
uiteindelijk leidt tot insolventie. Dit is van belang voor de inrichting van de
insolventiewetgeving: moet deze meer ‘debtor oriented’ zijn (eerste causaliteit) of meer
‘creditor oriented’ (tweede causaliteit).
9. Welke aspecten spelen een rol bij de ex ante efficiency beoordeling van faillissementsrecht?
De mate waarin het gedrag van stakeholders - (potentiële) ondernemers en
vermogensverschaffers - vooraf wordt beïnvloed door de insolventiewetgeving. Een
debiteurvriendelijke (‘debtor friendly’) benadering stimuleert het ondernemerschap, maar
kan vermogensverschaffers huiverig maken om vermogen te verstrekken als zij bij een
faillissement gedwongen worden om voortzetting van een onderneming te faciliteren.
Hierdoor kunnen de vermogenskosten omhoog gaan. Een crediteurvriendelijke (‘creditor
friendly’) benadering kan het ondernemerschap ontmoedigen omdat de kans groter is dat
een ondernemer bij insolventie “alles kwijt raakt”. Omdat de rechten van de schuldeisers in
deze benadering voorop worden gesteld, is de kans dat zij gedwongen zijn mee te werken
aan een doorstart verminderd. Deze sterkere rechten kunnen leiden tot lagere
vermogenskosten.
10. Welke aspecten spelen een rol bij de ex post efficiency beoordeling van faillissementsrecht?
De mate waarin het gedrag van stakeholders wordt beïnvloed op het moment dat een
onderneming (bijna) in financiële moeilijkheden is gekomen. Een debiteurvriendelijke
insolventiewetgeving leidt waarschijnlijk tot het eerder aanhangig maken van de financiële
problemen. Een crediteurvriendelijke insolventiewetgeving zorgt voor een hardere opstelling
van crediteuren waarbij levensvatbare bedrijven weinig ruimte wordt geboden om te zoeken
naar oplossingen, daardoor probeert de schuldenaar betalingsproblemen te verdoezelen wat
de problemen kan verergeren.
11. Waarom botsen ex ante en ex post efficiency beoordeling van faillissementsrecht?
Ex ante is voor de schuldeisers een sterke positie aan te bevelen omdat daardoor de
vermogenskosten lager kunnen zijn. Ex post kan dat echter leiden tot een te harde opstelling
en waardevernietiging. Het aanbrengen van een rangorde in de schuldeisers (met
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Notarieelrechtenstudent. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.