Week 1:
KC1: ‘Een inleiding’
Psyche = Geest
Pathologie = Ziekte
De leer van geest ziekte
Stoornissen (DSM):
- Alle denkbare diagnoses staan in de DSM beschreven!
- Criteria waaraan voldaan moet worden (wereldwijd)
Risico = Er staan criteria in en het risico is dat je gaat afvinken, hierdoor plats je iemand
te snel in een hokje, het is beter om naar het individu zelf te kijken + ziektebeeld volgens de
DSM is geen formele diagnose
- Gedrag dat afwijkt van de norm:
Wanneer is er sprake van afzonderlijk/abnormaal gedrag? Aan de hand van 6 criteria:
1. Uitzonderlijk gedrag = Kijken of de gedragingen minder vaak voorkomen in de
maatschappij. Wat is normaal en wat is afzonderlijk? Dingen zien of horen die er niet zijn
wordt in de westerse cultuur als afwijkend beschouwd, terwijl dit in andere culturen niet
afwijkend is! (Kijk naar de context) Uitzonderlijk is op zichzelf dus niet voldoende om
gedrag afwijkend te noemen!
2. Sociaal afwijkend gedrag = Wat in onze cultuur afwijkend is kan in een andere cultuur
normaal zijn, de normen per cultuur verschillen. Bijvoorbeeld de multiculturele
samenleving!
3. Foute perceptie/interpretatie van de realiteit = Denk hierbij aan mensen die dingen
zien/horen/voelen die er eigenlijk niet zijn.
4. Aanzienlijk emotioneel lijden van de persoon = Persoonlijk lijden als gevolg van
problematische emoties zoals angst en depressie kan afwijkend zijn. Het ervaren van
heftige emoties tijdens een situatie is niet afwijkend echter wanneer deze emoties te lang
aan blijven houden en het functioneren belemmert is er sprake van lijden. (Bv. vastlopen in
studie/werk/sociale relaties)
5. Ongepast/contraproductief gedrag = Gedragingen dat niet ‘hoort’ en dat averechts werkt
(Bv. afgewezen zijn voor een baan en op straat heel hard schreeuwen, de baas hoort dit en
nu krijg je de baan sowieso niet meer OF meerdere keren het slot controleren is ook
contraproductief want het levert je niks op)
6. Gevaarlijk gedrag = Gedrag dat gevaar oplevert voor jezelf of voor anderen (Bv. suïcidaal
gedrag of het tonen van agressie)
Het is vaak een combinatie van verschillende factoren!
,2
- De verschillende perspectieven:
1. Biologisch perspectief = Het verband tussen biologische processen/verstoorde werking
neurotransmitters/ hersenstructuren bij het zien van afwijkende gedragingen.
2. Psychologische perspectief = Dit perspectief ontstaat uit verschillende perspectieven:
- Psychodynamisch = Het idee dat psychologische problemen aangestuurd worden door
onbewuste motieven en conflicten, dit hangt samen met onderliggende agressie en seksuele
instincten. Het psychodynamische perspectief gaat er dus van uit dat onbewuste conflicten
de oorzaken zijn van afwijkend gedrag.
- Behavioristisch (leertheoretisch) = Hier ligt de focus op waarneembaar gedrag en de rol
van leren. Vanuit dit perspectief is afwijkend gedrag het gevolg van het verwerven (of leren)
van verkeerd, ongepast gedrag. (Denk hierbij aan conditioneren!)
- Humanistisch = Bij dit perspectief wordt van de positieve kant van het menselijke psyche
uitgegaan. Hier wordt ervan uit gegaan dat afwijkend gedrag het gevolg is van een verstoord
concept van onszelf. Een oplossing van vanuit dit perspectief is als ouders het kind helpen
om een positief zelfconcept te ontwikkelen.
- Cognitief = In dit perspectief worden psychische stoornissen beschouwt als haperingen in
cognitieve processen oftewel verkeerd denken als oorzaak van afwijkend gedrag.
2. Sociaal-culturele perspectief = Gaat ervan uit dat de maatschappelijke rol (armoede,
racisme, werkeloosheid) een rol spelen in het ontstaan van afwijkend gedrag.
3. Biopsychosociale perspectief = Een samenhang van biologische, psychologische en
sociaal-culturele factoren die voor afwijkend gedrag zorgen.
KC2: ‘TP en psychopathologie’
Wat mag wel? + Wat mag niet? -
- Groepsbegeleiding (Alle cliënten die - Therapie
in een instelling zitten begeleiden)
- Coaching - Diagnoses stellen
- Trainingen geven (trainer) - Medicatie voorstellen
- Psychodiagnostische medewerker
- Als TP’er werk je als; trainer, coach, begeleider, assessor, loopbaanbegeleider, adviseur
etc. Dit met een algemene ‘gezonde’ doelgroep en wordt in zijn/haar werk geconfronteerd
met psychopathologie.
- De toegepast psycholoog werkt met een doelgroep die bekend is met psychopathologie
(Bv. als rehabilitaitemedewerker, P0H-GGZ, ambulant begeleider psychiatrie,
woonbegeleider)
- De toegepast psycholoog kan als onderzoeker of beleidsmedewerker te maken krijgen met
gedrag waarbij psychopathologie een rol kan spelen (Bv. maatschappelijke participatie of
uitval van leerlingen in het onderwijs)
Week 2:
KC3: ‘Het KOP-model’
- Wat is het KOP-model?:
Een model dat je kan gebruiken om de samenhang tussen de O en P te krijgen
(K= O x P)
K = Klachten
O = Omgeving
P = Persoonlijkheid
, 3
- Omgeving:
1. Instandhoudende factoren = Dit zijn factoren die ervoor zorgen dat het probleem niet
veranderd in positieve zin (het blijf zoals het is)
2. Uitlokkende factoren = Dit zijn oorzaken/omstandigheden die voorafgaand zijn gegaan
van de klachten (Bv. woonsituatie, sociale omgeving, opleiding, werk, hobby’s, financiën)
Een woonsituatie kan bv. zowel een instandhoudende factor zijn als een uitlokkende
factor!
- Persoonlijkheid:
1. Big Five (neuroticisme, extraversie, openheid, zorgvuldigheid, vriendelijkheid)
2. Coping = Hoe gaat iemand met een bepaalde situatie om? (Actief aanpakken, sociale
steun zoeken, vermijden, palliatief)
3. Aanleg = Denk hierbij aan temperament kenmerken en dit is aangeboren!
Wanneer de omstandigheden hetzelfde zijn (bv. faillissement) maar de omgevingsfactoren
verschillend zijn (bv. een iemand heeft wel sociale steun en de ander niet) en de
persoonlijkheid (bv. een iemand is een pessimist en de ander een optimist) ook anders is
dan kunnen de klachten per persoon ook heel erg verschillen!
Het gaat altijd om een samenloop tussen omstandigheden en dit kan er altijd anders
uitzien! Eigenlijk is het O x P = K!
KC4: ‘Stemmingsstoornissen’
= Een langere tijd niet lekker in je vel zitten, het is geen dipje!
20% van de Nederlanders krijgt te maken met een depressie, ook hebben vrouwen 2x
zoveel meer kans op een depressie als mannen! Dit komt o.a. door de grotere stresslast van
vrouwen, hormonale invloeden, genderverschillen in coping stijlen (mannen zoeken meer
afleiding) en de eigenwaarde.
- 2 Soorten stemmingsstoornissen:
Unipolair (Wordt unipolair genoemd omdat ze slechts 1 emotionele richting hebben;
neerwaarts.) & Bipolair (Wordt bipolair genoemd omdat er zowel episode van depressie als
euforie of (hypo)manie voorkomen):
1. Unipolair = Voornamelijk sprake van een sombere stemming, vaak geen zin meer in de
dingen die ze eerst wel leuk vonden (Bv. sociale activiteiten of dagelijkse dingen). Verder
weinig energie voor zelfzorg (koken, wassen, schoonmaken, juist weinig of veel slapen)
Verschillen binnen unipolair:
1. Dysthyme = Over een langere tijd (minimaal 2 jaar) depressieve gevoelens (chronische
depressie), hier komen mildere symptomen bij kijken.
Minimaal 2 criteria!
2. Depressie = Kan een kortere tijd spelen, is een heftigere variant (destructiever)
Minimaal 5 criteria!
- Seizoensgebonden depressie: Een vorm van depressie die voorkomt tijdens de overgang
naar de winter
- Postnatale depressie: Een vorm van zware depressie die vaak 4 weken na de bevalling
begint
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nina_341. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.19. You're not tied to anything after your purchase.