Aristoteles: geheugen afhankelijk van vorming van verbindingen associaties tussen gebeurtenissen,
gevoelens of ideeën (bv. ouders en warm gevoel)
René Descartes: rationalisme, ik denk dus ik ben, dualisme(lichaam en geest apart maar verbonden
via pijnappelklier), mechanistisch ( focus op processen)
Francis Bacon & John Locke: empirisme, reactie op rationalisme, kennis komt door ervaring, geest tot
stand via sensorische processen, associationisme: kennis komt tot stand via associaties van
eenvoudige ideeën. (bv hond bijt pijn)
Invloeden uit andere wetenschappen:
1) Copernicus: Geocentrisme-> Heliocentrisme, mens niet langer middelpunt, onderworpen aan
natuurwetten
2) Herman Von Helmholtz: wetenschappelijke vader van Wundt, snelheid zenuwimpulsen
meten (bv meten zenuwimpuls kikkerpoot).
3) Francis Cornelius Donders: mentale chronometrie: “hoeveel tijd nodig voor bepaalde
handelingen?”, tijd mentale handelingen meten
4) Charles Darwin: evolutietheorie, origin of species(1859), afstamming met verandering
Eerste psychologisch laboratorium en psychologische scholen
Wilhelm Wundt: (1832-1920) structuralisme (methode=analytische introspectie, vragen aan iemand
wat de persoon precies heeft meegemaakt): complexe processen reduceren tot combinatie van
elementaire componenten (bv. sensaties, beelden, emoties)
William James: (1842-1910) functionalisme, focus op het procesmatige; “hoe functioneert alles
samen?” meer toegepast onderzoek, meten van gedrag
Alfred Binet: (1857-1911) eerste intelligentietest (binet-simon test), nog geen bruikbare voorspellers
Behaviorisme:
- psychologie nog wetenschappelijker maken
- Geïnspireerd door Positivisme
- Onafhankelijke (stimulus) en afhankelijke (respons) variabelen
- Kennis = relatie tussen variabelen.
- John Watson: (1878-1958), klassieke conditionering (ongeconditioneerde S/R en
geconditioneerde S/R). Omgeving > genetica (proef: kleine Albert met rat en gong)
- Ivan Pavlov: idem watson, hond van Pavlov
- Edward Thorndike: puzzle box, wet van het effect.
- Skinner: Skinner box voor eenvoudig gedrag, successieve benadering voor meer complex
gedrag
- Positief en negatief bekrachtigen/straffen, primair en secundair
- Watson en skinner: mentale processen reduceren tot gedrag=radicaal behaviorisme
H2. Wat is cognitieve psychologie
Cognitieve psychologie: onder invloed van opkomst computers
- Informatie verwerkt in hersenen
, - Processen blootleggen van informatieverwerking
- link met AI: explainable AI (XAI): focus op hoe de computer beslissingen maakt
- Informatieverwerking afhankelijk van: omgeving, lichamelijke mogelijkheden en eerdere
ervaringen. BIOPSYCHOSOCIAAL MODEL: interactie tussen biologie, cognitie en omgeving
- Cognitieve neurowetenschappen
Relatie tussen cognitieve psychologie en andere basisdisciplines:
Biologische factoren: bv. minder activiteit in hersenen (IPS) van kinderen met dyscalculie.
Beschrijvend onderzoek: loutere beschrijving van data. Bv Big 5 questionnaire,WISC…
Correlationeel onderzoek: verband tussen 2 variabelen (kenmerken dat kunnen veranderen en
gemeten worden). Positieve, negatieve of nulcorrelatie (geen verband)
Potentieel gevaar: correlaties tonen niet altijd oorzaak-gevolg verband, dus experimenteel
onderzoek toepassen:
Experimentele methode=hypothese vertalen in een experiment. Hoe? Via variabelen:
- Onafhankelijke (wat we manipuleren)
- Afhankelijke (wat we meten)
- Controle (wat constant blijft)
Leidt tot causale verklaringen, MAAR: voorzichtig met conclusies:
1) Interne validiteit: is alles gecontroleerd? Geen storende variabele?
2) Externe validiteit: kunnen de conclusies gegeneraliseerd worden?
Perceptie/waarneming : Interpretatie, resultaat,..= actief denkproces, op basis van de sensaties.
“Zien (waarnemen) is denken” (Salvatore Dali)
Visuele sensaties: onvolledig en veranderen
- Onvolledig: blinde vlek, “ruis”, parafoveale waarneming, 2D-3D…
- Voortdurende veranderingen: streven naar perceptuele constanties, we zien voorwerpen als
onveranderlijk, toch verandert beeld op netvlies, afhankelijk van afstand, belichting,…
- Heel wat mentale processen bij waarneming
, Visuele stoornissen:
- Visuele agnosie (niet weten wat je ziet)
- Hemineglect, slechts 1 helft van het zicht
- Prosopagnosie; gezichtsblindheid
En visuele illusies:
- Laterale inhibitie: als een zenuwhersencel geactiveerd wordt onderdrukking (inhibitie) van
de zenuwcel die er naast ligt. (in de parafovea)
- Ponzo-illusie, “railroad illusion”
Waarneming=interactie van “bottom-up”²en “top-down”³
² informatiestroom retina hersenen
³ informatiestroom hersenen retina
Bottom-up benadering perceptie
David Marr: (1982) informatieverwerkingssystemen op 3 verschillende complementaire niveaus:
1) Computationeel: wat doet het systeem?
2) Representaties: onderliggende representaties/processen?
3) Implementatie: hoe fysisch gerealiseerd?
2D input naar 3D representatie: stadie van naderbij:
1) Primaire schets: sterk vereenvoudigd beeld, adhv algoritmes
2) Perceptuele organisatie (2,5D, kijkerafhankelijk): perspectief speelt mee, beslissen wat
samen hoort en wat niet via groeperingswetten (gelijkheid, nabijheid, geslotenheid,…) en
figuur-achtergrondscheiding (<-> ambigue figuren).
3) (patroon en object)herkenning: kijker onafhankelijke representatie, herkend door geheugen,
2 principes: Template Matching (teplates/sjablonen vergeleken met distale stimulus) en
kenmerkenherkenning.
Max Wertheimer: Gestaltpsychologie (vanaf 1930): geheel is meer dan som van de delen
Biederman: (1987) gebaseerd op Marr, “recognition by components (RBC)”: hoe meer geons te zien,
hoe sneller de herkenning. Theorie faalt bij objecten die sterk op elkaar lijken, alternatief: “multiple
views theory”.
Demonstratie: bv. ambigue letter H lijkt op A , eerder opgedane kennis over letters speelt rol.
Experiment: woordsuperioriteitseffect plaats van de letter werd makkelijkst herkend bij bestaande
woorden.
Conclusie:
Bottom-up: vage input, geen rol voor kennis
Top-down: enkel top-down zou leiden tot hallucinaties
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller louisbuysschaert. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.97. You're not tied to anything after your purchase.