,Inleiding
Priming: zonder dat je het weet iets leren/beïnvloeden
Onderzoek toevalsexperiment dobbelstenen en fraude → 2 dobbelstenen gooien
RANDOM.ORG - Dice Roller
gooi je 1,3,5,7,9 → formulier 1 (pleeg je fraude, antwoord A pleeg je geen fraude, antwoord B)
gooi je 2,4,6,8 → formulier 2 (pleeg je fraude, antwoord B pleeg je geen fraude, antwoord A)
- Format zorgt voor VOLSTREKTE ANONIMITEIT (enige manier!)
- Kansverdeling: de wet van de grote getallen
1. GRONDVORMEN VAN SOCIAAL ONDERZOEK
- Experiment en survey onderzoek → grondig
- Veldonderzoek en beschikbare data → kennismaking
vertrouwen van informatie zal afhangen van:
1. Het aantal gevraagde meningen
2. De consistentie van de meningen
3. Hoe de meningen van de ondervraagden zijn gevormd en afhankelijk zijn van elkaar
4. Hoe de vragen worden gesteld.
Grondvormen van sociaal onderzoek – TYPISCHE KENMERKEN
Experiment ° manipulatie “oorzaak” (=onafh variabele = experimenteel ‘treatment’ of stimulus)
° onderzoeker: controle over de gebeurtenis die de “oorzaak” vormt
° gevolg of uitkomst variabele: na manipulatie gemeten
° gebruik van vergelijkbare groepen (zelfde samenstelling van groepen die
verschillen in “oorzaak”
Beste benadering voor research van oorzaken van fenomenen.
In experiment → researcher systematisch eigenschap van omgeving manipuleren +
waarnemen of systematische verandering volgt in gedrag van studie.
Survey onderzoek ° vragenlijsten (mondeling, schriftelijk)
° grote, representatieve steekproef
° efficiënte methode voor dataverzameling
beleid van vragenlijsten/ interviews aan vrij grote groepen mensen impliceren.
Beschikbare data ° gegevens zonder tussenkomst van de onderzoeker/gebruiker
° niet reactief observeren
° diverse bronnen: documenten; fysische sporen; artefacten ...
° !: “aanwezig zijn” van gegevens betekend niet dat ze “niet gezocht” moet worden
Noot: secundaire analyse = data die andere onderzoekers hebben verzameld,
geproduceerd voor ander doeleinde dan researcher voor gebruikt.
Veldonderzoek ° directe observatie
° natuurlijke omgeving
° niet-reactief meten mogelijk
° ‘sampling-in-the-field’
Hoofdzakelijk kwestie van natuurlijk voorkomende reeks gebeurtenissen → kennis
uit eerste hand van situatie.
Researcher → gebeurtenis beter begrijpen → zelf ervaring mee heeft.
Grondvormen van sociaal onderzoek – VERGELIJKEN
a) MOGELIJKHEDEN: “ welke grondvorm is het meest geschikt?”
De mogelijkheid om..
2
,- individuen in natuurlijke omgeving te observeren
- onderzoeksresultaten te generaliseren
- onderzoek te herhalen
- formeel te toetsen of sociale gebeurtenis/feit invloed heeft op gedrag/mening
- nieuwe en relatief onbekende sociale problemen te onderzoeken
b) MOEILIJKHEDEN: “ welke grondvorm heeft het het meest moeilijk met ...?”
- toegang tot data of dataverzameling
- meetproblemen i.v.m. het beoordelen kwaliteit (validiteit/betrouwbaarheid)
- risico’s op onderzoeker bias
- risico’s op subject (proefpersoon, respondent) bias
Secundaire data: data die andere onderzoekers hebben verzameld analyseren
social facilitation effect (SFE): individu die taak beheerst voert deze beter uit in BIJZIJN ANDEREN
PROPOSITIE: algemene stelling over regelmaat in handeling (of opinie) van mensen
koppelen van veranderingen <in heden, verleden, toekomst> waardoor er een oorzaak-
gevolg situatie ontstaat. = algemene set gebeurtenissen.
Ingesteld om zo’n breed mog. scala van gebeurtenissen uit te leggen/voorspellen
→ wanneer individu taak beheerst, zal hij taak beter uitvoeren dan wnr er anderen aanwezig
zijn
THEORIE: verklaring voor propositie of set aan proposities, niet hetzelfde als speculatie (niet
verzonnen, berust op overeenkomstige redeneringen van onderzoekers
raamwerk van onderling verbonden proposities die gebruikt worden om sociale structuren +
fenomenen te bestuderen. beantwoorden van de waarom-vraag
→ nature vs nurture verklaringen voor deze propositie
HYPTOHESE: toepassen van propositie in concrete situatie (concrete verwachting)
→ atleten presteren beter wanneer er veel toeschouwers zijn tijdens hun wedstrijden dan
wanneer er geen / weinig publiek is
WETENSCHAPPELIJKE WETMATIGHEID: vrij algemene stelling, voorspellingen die
herhaaldelijk gecontroleerd + breed geaccepteerd zijn
Tentative knowledge: voorlopige kennis. Wanneer onderzoekers iets ontdekt hebben, roept
dit nieuwe vragen op -> beschikken nooit over gehele antwoord/verklaring
→ WAAROM? > Theorie: verklaring geven voor de propositie of set aan proposities, ≠ speculatie
vb. alternatieve theorieën voor het verklaren van SFE (biologisch versus psychologisch)
- ‘biologisch’: aanwezigheid andere activeert fysiologische prikkels
- ‘psychologisch’: prestatieverbetering wanneer iemand gelooft dat anderen hem/haar beoordelen
→ HOE ONDERZOEKEN? > toepassen in concrete situatie
vb: atletiek -> hypothesen = atleten zullen beter presteren:
(a) naar mate er meer supporters zijn
3
, (b) naar mate er meer journalisten in de tribune zitten
(c) indien er rechtstreekse televisie-uitzending is
WETENSCHAP ALS PROCES: INDUCTIE – DEDUCTIE
Proces: serie van verrichtingen/ acties die een eindresultaat te weeg brengen.
Serendipity pattern: niet-geanticipeerde bevindingen komen zinvol voor in termen van heersende
theorieën die niet geïnterpreteerd kunnen worden en die tot nieuwe theorieën leiden
je hebt theorie → hypothese → observeren → algemeen maken (empirische generalisatie
= voorspellingen die worden afgeleid uit observaties)
cirkel van wetenschap - STOPT NOOIT
- Veel onderzoek adhv deductief, maar kan ook inductief
→ Deductive reasoning (= deductief rederneren):
men begint bij de theorie en de hypothesen worden hieruit afgeleid. In het begin van de
deductieve helft moet de theorie nauwkeurig onderzocht worden. Er moet namelijk gekeken
worden of deze niet tegengesproken wordt door andere theorieën en of de empirische
generalisaties wel waterdicht zijn (van algemeen (theorie) naar specifiek (hypothese).
→ Inductive reasoning (= inductief redeneren):
ontwikkelen van generalisaties op basis van enkele observaties (van specifiek (hypothese)
naar algemeen (theorie).
3. CONCEPTEN, VARIABELEN EN HYPOTHESEN (H3)
1. Essentiële elementen
-CONCEPTEN = algemene abstracte omschrijving van een fenomeen
vb Intelligentie / etnocentrisme
-VARIABELE = empirische manifestatie van een concept
vb. test die intelligentie meet / schaal die etnocentrisme meet → ELKE MINSTENS 2 UITKOMSTEN,
bv man, vrouw / kind, ouder,..
-HYPOTHESE = verwacht verband tussen 2 of meer variabelen (maar onbevestigd)
vb. vrouwen zijn gemiddeld gezien intelligenter dan mannen / vrouwen gem minder
etnocentristisch dan mannen
Een variabele verwijst naar de maat (hoe iets wordt gemeten), terwijl een concept verwijst
naar de definitie van wat er gemeten wordt.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller emmahamm. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.44. You're not tied to anything after your purchase.