100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Werkgroep Bijzonder bestuursrecht $3.23   Add to cart

Case

Werkgroep Bijzonder bestuursrecht

 3 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Werkgroep Bijzonder bestuursrecht

Preview 2 out of 6  pages

  • June 14, 2022
  • 6
  • 2021/2022
  • Case
  • X
  • 6-7
avatar-seller
BIJZONDER BESTUURSRECHT VOOR NOTARIËLEN 2021-2022: OPGAVEN WEEK 4



Opgave 1

Bollenboom is een akkerbouwer gevestigd in het westen van het land. In zijn gronden bevinden zich
leidingen voor het transport van aardgas en een bijbehorende afsluiterschema. (Een afsluiterschema
is een formatie van gasafsluiters bij elkaar, zie de afbeelding.)



In het voorjaar van 2016 spreken Bollenboom en Liander af dat Liander vervangende gasleidingen en
een vervangend afsluiterschema in zijn perceel mag aanleggen, op het deel van het perceel dat niet
voor akkerbouw wordt gebruikt.



In afwijking van deze afspraak legt Liander het afsluiterschema aan in het deel van het perceel dat
voor akkerbouw wordt gebruikt. Na protesten van Bollenboom verzoekt Liander de Minister van I en
M (tegenwoordig: I en W, Infrastructuur en Waterstaat) om Bollenboom een gedoogplicht op te
leggen. Dat verzoek wordt ingewilligd. Bij besluit van 17 februari 2017 legt de Minister van I en M op
grond van artikel 2 lid 5 Belemmeringenwet privaatrecht (BP) Bollenboom de plicht op te gedogen
dat een afsluiterschema (met bijbehorende werken) in stand wordt gehouden op Bollenbooms
perceel, meer in het bijzonder op de plaats waar het afsluiterschema is aangelegd. Tevens bepaalt de
Minister op grond van artikel 4 lid 6 BP dat met dit gedogen niet kan worden gewacht totdat de in
artikel 4 lid 1 BP vermelde termijn is verstreken of door het bevoegde gerechtshof op het in die
bepaling bedoelde verzoekschrift is beslist.



Bollenboom is boos. Na tevergeefs bezwaar te hebben gemaakt, stelt hij bij de rechtbank beroep in,
waarbij hij aanvoert dat er op het moment van de aanleg van het afsluiterschema nog geen
gedoogplicht was en dat de aanleg op die plaats dus illegaal was. Nu de Minister hiermee geen
rekening heeft gehouden, is diens beoordeling te beperkt geweest, aldus Bollenboom. Hij meent dat
de gedoogplicht daarom niet in stand kan blijven.



Hoe oordeelt u over de kans van slagen van dit betoog?

 Er wordt een gedoogplicht opgelegd op verzoek Liander voor instandhouding van
afsluiterschema
 Daartegen appelleert Bollenboom: want op moment aanleg afsluiterschema, te
onderscheiden van instandhouding van het afsluiterschema, was er nog GEEN gedoogplicht
en de aanleg op die plaats is dus illegaal
 Bollenboom: omdat de Minister hiermee bij het opleggen van de gedoogplicht voor de
instandhouding van het afsluiterschema, is vergeten rekening te houden, is de beoordeling te
beperkt geweest
 DUS: wat Bollenboom feitelijk zegt, is: bij beoordeling van het verzoek van Liander om
gedoogplicht op te leggen voor instandhouding van afsluiterschema, had Minister OOK in
beoordeling moeten betrekken of de aanleg wel legaal was.

,  Uit NIETS blijkt dat Minister zijn beoordeling zou moeten uitbreiden tot iets waar het verzoek
GEEN betrekking op heeft (namelijk de aanleg van het afsluiterschema). Procedure tegen
instandhouding afsluiterschema van Bollenboom, zal niet slagen!
 Minister moet criteria voor gedoogplicht in acht nemen, maar hoeft niet verder te gaan dan
tot waar het verzoek zich strekt, want mag niet buiten aanvraag treden!
 Bollenboom zou tegen de illegale aanleg een civiele (onrechtmatige daads)actie moeten
instellen.



Opgave 2

Een provincie in het midden van het land heeft plannen voor de ontwikkeling van een regionaal
bedrijventerrein. De gemeente Beugelsdijk wil niet meewerken aan de ontwikkeling van het
bedrijventerrein, omdat zij van plan is op de benodigde gronden een golfbaan met hotel aan te
leggen. Daartoe is een bestemmingsplan vastgesteld dat inmiddels onherroepelijk is geworden. De
voor de golfbaan benodigde gronden zijn eigendom van Blom, die ter plaatse een agrarisch bedrijf
uitoefent. Op deze gronden heeft de gemeenteraad een voorkeursrecht gevestigd als bedoeld in
artikel 3 Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg). Omdat de gemeente Beugelsdijk niet bereid is om
mee te werken aan de plannen voor het regionale bedrijventerrein, hebben Provinciale Staten het
voornemen om een inpassingsplan vast te stellen als bedoeld in artikel 3.26 Wro. Daartoe hebben PS
op 1 oktober 2014 de “Structuurvisie Bedrijventerreinen Midden-Nederland” vastgesteld. Ook PS
vestigen een voorkeursrecht op de gronden van Blom. Vanwege problemen met de
milieueffectrapportage en ander onderzoek duurt de voorbereiding van het inpassingsplan langer
dan verwacht. Pas op 1 december 2017 wordt het inpassingsplan vastgesteld. Blom heeft inmiddels
plannen om zijn gronden te verkopen aan projectontwikkelaar Waardenburg & Zn. De
projectontwikkelaar raadpleegt de registers en stelt dat op de gronden van Blom geen gemeentelijk
of provinciaal voorkeursrecht meer is gevestigd.



Hoe oordeelt u over het standpunt van de projectontwikkelaar?

 2 in combinatie met 3 Wvg: gemeente kan voorkeursrecht vestigen op basis van
bestemmingsplan. Die bevoegdheid komt OOK toe aan de provinciale staten, ALS die van
plan zijn een inpassingsplan vast te stellen ex 9a lid 1 in combinatie met 4 Wvg.
 Kennelijk volgt in casu het voorkeursrecht van provinciale staten. 9a lid 1 Wvg: als provinciale
staten het voornemen hebben toepassing te geven aan 3.26 lid 1 en 4 Wro, dan kunnen ze
op gelijke wijze als de gemeenteraad overeenkomstig 2 in samenhang met 3, 4 of 5 gronden
aanwijzen met dien verstande dat aanwijzing
 9b lid 1 Wvg: vanaf tijdstip van inwerkingtreding van een besluit als bedoeld in 9a lid 1 of 2
Wvg komt een EERDER besluit tot aanwijzing van rechtswege te vervallen (in casu is dit het
geval, want provinciaal voorkeursrecht is in werking getreden)
 3.26 lid 3 Wro: bestemmingsplan van de gemeente kan zijn werking verliezen op het moment
dat inpassingsplan van de provincie in werking is getreden
 9a lid 1 Wvg en 4 lid 1 Wvg jo 2.1 Wro: voorkeursrecht van de gemeente heeft van
rechtswege plaatsgemaakt voor voorkeursrecht van de provincie
 TUSSENCONCLUSIE: je bent nu AF van het voorkeursrecht van de gemeente, maar hoe zit het
nu met het provinciale voorkeursrecht?
 Voorkeursrecht is gevestigd op basis van 4 Wvg, want er is nog GEEN inpassingsplan
vastgesteld

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Notarieelrechtenstudent. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

66579 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.23
  • (0)
  Add to cart