Samenvatting Groepsdynamica
Week 1:
KC1: Introductie
Groepsdynamica = studie van gedrag in kleine groepen (2 tot 20 personen)
> Maatschappij heeft invloed op de groep en vice versa
> Wie gedrag wil beïnvloeden moet het eerst begrijpen in de context, het gedrag van groepen en
individuen in groepen is anders. Als TP’er leer je gedrag te onderzoeken, beoordelen en
beïnvloeden.
- Conformisme = zich aanpassen aan het gedrag en opvattingen die heersen in de groep!
> De mening van het individu wordt bepaald door de meerderheid in de groep
KC2: Taak vs. Emotie
- Sociaal- emotionele groepen: Zijn groepen die ons tegemoetkomen in onze sociaal emotionele
behoefte (gezin, vriendengroepen) Primaire groepen, worden gekenmerkt door de persoonlijke -
en intieme relaties en directe contactsituaties.
- Taakgerichte groepen: Zijn groepen die ons tegemoetkomen in onze belangen en rationele
behoeften (project groepen, werkgroepen) Secundaire groepen, koele onpersoonlijke, rationele
en formele relaties.
Het verschil tussen sociaal-emotionele groepen en taakgerichte groepen zie je niet alleen tussen
groepen, dit zie je ook terug binnen groepen. Elke groep functioneert tegelijk op 2 niveaus:
1. Taakniveau: Gaat over de inhoud
2. Sociaal-emotioneel niveau: De manier van omgang bij uitvoering van de taak
- Extern- en internsysteem binnen in een groep:
1. Extern = Alles wat zich binnen in de groep afspeelt van activiteiten, interacties en gevoelens om
als groep ten aanzien van de buitenwereld te blijven voortbestaan (het uitvoeren van taken en
behalen van doelen) Formele groepsstructuur
2. Intern = Alle activiteiten, interacties en gevoelens die voortkomen uit het interne groep
functioneren, laat zien hoe de groep functioneert en hoe mensen met elkaar omgaan (sympathie)
Informele groepsstructuur
KC3: Wat kenmerkt een groep?
> Iedereen is gemiddeld van 5 tot 6 kleine groepen lid
1. Sprake van direct face 2 face contact > interactie en context zijn 2 belangrijke elementen
2. Groepsbewustzijn > zich als eenheid waarnemen, bewust zijn van een groepslidmaatschap
(mensen op straat is geen groep)
3. Normen/gedragsregels aanwezig (manier van aanpak)
4. Gezamenlijk doel (stel iemand op straat wordt ziek, dan ontstaat er als doel om die persoon te
helpen; vanuit dat moment ontstaat er een groep)
6 facetten die een groep kenmerkt:
1. Groepsbewustzijn: Zich als eenheid waarnemen, bewust zijn van een groepslidmaatschap
(mensen op straat is geen groep)
2. Motivatie: Mensen worden lid van een groep vanuit een bepaalde behoefte of belang, het is
belangrijk dat de groep in de behoefte van het individu voorziet Groepslidmaatschap moet
belonend zijn! Bijvoorbeeld: Ergens gaan werken om veel geld te verdienen, bij een sportgroep
om fitter te worden.
3. Doelstelling: Mensen worden lid van een groep om een gemeenschappelijk doel te bereiken
Bijvoorbeeld: Je bent lid van een projectgroep om het vak te halen
4. Structuur: Binnen een groep heerst er een bepaalde structuur waardoor de groep als eenheid kan
functioneren, groepsleden staan tegenover elkaar vaak met een bepaalde rol en statusrelatie.
,2
5. Interdependentie: Groepsleden hoeven niet aan elkaar gelijk te zijn maar moeten wel betrokken
zijn met elkaar, als er met 1 iemand iets gebeurt dan heeft dit invloed op de rest.
6. Interactie: Een groep is een aantal personen die over een bepaalde periode regelmatig contact
heeft (verbaal, lichamelijk, emotioneel)
KC4: Groepstypen
1. Primaire vs. Secundaire groepen:
Primaire = Gekenmerkt door persoonlijke en intieme relaties, direct contact en veel spontaan gedrag
(gezin, vriendengroep)
Sociale afstand is erg klein (je, jouw) + Persoonlijke relatie
Secundaire = Onpersoonlijke, formele en rationele relaties.
Sociale afstand is erg groot (u, uw) + Status relatie
- Er zijn weinig groepen die primaire genoemd kunnen worden, een belangrijk kenmerk is de
vervanging van een groepslid van iemand anders. In primaire groepen is vervanging vaak onmogelijk
(vader, echtgenoot, vriend)
2. Psychegroup vs. sociogroup:
Psychegroup = Psychologische participatie en er overheersen gevoelsmatige en persoonlijke
bindingen.
Sociogroup = Naamlid (student, docent, werknemer, vrijwilliger), zakelijke en maatschappelijke
relaties (rationele)
3. Informele vs. formele groepen:
Doelen, normen en rollen die vastgesteld zijn:
Informeel = Wanneer deze niet zijn uitgesproken dan spreek je van een informele groep
(vriendengroep, ontstaan spontaan)
Zijn autonoom: bepalen hun eigen activiteiten en zijn vrij van organisatorische beperkingen
Formeel (werk/taak groepen) = Wanneer deze zijn vastgesteld dan spreek je van een formele groep.
Zijn georganiseerd en bestaan door hun werk en taakorganisator. Doelen, rollen en procedures
worden gevormd door hogerop.
Zijn NIET autonoom
4. Extern vs. Intern systeem:
Extern = Formele groepsstructuur
Intern = Informele groepsstructuur en gaat over de groepsprocessen
Ook bij formele groepen (projectgroep) zien we bij verdere analyse een informele structuur, ook
bij leiderschap; iemand kan de formele leider en de ander kan de informele leider zijn.
5. Lidmaatschap groepen vs. Referentiegroepen:
Lidmaatschap groepen = Een groep waartoe je formeel behoort (klas, projectgroep, werk)
Dit betekent nog niet dat je psychologisch verbonden bent met de groep!
Referentiegroepen = Zijn groepen waar je als individu als persoon echt mee verbonden bent,
participeert in het behalen van doelen en een bepaalde plaats inneemt. Hoe iemand zichzelf ziet
komt voort uit je referentiegroep (wel of niet geassocieerd worden)
Vaak worden onze lidmaatschap groepen ook onze referentiegroepen. Je hoeft niet in een
referentiegroep te participeren terwijl dit voor jou wel voelt alsof dit zo is. Zo kan je jezelf met een
groep identificeren zonder dat je erbij hoort (studentenvereniging)
, 3
6. Ingroup vs. Outgroup:
“Wij vs. Zij”
Heeft geen specifieke grootte en kan in omvang toe-en afnemen.
Ingroup = Omvat onszelf en iedereen die we met wij willen aanduiden (gezin)
Outgroup = Bestaat uit al het andere (worden snel op een hoop geschoven, en verschilt van het
andere)
Bijvoorbeeld Iedereen tegen Corona (ingroup), iedereen die niet tot ons land behoort (outgroup)
HHH- formule:
“Hoofd, hart en handen”
1. Hoofd = kennis Cognitief georiënteerd, kennisoverdracht
2. Hart = gevoel Gericht op ervaringen en belevingen en deze bespreken
3. Handen = gedrag Gericht op vaardigheden en nieuw gedrag aanleren
> 5 Niveaus van groep functioneren:
Het is belangrijk om te weten op welk niveau er iets gebeurt, dit zodat je op de juiste manier hierop
kan inspelen!
1. Inhoudsniveau (wat) = Werken aan een taak of de inhoud van het gesprek in groepsverband
Het thema/taakniveau
- De groep heeft er baat bij als iedereen weet waar het over gaat (1 thema), er moet een duidelijke
richting zijn zonder verstoringen.
- Onduidelijkheden -en verwachtingen moeten zo snel mogelijk worden uitgesproken
= Taakgericht, oplossingsgericht en resultaatgericht (Wat? En hoe?)
2. Procedureniveau (hoe) = De manier waarop een groep een taak uitvoert
- Er kunnen miscommunicaties ontstaan over de verantwoordelijkheden
Als het niet duidelijk is hoe de procedure verloopt dan kan er wrijving ontstaan
Duidelijke structuur is belangrijk (tijdsbewaking, agenda, omgang)
3. Interactieniveau (contact) = Zijn alle groepsdynamische processen (klimaat, lidmaatschap,
leiderschap, communicatie, normen)
- Groepen hebben veel invloed op het individu Je leert over jezelf en van anderen (problemen
erkennen en herkennen)
- Juiste begeleiding is belangrijk (kennismaking, begroeten, rustige start, veilig klimaat)
4. Bestaansniveau = Alles wat zich afspeelt binnenin mensen
- Psychosociale behoeftes (erbij horen, veiligheid, respect, erkenning)
- Ligt niet direct aan de oppervlakte, dit kan naar voren komen in een gesprek (wanneer iemand
meer erkenning zou willen) In bestaan niet erkent worden
Erkenning is belangrijk!
- Duidelijk en constructieve feedback is belangrijk
5. Contextniveau = Het zelfbeeld (wie we denken te zijn) dat wordt beïnvloedt door de maatschappij
- Opvoedingen en denkwijzen worden beïnvloedt, dit neem je mee in een groepsverband
Ieder groepslid heeft zijn/haar eigen rugzakje met eigen opvattingen over zichzelf en de wereld
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nina_341. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.71. You're not tied to anything after your purchase.