Internationale Finance & Economics 1 (FEMP20IFE1A)
All documents for this subject (2)
1
review
By: esmeejeuring1908 • 2 year ago
Seller
Follow
inezleemrijse
Reviews received
Content preview
Syllabus IFE samenvatting
Theorietekst 1
Veel economische grootheden zijn uitgedrukt in geldbedragen. Bij het interpreteren van dergelijke
bedragen is het belangrijk een onderscheid te maken tussen, waarde, prijs en volume. Een
volumegrootheid (of een reële grootheid) geeft een hoeveelheid goederen en diensten weer. De
omzet is een waardegrootheid. Een waarde grootheid ontstaat door een prijs met een
volumegrootheid te vermenigvuldigen. Logisch gevolg is dat een volumegrootheid gelijk is aan een
waardegrootheid, gedeeld door een prijs.
Bij cijfers voor de economie als geheel gaat het om vele tienduizenden verschillende goederen en
diensten. Een veelgebruikte maatstaf voor de totale waarde van alle goederen die in een land
geproduceerd worden is het binnenlands product. Een nominale stijging is: de stijging in geld.
Interessanter is de reële stijging, oftewel de stijging van het volume: de toename van de hoeveelheid
geproduceerde goederen en diensten. De reële stijging van het binnenlands product wordt
berekend door de invloed van de prijsstijging uit te schakelen. Men berekent de gemiddelde
toename van het prijspeil van alle goederen en diensten. Deze drukt men uit in een prijsindexcijfer.
In een bepaald jaar (het basisjaar) stelt men dat indexcijfer op 100. De verandering ten opzichte van
het basisjaar geeft de prijsstijging weer.
Heeft men het prijsindexcijfer, dan kan men het reële binnenlandse product berekenen. Hiertoe
deelt men het nominale binnenlandse product door het prijsindexcijfer. De cijferreeks die dan
ontstaat noemt men ook wel het binnenlands product in constante prijzen.
Samengevat:
Nominale groei = de groei in waarde of geld
Reële groei = de economische groei = volumegroei = gecorrigeerd voor inflatie (prijseffect)
Deze groeicijfers kunnen uitgedrukt worden in indexcijfers. Het indexcijfer voor het basisjaar is altijd
100. Een 8% grotere waarde dan het basisjaar wordt dan uitgedrukt als 108. Dit betekent 8% hoger
dan het basisjaar.
Theorietekst 2
In zijn algemeenheid geldt dat produceren het toevoegen van waarde is aan de ingekochte hulp- en
grondstoffen en diensten van derden, zoals bijvoorbeeld de kosten van verzekeringspremies, de
kosten van het ingehuurde transportbedrijf, de kosten van de ingehuurde accountant etc.
Deze toegevoegde waarde kan (in dit voorbeeld) berekend worden door de inkoopprijzen van de
verkoopprijzen af te trekken. Verkoopprijzen zijn incl. btw.
Productie is inkomen
Omdat produceren het toevoegen van waarde is door de inzet van productiefactoren, kan de bakker
die euro gebruiken voor de beloning van die inzet. Er zijn echter wel twee problemen. Ten eerste zijn
machines na een paar jaar aan vervanging toe. Een deel van de waarde van de productie moet aan
de kant gelegd worden, om te zijner tijd een nieuwe machine te kunnen kopen
(vervangingsinvestering = afschrijvingen).
Een tweede probleem is dat de belastingdienst BTW* over de verkoop zal heffen. Dat bedrag kan de
bakker uiteindelijk wel aanwenden voor de beloning van de productiefactoren. We noemen dit dan
ook de netto toegevoegde waarde tegen (productie)factorkosten. (De netto toegevoegde waarde
tegen marktprijzen is de netto toegevoegde waarde vóórdat de Belastingdienst BTW heft.
, Samengevat:
Netto Toegevoegde Waarde tegen factorkosten (van zowel bedrijven als de overheid) =
Netto Binnenlands Product tegen factorkosten (NBP fk)
+
Vervangingsinvesteringen (= afschrijvingen) van bedrijven en overheid
=
Bruto Toegevoegde Waarde tegen factorkosten =
Bruto Binnenlands Product tegen factorkosten (BBP fk:)
+
Saldo indirecte belastingen - subsidies
= Bruto Toegevoegde Waarde tegen marktprijzen
= Bruto Binnenlands product tegen marktprijzen (BBP mp)
Het BBPmp is de verkoop minus de inkoop van grondstoffen en ingekochte hulpstoffen en diensten
van derden binnen de marktsector en de ambtenarensalarissen binnen de overheidssector is.
Objectieve en subjectieve methode
We kunnen de totale productie van de marktsector dus op twee manieren meten:
1. Verkoop minus inkoop grondstoffen, hulpstoffen en diensten van derden
We meten dan de Bruto Toegevoegde Waarde tegen marktprijzen (BTW mp).
We noemen dit de objectieve methode of de productiebenadering.
NB. Op de resultatenrekening van jaarverslagen worden verkopen altijd exclusief BTW geboekt. In dat
geval krijg je dus de Bruto Toegevoegde Waarde tegen factorkosten (BTW fk) als je de objectieve
methode toepast.
2. De som van de beloning voor alle productiefactoren. We meten dan de Netto Toegevoegde
Waarde tegen factorkosten (NTWfk).
We noemen dit de subjectieve methode of de inkomensbenadering.
De productie van de overheid kan maar op één manier berekend worden, namelijk aan de hand van
de ambtenarensalarissen.
Theorietekst 3: Keynesiaans vraagmodel- Conjunctuurmodellen
Economische modellen:
De modellen voorspellen economische ontwikkelingen, waarin de relaties tussen economische
grootheden worden vastgelegd.
Economische groei afhankelijk van besteding categorieën (vraag in de economie)
Exogene variabele: Input in een model, bijvoorbeeld: dollarkoers, olieprijs
- Waarde altijd buiten het model bepaald
Endogene variabele: output in een model, bijvoorbeeld omvang particuliere consumptie.
- Waarde wordt bepaald door andere variabelen binnen het model
Het Keynesiaans vraagmodel
Hierin zijn de belangrijkste economische relaties in vastgelegd, in een stelsel van 9 vergelijkingen.
- Aanbodkant relaties toegevoegd: arbeidsmarkt, hoeveelheid beschikbaar kapitaal en de
productiviteit van die kapitaalgoederen.
Model laat zien in welke mate de overheid van een land in staat is de economische groei vanuit de
vraagkant te beïnvloeden -> hoogte multiplier grote invloed.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller inezleemrijse. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.43. You're not tied to anything after your purchase.