Grondvormen van sociaal wetenschappelijk onderzoek: wanneer gebruik je wat
ZIE SLIDES HOORCOLLEGES
1e: omdat je mensen observeert
2e: grote en representatieve steekproef om data te kunnen realiseren
3e : bij experiment kun je kijken of iets invloed uitoefent op iets -> controlegroep en groep waarbij je
iets manipuleert
4e: als je iets wil onderzoeken dat nog niet bekend is → beschikbare date niet mogelijk
je weet niet welke vragen op te stellen → survey onderzoek niet mogelijk
VRAAG 1:
Welke benadering van de sociale wetenschap is het meest geschikt voor het beantwoorden van de
volgende onderzoeksvragen? Beargumenteer je antwoord
Verhoogt het kauwen van kauwgom tijdens het maken van het tentamen het cijfer voor het
tentamen van de cursus Inleiding Methodenleer MAW?
A) experiment
B) survey onderzoek
C) veldonderzoek
D) bestaande van bestaande data
Argumentatie: je hebt 2 groepen, een groep zonder kauwgom en een groep met kauwgom (de
gemanipuleerde groep)
VRAAG 2:
Welke benadering van de sociale wetenschap is het meest geschikt voor het beantwoorden van de
volgende onderzoeksvragen? Beargumenteer je antwoord
Zijn Belgen meer consciëntieus (persoonlijkheidseigenschap) dan Nederlanders?
A) experiment
B) survey onderzoek
C) veldonderzoek
D) bestaande van bestaande data
,Argumentatie: je kan bij observatie niet weten wie Belg / Nederlander is. Bij survey kun je schaal
opstellen met puntensysteem hoe consensus iemand is.
Bij persoonlijkheidseigenschappen survey erg handig
VRAAG 3:
Welke benadering van de sociale wetenschap is het meest geschikt voor het beantwoorden van de
volgende onderzoeksvragen? Beargumenteer je antwoord
Krijgen “Body Positivists” meer likes op Instagram dan “Body Shamers”?
A) experiment
B) survey onderzoek
C) veldonderzoek
D) bestaande van bestaande data
Argumentatie: je kan de data opzoeken op Instagram
VRAAG 4:
Welke benadering van de sociale wetenschap is het meest geschikt voor het beantwoorden van de
volgende onderzoeksvragen? Beargumenteer je antwoord
Hoe groeien spontane samenwerkingsverbanden tussen werknemers van verschillend geslacht in
gender/gemengde werk teams?
A) experiment
B) survey onderzoek
C) veldonderzoek
D) bestaande van bestaande data
Argumentatie: geslacht is waar te nemen, het moet ook spontaan blijven waardoor experiment niet
mogelijk is
BOUWSTENEN VAN SOCIAAL WETENSCHAPPEIJK ONDERZOEK
theorie(en) <- proposities -> hypothesen
VRAAG In wat verschillen proposities van hypothesen?
Een propositie is een algemene statement, een hypothese is specifieker. Hypothesen refereren naar
specifieke observaties en variabelen
VRAAG 5:
Welke van de volgende stellingen is eerder een propositie dan een hypothese? Beargumenteer je
antwoord?
A) De waarschijnlijkheid dat iemand vrienden heeft met een andere culturele achtergrond is groter in
grote steden dan op het platte land?
B) Hoe groter de gemeenschap waarin iemand leeft, des te groter de kans dat iemand een
heterogeen netwerk van vrienden opbouwt
C) De waarschijnlijkheid voor het maken van nieuwe vrienden met een compleet andere culturele
achtergrond is veel kleiner in buurten met sterke culturele netwerken dan in buurten met zwakke
culturele netwerken
D) Gemiddeld gezien heeft een inwoner in New York een etnisch meer heterogeen sociaal netwerk
dan een inwoner van Bethel (een bekend klein dorp in de staat New York).
, Argumentatie: Bij b: heterogeen netwerk (wat zegt dat), gemeenschap (wie zit erin)? Bij d → etnisch
heterogeen netwerk. A,C,D zijn hypothesen -> ze zijn specifieker
Om B tot een hypothese te maken: SPECIFIEKER MAKEN → bv hoe groter de stad waarin iemand
leeft, des te groter de kans dat iemand een etnisch netwerk van vrienden opbouwt
TYPES HYPOTHESEN EN HET CONCEPTUEEL MODEL
Hypothesen met 2 variabelen = bivariate totaal effect hypothese
Hypothese met 3 of meer variabelen = multivariate hypothese
- relatief belang (meervoudige causaliteit)
- mediatie (interpreteren)
- moderatie (conditioneel effect)
- onecht (spurieus) verband (verklaren)
VRAAG: stel Y = afhankelijke en X = onafhankelijke variabele, wat is dan de rol van T = derde variabele
wanneer deze de ‘mediator’ is en wanneer deze de ‘moderator’ is in dit verband tussen X en Y?
Mediator: direct effect van X op Y via T: X → T → Y
Moderator: X → T
^
T
VRAAG 6:
Welke van de volgende hypotheses is niet consistent met dit conceptueel model? Beargumenteer
kort je antwoord. (welke vraag klopt niet)
Argumentatie: het kan zijn dat d klopt, maar d komt niet voor in het model,
X: age
T: physical health problems
Y: job performance
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller emmahamm. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.80. You're not tied to anything after your purchase.