Dit is een samenvatting van het handboek van wetenschapsfilosofie: Philosophy for the humanities. In het Nederlands uitgewerkt.
Victor Gijsbers
22nd November 2021
Het handboek is opgebouwd uit de volgende hoofdstukken:
1 Foreword
2 Methodology: an introduction
2.1 Discovery and justificatio...
philosophy for the humanities victor gijsbers 22nd november 2021
samenvatting
wetenschapsfilosofie voor de geesteswetenschappen
Written for
Universiteit Leiden (UL)
Geschiedenis
Wetenschapsfilosofie
All documents for this subject (14)
2
reviews
By: kselst1999 • 1 year ago
By: rick-van-beek • 1 year ago
Seller
Follow
bilbobeggings
Reviews received
Content preview
Wetenschapsfilosofie boeksamenvatting
Hoofdstuk 2: Methodology: an introduction
2.1 Discovery and justification
Welke methode gebruiken we om wetenschappelijke kennis te vergaren?
We gaan in dit hoofdstuk en de volgende hoofdstukken kijken waarom we denken dat
wetenschappelijke beweringen betrouwbaar zijn.
- Bij het beoordelen van de geldigheid van een theorie, maakt het niet uit hoe de
wetenschapper ermee kwam. Het enige waar we ons zorgen over moeten maken, is
hoe goed de argumenten en het empirische bewijs is waarmee de theorie wordt
ondersteund.
- Wetenschapsfilosofen maken een onderscheid tussen:
1. De context van ontdekking = Bevat alles wat relevant is voor de oorsprong en
conceptie van een wetenschappelijke theorie.
2. De context van rechtvaardiging = Bevat alles wat relevant is voor het beoordelen,
zo objectief als mogelijk.
Het onderscheid tussen de subjectieve en objectieve aspecten van wetenschap zijn niet zo
duidelijk als het lijkt.
- In de praktijk heeft geen enkele wetenschapper ooit beschikt over alle relevante
bewijzen.
Enerzijds is het doel van methodologie om ons te vertellen hoe wetenschappers moeten
handelen, welke manieren van wetenschappelijk redeneren correct zijn. Methodologie is een
normatieve discipline die ons vertelt hoe dingen zouden moeten gebeuren. Dat wil niet zeggen
dat dit altijd overeenkomt met de feitelijke wetenschappelijke praktijk.
Anderzijds mag de methodologie niet te veel afwijken van de wetenschappelijke praktijk.
Methodologie moet een normatieve en beschrijvende kant hebben. Het vertelt ons hoe
wetenschap moet worden gedaan.
➔ Heeft de voorgestelde methode tot betrouwbare kennis geleid? Nee? Dan hebben we
een normatief probleem.
➔ Wordt de voorgestelde methode daadwerkelijk toegepast? Nee? Dan is er een
beschrijvend probleem.
2.2 Empircal content
Wat zijn de normen waaraan een wetenschappelijke theorie moet voldoen om een goede
theorie te zijn?
- Een eerste criterium: Een theorie mag zichzelf niet tegenspreken en geen
Tautologieën bevatten. Dit zijn problemen: omdat wij als wetenschappers iets over de
wereld willen zeggen. Om dit te doen moeten we een onderscheid tussen de manier
waarop onze wereld te zijn en andere manieren waarop het had kunnen zijn, maar niet
is. Tegenstrijdigheden en tautologieën zijn uitspraken die geen onderscheid maken
tussen de wereld zoals het is en andere denkbare scenario’s.
, ➔ We willen theorieën die zo een onderscheid maken.
Waarom spreken we van Empirische inhoud?
- Als een theorie, meer inhoudelijk informatie biedt. Een theorie probeert je te vertellen
in detail wat er is gebeurt. Sommige theorieën woorden uitgesloten hierdoor.
2.3 A naive view of empircal sciene
Als in de uitdrukkingen 'empirische wetenschap' en 'empirisch onderzoek', het woord
'empirisch' in duidt een verband aan met waarnemingen die met onze zintuigen zijn gedaan.
Er is een onderscheidt tussen:
1. Empirisch onderzoek = omvat het generen van nieuwe gegevens.
2. Literatuuronderzoek = omvat de empirische bevindingen van eerdere
wetenschappers.
De betrouwbaarheid van de wetenschap lijkt voort te komen uit het juiste gebruik van
waarnemingen. Wetenschap werkt juist omdat ze door en door empirisch is.
2.4 Example: Brecht’s Leben des Galilei
Het beschrijven van goede empirische wetenschap is geen gemakkelijke taak.
- Het is de taak van de methodoloog om te proberen de situatie te verduidelijken door
een meer gedetailleerde analyse te maken.
2.5 Two basic questions of empiricsm
Om de empirische wetenschap beter te begrijpen, kunnen we een onderscheid maken tussen
twee soorten beweringen:
1. Er zijn claims die kunnen direct kunnen worden getest door observaties te doen. (het
regent, je kijkt naar buiten).
2. Er zijn claims die niet direct kunnen worden getest, maar alleen indirect. (Het regent
meer in NL dan in Spanje).
Het helpt ons in te zien dat observatie zelden (misschien nooit) helemaal vrij is van
theoretische vooronderstellingen: zelfs als we denken dat we alleen noteren de dingen die we
zien en horen, maken we nog steeds allerlei aannames die niet direct onderdeel van de
waarneming zelf. We noemen dit fenomeen de theoriegeladenheid van waarnemingen.
Wat betekent deze theoriegeladenheid voor de wetenschapspraktijk?
Het is makkelijk om te zien dat we bij de karakterisering van de empirische basis een balans
tussen twee dingen moeten maken:
1. Als we uitspraken toestaan die veel interpretatie bevatten, lopen we het risico dat onze
waarnemingen zo theoretisch beladen worden dat wetenschappers niet tot een
consensus kunnen komen.
2. Als we alleen heel basale uitspraken toestaan, dan raken we snel vervreemd van
wetenschappelijke praktijken.
, ➔ Als methodologen zouden we veel moeite moeten doen om deze fundamentele
uitspraken te verbinden met wetenschappelijke theorieën en om te laten zien hoe
complexe theoretische ideeën kunnen worden ondersteund door zulke zeer basale
observaties.
➔ Kortom: hoe kleiner je de rol van theoriegeladenheid in de eerste fundamentele vraag
van empirisme, hoe moeilijker het wordt om een antwoord te vinden op de tweede
basisvraag, de vraag over de relatie tussen de empirische basis en wetenschappelijke
theorieën die ons interesseren.
2.6 Introduction to logic
Accepteren we een argument?
1. Zijn we het eens met de premissen?
2. Klopt het argument wel?
Er zijn echter grote en belangrijke verschillen tussen deze twee redenen. Om te bepalen of de
premissen waar of onwaar zijn, moet je kennis hebben over het onderwerp.
Dit betekent dat we kunnen bestuderen welke argumenten geldig zijn en welke ongeldig zijn
zonder op te letten naar de inhoud van die argumenten, maar alleen door naar hun vorm te
kijken; dit puur formele studie van argumenten is precies wat we logica noemen.
➔ Dit is belangrijk voor de wetenschapsfilosofie omdat het suggereert dat: we zouden
iets kunnen zeggen over de wetenschappelijke methode – namelijk hoe we dat kunnen
theoretische conclusies trekken uit onze waarnemingen - zonder rekening te houden
met rekening houden met het exacte onderwerp van een theorie.
Deductieve argumenten = Wanneer de conclusie noodzakelijkerwijs volt vanuit het pand.
Als de premissen waar zijn, dan moet het zo zijn, de conclusie is ook waar.
Inductieve argumenten = de premissen ondersteunen tot op zekere hoogt de conclusie. Het
kan dat mogelijke premissen waar zijn en er toch een verkeerde conclusie is.
Deductieve argumenten laten zien dat als de premissen waar zijn, de conclusie ook waar moet
zijn. Inductief redeneren laat zien dat als de premissen waar zijn, is de conclusie
waarschijnlijk waar – zolang er geen tegenargumenten zijn naar voren kon worden gehaald.
2.7 Example: sergentes in todi
1. Ten eerste, die argumenten worden zelden geschreven uitvoerig beschreven in de
wetenschappelijke literatuur. Het zou tijdrovend zijn om dat te doen, en aangezien veel
aannames en redeneerstappen gebonden zijn aan: wees duidelijk voor de zorgvuldige
waarnemer, het zou ook saai zijn voor zowel de lezer en de schrijver.
2. Een tweede ding dat ons misschien opvalt, is dat het niet altijd helemaal duidelijk is of een
argument deductief of inductief bedoeld is; en dat het is vaak mogelijk om het ene type in het
andere te veranderen.
3. Een derde ding dat ons opvalt is dat argumenten ‘ketens’ kunnen vormen.
2.8 Conclusion
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bilbobeggings. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.39. You're not tied to anything after your purchase.