BDW: financiële overzichten en accounting principles
Literatuur
Syllabus bedrijfswetenschapen: Hoofdstuk 2-4.
Hoorcollege aantekeningen
- Boekwaarde: NIET vooruitlopen op (positieve) verwachtingen en uitgaan van voortzetting
van activiteiten (going concern principe)
- Marktwaarde: WEL vooruitlopen op (positieve) verwachtingen, druist in tegen realisatie
principe
- Liquidatiewaarde: NIET uitgaan van voortzetting van activiteiten
- Informatie tbv bv. Verkrijgen en beoordelen v hypothecaire lening:
1. Executiewaarde onroerende zaak
2. Overige schulden
3. Kasgenererend vermogen
- Accounting principles
1. Continuïteit: ik ga ervan uit dat de onderneming wordt voortgezet (2:384 lid 3)
2. Toerekening:
Realisatie: Wanneer is er sprake van opbrengst? Op het moment dat er is GELEVERD en
er sprake is van een (toekomstige) prestatie (2:384 lid 2).
Matching: Opbrengsten en kosten matchen, dus opbrengsten verantwoorden met
kosten. Afschrijven heeft er altijd mee te maken (2:362 lid 5).
Voorzichtigheid: Als je in de toekomst al verplichtingen kunt zien aankomen, dan dien je
hierop vooruit te spelen (2:384 lid 2)
Theorievragen BDW
1. Wat is een onderneming vanuit rechtseconomisch en bedrijfswetenschappelijk perspectief?
Een onderneming is een entiteit die op een duurzame basis waarden omzet (van input in
output) door middel van een georganiseerd samenwerkingsverband (van kapitaal en arbeid).
Een onderneming wordt omschreven als een zelfstandige productieorganisatie (blz 5-8). In
het rechtseconomische perspectief is de onderneming een contractual nexus, een eenheid
die een efficiënte organisatiestructuur (of “governance structure”) vormt voor de te
coördineren activiteiten. In het bedrijfswetenschappelijke perspectief worden verschillende
probleemgebieden onderkend, de rechtseconomische benadering zoekt naar de verklaring
van het bestaan van de onderneming
2. Omschrijf de twee belangrijkste ondernemingstheorieën.
De transactiekostentheorie en de agencytheorie; zie hoofdstuk 1 inleidend en blz 142-153
uitgebreid
3. Uit welke vakgebieden bestaan de bedrijfswetenschappen?
Er bestaan verschillende indelingen van de vakgebieden van de bedrijfseconomie/
bedrijfswetenschappen. De in de syllabus gehanteerde indeling “gooit interne organisatie,
, marketing en strategie op een hoop”, daarnaast worden accounting en financiering
onderscheiden.
4. Wat is de relatie tussen de onderdelen kosten, waarde en winst en financiering?
Kosten en winst hebben betrekking op de fysieke stromen; de opgeofferde en de
verkregen waarden (of opbrengsten en kosten). Financiering heeft betrekking op de
financiële stromen (de ontvangsten en uitgaven). De financiële stromen zijn deels een gevolg
van de fysieke stromen; de financiële afwikkeling van in- en verkooptransacties (blz 11-12);
dit zijn de operationele en investeringskasstromen. Daarnaast bestaan er financiële stromen
die onafhankelijk zijn van de fysieke stromen. Deze kasstromen staan op zichzelf - zijn geen
uitvloeisel van een operationele of investeringsactiviteit. Dergelijke mutaties in de kas of
bank worden op de financieringskasstroom opgenomen.
5. Wat is de verbandformule?
De verbandformule legt het verband tussen de voorraden en de stromen: Beginvoorraad
+ inkopen - verkopen = eindvoorraad. Het begrip voorraad kan betrekking hebben op een
bezit, schuld en op het eigen vermogen (blz 15). De verbandformule kan dan ook worden
toegepast op alle balansposten.
6. Op welke twee wijzen kan de winst van een onderneming worden berekend?
De winst kan worden bepaald door het opstellen van een winst- en verliesrekening;
hierop staan de opbrengsten en kosten vermeld (en niet de onttrekkingen en de stortingen
want die zijn niet bedrijfsmatig van aard). Een andere techniek is de vermogensvergelijking.
Hierbij wordt het vermogen aan het eind vergeleken met het vermogen aan het begin van de
periode. Vervolgens moet het vermogensverschil worden gecorrigeerd voor onttrekkingen
(+) en stortingen (-/-) (blz 56 en 64-65).
7. Door welke oorzaken kan de hoogte van de schulden van een onderneming veranderen?
De post lening neemt toe bij het afsluiten van een nieuwe lening (of verhogen van een
bestaande) en neemt af bij het aflossen van een lening.
8. Waarom is de winst niet hetzelfde als de kasmutatie in een periode?
Winst is het verschil tussen opbrengsten en kosten, de kasmutatie wordt bepaald door
ontvangsten en uitgaven. Enerzijds kunnen opbrengsten en ontvangsten en uitgaven en
kosten van elkaar verschillen. Anderzijds wordt de kas ook beïnvloed door andere posten,
bijvoorbeeld aflossingen die niet op de winst- en verliesrekening voorkomen. (zie ook de
korte casus tijdens het eerste HC)
9. Wat zijn de belangrijkste onderdelen van het financiële plan?
Het investerings- en het financieringsplan.
10. Wat is de herkomst van het eigen vermogen op de openingsbalans?
Het eigen vermogen op de beginbalans wordt ingebracht door de ondernemer. Deze
inbreng (storting) kan plaatsvinden in contanten en in natura.
11. Wat is de hoofdindeling van de balans?
Zie blz. 42 (ook art 2: 364 BW).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Notarieelrechtenstudent. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.