- 15 lid 1 onder b WBR stelt vrij de verkrijging:
1. Door:
a. (echtgenoten/geregistreerde partners van) één of meer
(pleeg)kinderen/kleinkinderen/(half/pleeg)broers of (half/pleeg)zusters van een
ondernemer
b. Zie 2 lid 1 onder i AWR voor de term kinderen en 1:3 lid 2 BW voor fiscale kindbegrip
2. Van:
a. Goederen die behoren tot en dienstbaar zijn aan de onderneming van de
overdragende ondernemer
- Als voorwaarde wordt gesteld dat de verkrijgers de onderneming van de ondernemer, wat de
bedrijfsuitvoering betreft in haar geheel (al dan niet in fasen) voortzet/voortzetten
- Vrijstelling is in beginsel niet van toepassing op een verkrijging van aandelen die als fictieve
onroerende zaken kwalificeren, indien het desbetreffende lichaam een onderneming drijft.
HR heeft inmiddels in doorkijkarresten geoordeeld dat de vrijstelling OOK kan worden
toegepast op een dergelijke verkrijging van fictieve onroerende zaken, want er is geen
rechtvaardiging om de strekking van de vrijstelling van 15 lid 1 onder b WBR tekort te doen
door die vrijstelling aan de verkrijger te onthouden. De omstandigheid dat de onderneming
in dit geval wordt gedreven in de vorm van een vennootschap staat er niet aan in de weg dat
is voldaan aan het voortzettingsvereiste
- DOEL: bevorderen van overdracht van de onderneming op tijdstip dat een ondernemer zich
in feite uit de bedrijfsuitoefening terugtrekt, teneinde versnippering van de onderneming na
het overlijden van de eigenaar te voorkomen
Buitenvennootschappelijke ondernemingsvermogen en overneming na overlijden
- Wordt na het overlijden van vader een (juridisch) niet in een personenvennootschap met
zoon ingebrachte onroerende zaak (= buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen van
vader) ter uitvoering van een bij de akte van vennootschap overeengekomen
overnemingsbeding aan de voortzettende zoon overgedragen door de
erfgenamen/langstlevende, dan is op de verkrijging de vrijstelling van toepassing
- Is wel een voortzettingsbeding in het vennootschapscontract opgenomen, maar ontbreekt
met betrekking tot het buitenvennootschappelijke ondernemingsvermogen een
overnemingsrecht, dan is de vrijstelling NIET van toepassing indien het
buitenvennootschappelijke vermogen aan de zoon als voortzetter van de onderneming
wordt overgedragen. Voor deze situatie wordt een tegemoetkoming verleend:
Voorwaarden voor goedkeuring:
1. Familielid heeft met toepassing van de vrijstelling ex 15 lid 1 onder b WBR het
onverdeelde aandeel van de erflater in de economische eigendom van het
bedrijfspand verkregen ter uitvoering van een vermogensbeding in de
vennootschapsakte
2. Echtgenoot van de ondernemer levert de onverdeelde helft van de onderneming aan
het familielid ter uitvoering van een vermogensbeding in de vennootschapsakte
3. Aan de overige voorwaarden van 15 lid 1 onder b WBR wordt voldaan
, - De vrijstelling is ook van toepassing als de ondernemer is gehuwd in gemeenschap van
goederen en zijn/haar echtgenoot GEEN ondernemer is
- Verkrijgende familielid moet:
1. Persoonlijk
2. De overgenomen onderneming
3. Daadwerkelijk en in haar geheel voortzetten
Dit betekent onder meer:
a. Als de onderneming (gedeeltelijk) door de verkrijger onmiddellijk na de verkrijging wordt
gestaakt, is van voortzetting in haar geheel GEEN sprake. De vrijstelling is dan NIET van
toepassing
b. Als de onderneming door de verkrijger onmiddellijk na de verkrijging (deels) wordt
vervreemd geldt hetzelfde als onder a, MAAR in 2 gevallen blijft de vrijstelling voor de
verkrijger behouden ondanks de vervreemding! Zie voor deze gevallen blz. 467-468
c. Niet noodzakelijk is dat de verkrijger alle zaken die aan de onderneming dienstbaar zijn in
eigendom overneemt.
- Als een ondernemer een gedeelte van zijn onderneming overdraagt aan een naaste familielid
en zowel het door de verkrijger overgenomen gedeelte als het bij de ondernemer
achterblijvende gedeelte, kan worden aangemerkt als een zelfstandige onderneming waarop
de vrijstelling van toepassing is.
- Het is niet noodzakelijk dat de gehele onderneming wordt overgedragen, maar het is ook
toegestaan om de onderneming en met name de onroerende zaken in fasen over te dragen.
Voorwaarde is wel dat op grond van een duidelijk overnameplan uiteindelijk de hele
onderneming overgedragen wordt.
15 lid 1 onder c WBR
- Stelt vrij de verkrijging door publiekrechtelijke lichamen
15 lid 1 onder d WBR
- Vrijstelling verkrijging krachtens schenking is VERVALLEN
- Door het vervallen van deze vrijstelling is bij verkrijging krachtens schenking zowel
schenkbelasting als overdrachtsbelasting verschuldigd. Deze samenloop wordt geredresseerd
door vermindering van schenkbelasting met overdrachtsbelasting ex 24 lid 2 SW, voor zover
die niet heeft geleid tot toepassing van 13 WBR én daadwerkelijk betaald is over het bedrag
waarover schenkbelasting verschuldigd is.
15 lid 1 onder e WBR
- Inbreng in vennootschappen
- 2 inbrengvrijstellingen:
1. Inbreng in personenvennootschap, uitgewerkt in 4 Uitv.besl.BR
2. Inbreng in NV/BV in het kader van omzetting van de rechtsvorm van de onderneming,
uitgewerkt in 5 Uitv.besl.BR
- Ratio: wijzigen van rechtsvorm van een onderneming behoort niet te stuiten op fiscaal
nadeel in de sfeer van overdrachtsbelasting, indien de ondernemer, hetzij als mede-eigenaar
in vennootschapsverband, hetzij door middel van het aandelenbezit, eigenaar blijft
Inbreng en de inkomstenbelasting
, - Inbreng en inkomstenbelasting algemeen: als een IB-ondernemer zijn onderneming
overdraagt, eindigt zijn ondernemerschap. Fiscaal gevolg van een dergelijke staking is dat
stakingswinst wordt gerealiseerd door het verzilveren van eventueel aanwezige:
1. Stille reserves (aanwezig in activa waarvan de waarde in het economische verkeer hoger
is dan de boekwaarde volgens de balans)
2. Fiscale reserves (3.53 IB: egalisatiereserve/herinvesteringsreserve/oudedagsreserve)
3. Goodwill (contante waarde van toekomstige overwinst)
Het totale bedrag van deze posten waarover door de ondernemer nog nooit
inkomstenbelasting betaald is, wordt behoudens doorschuiffaciliteiten in het jaar van staking
als stakingswinst bij de inbrenger belast naar het tarief in box 1 NA aftrek van:
1. De maximaal toepasbare stakingsaftrek
2. De maximaal toegestane stakingslijfrente
- Inbreng in een personenvennootschap: als een IB-ondernemer zijn onderneming inbrengt in
een personenvennootschap, eindigt zijn ondernemerschap gedeeltelijk. Als vennoot blijft de
inbrenger zelf IB-ondernemer, maar dat gedeelte van de in de vennootschap ingebrachte
onderneming dat voor rekening en risico komt van de medevennoten, dat kan zowel een IB-
ondernemer als een VPB-ondernemer zijn, wordt aangemerkt als het door de inbrenger
gestaakte gedeelte. Ook in dit geval wordt eventueel behaalde stakingswinst in beginsel bij
de inbrenger belast.
- Doorschuiffaciliteiten (= geruisloze overgang): aan heffing van inkomstenbelasting over
stakingswinst ontkomen in gevallen waarin de onderneming (deels) wordt voortgezet door
een andere ondernemer:
1. 3.59 IB: voortzetting na ontbinding huwelijksgemeenschap
2. 3.58 IB: voortzetting na overlijden ondernemer
3. 3.63 IB: voortzetting door compagnons/werknemers
4. 3.65 IB: voortzetting door NV/BV
Als van een wettelijke doorschuiffaciliteit gebruik wordt gemaakt, dient de
openingsbalans van de voortzettende ondernemer aan te sluiten bij de boekwaarden van
de eindbalans van de overdragende ondernemer (= geen herwaardering). Als gevolg van
deze doorschuiffaciliteit wordt pas afgerekend over de stille reserves etc. zodra de
voortzettende ondernemer op zijn beurt de onderneming staakt (= fiscale claim wordt
derhalve doorgeschoven). Het is dan de voortzettende ondernemer die bij de staking
over de alsdan aanwezige reserves etc. belasting (IB/VPB) verschuldigd is
- Andere mogelijkheden om IB-heffing over stille reserves te voorkomen/beperken: als geen
wettelijke doorschuiffaciliteit voorhanden is, kan bij inbreng van een onderneming in een
personenvennootschap toch worden voorkomen dat stakingswinst ter zake van stille
reserves wordt gerealiseerd. 2 manieren:
1. Zaken waarin stille reserves zitten, worden niet ingebracht (= buitenvennootschappelijk
vermogen). Het aan IB-ondernemer toebehorende ondernemingsvermogen, waarvan
slechts het gebruik en genot is ingebracht in een personenvennootschap, waarin de IB-
ondernemer vennoot is. Door alleen het gebruik en genot in te brengen, blijft het
vermogen dienstbaar aan de onderneming van de vennootschap zonder dat
stakingswinst wordt gerealiseerd.
2. Inbrenger behoudt zich de aanwezige stille reserves voor. Als de ondernemen zijn
onderneming in maatschapsverband gaat voortzetten (= gedeeltelijke staking) dient in de
maatschapsovereenkomst te worden opgenomen dat de op het moment van inbreng
aanwezige stille reserves GEEN deel van de ingebrachte onderneming uitmaken. Van
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Notarieelrechtenstudent. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.