- Waarderen: ik heb een bepaalde zaak/bedrijfsmiddel en die moet ik uitdrukken in een
bepaald geldbedrag
- 2 manieren:
1. Historische kostprijs: handelsonderneming waardeert goederen die zij inkoopt tegen de
inkoopprijs en vervolgens als die producten worden verkocht, wordt de winst bepaald
(verschil tussen opbrengst en inkoopprijs)
2. Actuele waarde 2:384
Vervangingswaarde: de prijs die je nu zou betalen als je nu zou inkopen. De prijs
waartegen als je het zou verkopen, waartegen je de opgeofferde voorraad nu zou
kunnen vervangen.
Opbrengstwaarde: Wat levert de machine op als je hem nu zou verkopen (Opportunity
costs geeft dit aan, want als je kiest voor voortzetten dan mis je de opbrengst van de
verkoop van de machine op dit moment)
Bedrijfswaarde: Niets meer dan de opbrengst min de extra kosten die nog te verdienen
zijn met de machine bij voortgezet gebruik van de machine (Dekkingsbijdrage)
Martkwaarde: alleen v toepassing op hele liquide courante bedrijfsmiddelen waar een
liquide markt voor is
Contante waarde van de verwachte toekomstige kasstromen (kasstromen
voorspellen, gemiddelde vermogenskostenvoet bepalen, contante waarde
berekenen)
NB. Als bedrijfswaarde hoger is dan opbrengstwaarde, heeft het nog zin de productie
voort te zetten
- Liquidatiewaarde: geschatte verkoopopbrengst van de bedrijfsmiddelen
Liquidatiewaardebalans: verkoopopbrengst van bedrijfsmiddelen
- Opportunity costs: misgelopen kosten als je kiest voor een andere optie dan A.
- Sunk costs: kosten die irrelevant zijn, omdat ze bv toch wel doorlopen of al genomen zijn.
- Jaarrekening:
Boekwaarden: loopt NIET uit op verwachtingen
Gaat uit van continuïteit
Going concernwaarde:
Ivm marktwaarde: trekt zich niks aan van realisatieprincipe
Ivm liquidatiewaarde: trekt zich niks aan van going concernprincipe
Moet inzicht geven in vermogen en resultaat/inzicht in kasgenererend vermogen
- Contante waardeberekening: huidig bedrag is niet gelijkwaardig aan hetzelfde toekomstige
bedrag (rekening houden met bv rente). Andersom kan ook: een toekomstig bedrag X is
gelijkwaardig aan een huidig bedrag van Y bij een rendement van Z%
, Theorievragen BDW
1. Wat houdt het matchingbeginsel in? Geef een voorbeeld waarbij het wordt toegepast.
Het matchingbeginsel houdt in het toerekenen van kosten aan de periode waarin de
opbrengsten die uit deze kosten voortvloeien, worden gerealiseerd. Letterlijk: het matchen
van de kosten aan de opbrengsten. Deze periode hoeft niet samen te vallen met de periode
waarin de uitgave wordt gedaan. Voorbeeld: de afschrijving van een machine over de
economische gebruiksduur. Het ligt in de verwachting dat met deze machine in de toekomst
producten worden gemaakt waarmee opbrengsten worden verdiend. Het afschrijven dient
om tegenover deze opbrengsten de kosten tot uitdrukking te brengen.
2. Wat houdt het realisatiebeginsel in? Geef een voorbeeld waarbij het wordt toegepast.
Het realisatiebeginsel houdt in het toerekenen van een opbrengst aan een bepaalde
periode die al of niet samenvalt met de periode waarin de ontvangst plaats vindt. Voorbeeld:
het factureren door een advocaat van zijn honorarium nadat een rechtszaak is afgerond, of
het factureren door een bouwonderneming van een opdracht van een brug nadat deze
gereed is. Het algemene criterium voor het moment waarop de opbrengst wordt
verantwoord, is het moment van levering waardoor de economische eigendom wordt
overgedragen en een recht ontstaat op een tegenprestatie.
3. Wat is de relatie tussen het matching- en realisatiebeginsel?
Er bestaat een “innige” relatie tussen het realisatie- en matchingprincipe. Het
realisatieprincipe geeft richtlijnen voor de bepaling van het moment waarop de opbrengst
tot uitdrukking kan worden gebracht. Het matchingprincipe ligt in het verlengde daarvan: als
de opbrengst is opgenomen, moeten daar de kosten tegenover worden gesteld. Ook
“omgekeerd” bestaat er een relatie tussen deze principes. Matching kan met zich
meebrengen dat kosten naar de toekomst worden geschoven omdat opbrengsten worden
verwacht. Realisatie en matching proberen kosten en opbrengsten aan een periode te
koppelen
4. Wat houdt het voorzichtigheidsbeginsel in? Geef een voorbeeld waarbij het wordt toegepast.
Het voorzichtigheidsbeginsel houdt in dat rekening wordt gehouden met eventuele
toekomstige tegenvallers die min of meer betrouwbaar kunnen worden geschat en waarvan
de daarmee samenhangende kosten worden toegerekend aan de periode waarin zij zijn
ontstaan. Het tijdstip, de persoon aan wie en de omvang van de verplichting zijn onzeker.
Door het vormen van een voorziening wordt geanticipeerd op mogelijke verplichtingen of
risico’s – die uit de huidige activiteiten voortvloeien. Een voorziening is geen geldpotje –
staat credit op de balans en is een (voorwaardelijke) verplichting! Een voorbeeld is de
garantievoorziening.
5. Welke accounting principles kunnen conflicteren?
Het matching- en het voorzichtigheidsprincipe. Dit conflict doet zich vooral voor bij
immateriële (softe) vaste activa. Bij reclamekosten zou op basis van het matching principe de
uitgaaf moeten worden toegerekend aan de periode waarin de (hogere) opbrengsten
worden genoten. Toepassing van het voorzichtigheidsbeginsel schuift deze kosten niet door
naar de toekomst, maar rekent deze toe aan de periode waarin de uitgaaf is gedaan.
Onderzoekskosten, reclamekosten en opleidingskosten zijn algemeen van aard en bieden
dermate weinig perspectief op toekomstig economisch voordeel dat dergelijke kosten veelal
niet worden geactiveerd. Het voorzichtigheidprincipe prevaleert.
6. In welke artikelen (uit titel 9 BW 2) zijn de accounting principles verankerd?
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Notarieelrechtenstudent. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.