Arresten
Rechten en verplichtingen van echtgenoten
1. HR 28 november 1975, NJ 1976, 466, m.nt. E.A.A. Luijten (Maastrichtse woning I)
Man gaat gescheiden wonen van de vrouw. Hij heeft nooit zijn adres gewijzigd in het
bevolkingsregister. Feitelijk niet wonen is onvoldoende om het niet onder 88 1a te brengen.
HR: ik doe eigenlijk alsof hij er toch nog woont. Dus toestemming vereist. Dus verkoop
vernietigen. Overwegende hieromtrent: dat wat de werkingsomvang van vorengenoemd art.
88 lid 1 betreft, reeds uit het tweede lid van het artikel, waarin is voorzien in het geval van
afwezigheid van de echtgenoot wiens toestemming volgens het vooraangaande
lid vereist is, voortvloeit dat niet uitsluitend de echtgenoot die feitelijk in de woning verblijft
toestemming moet geven.
Man en vrouw scheiden. Tijdens de scheiding treffen zijn een bijzondere voorziening,
meneer gaat het huis uit en mevrouw blijft er wonen. Zij verkoopt vervolgens het huis. De
man wil de rechtshandeling vernietigen, hij is namelijk van mening dat hiervoor toestemming
moet worden gegeven. Hier speelde de vraag: was de woning nog een woning in de zin van
art. 1:88 letter a voor de man? HR zegt ja, als je daar niet meer mag wonen door een
voorlopige voorziening betekent dat niet dat je niet meer de wil hebt om daar te wonen.
2. HR 15 december 1978, NJ 1979, 427, m.nt. E.A.A. Luijten (Maastrichtse woning II)
Je mag niet zomaar iets aannemen als wederpartij (want je kunt wel gaan vernietigen want
er bestaat ook nog te goeder trouw). Als je tijdens een echtscheidingsprocedure de deur uit
moet dan is de kans aanwezig dat de man weer teruggaat in de woning indien de vrouw
weggaat. Het zou dus raar zijn als de vrouw de woning in de tussentijd zou kunnen
verkopen.
3. HR 25 februari 1983, NJ 1983, 696, m.nt. E.A.A. Luijten (Schaaphok/Schilder)
- Naar de strekking van de artikelen (88, 89) zal met een door echtgenoten te zamen
bewoonde woning op 1 lijn moeten worden gesteld de woning die door hen als de in de
nabije toekomst te betrekken woning is
bestemd. Wel zal in dat geval aan de omstandigheid dat de woning niet in feitelijk gebruik is
bij de echtgenoten, een vermoeden kunnen worden ontleend ten gunste van de goede trouw
van de wederpartij, 1:89 lid 1.
- Schaaphok wist dat de woning was aangekocht om tot echtelijke woning te dienen;
Schaaphok regelmatig heeft gezien dat zowel de man als de vrouw aan het verbouwen
waren, hij begreep dat het echtpaar met die werkzaamheden beoogde om de woniwng als
echtelijke woning in te richten, en dat niet gesteld of gebleken is dat in de periode
voorafgaande aan de verkoop de werkzaamheden zijn gestaakt.
Schaaphok had zich ervan moeten vergewissen of het echtpaar plannen had laten varen,
ofwel aan Schilder moeten vragen of zij in de verkoop toestemde. Dit is niet gedaan.
Schilder kan met succes nietigheid van de verkoop inroepen.
toekomstige woning van het echtpaar. De man verkocht de woning zonder toestemming van
de vrouw. Is hier sprake van een echtelijke woning aangezien zij er nog niet wonen? De HR
zegt als de woning klaar is, maar je woont er nog niet kan het wel een echtelijke woning zijn.
De toestemmingsregeling is dan dus al wel van toepassing.
,4. HR 20 mei 1987, NJ 1988, 231, m.nt. E.A.A. Luijten (Rechtsverwerking)
Man en vrouw waren buiten iedere gemeenschap goederen gehuwd. Scheiden in 1981, man
vordert 82.000 F voor kosten van huishouden. Vrouw had namelijk inkomen maar betaalde
niet. Vraag was of man vergoeding nog kon vragen nadat het huwelijk al was ontbonden.
Hof oordeelde dat man niet met terugwerkende kracht kon vragen.
5. HR 31 mei 1991, NJ 1991, 777, m.nt. E.A.A. Luijten (Fiets-O-Fit/Mr. Knook)
de advocaat wikkelde faillissementsboedel van fiets-o-fit af. Hij probeerde het bedrijf gaande
te houden. de producten zei dat hij dit alleen deed indien hij een zekerheidsstelling van de
advocaat kreeg. Knook heeft de zekerheidsstelling afgegeven q.q. dus namens hemzelf en
niet namens de boedel. Dat ging mis, dus knook klaagde fiets-o-fit aan. Zijn echtgenote had
geen toestemming gegeven. Was de borgtocht verleend in de normale uitoefening van
beroep of bedrijf? De Hoge Raad is van mening dat dit niet het geval was. De
rechtshandeling was niet kenmerkend voor dat beroep of bedrijf, dus er was toestemming
vereist. De handeling moet kenmerkend zijn voor het beroep of bedrijf.
6. HR 1 november 1991, NJ 1992, 623, m.nt. E.A.A. Luijten (Weigering toestemming
echtgenoot)
Weigering van de toestemming kan leiden tot vernietiging
De functie welke de notaris in het rechtsverkeer vervult en het beschermingskarakter van de
in de art. 1:88 en 89 neergelegde regeling brengen mede dat een echtgenoot die van een
notaris het verzoek krijgt toestemming te verlenen tot een door de andere echtgenoot met
een derde te verrichten of reeds verrichte rechtshandeling als in 1:88 eerste lid, in beginsel
er van uit mag gaan dat hetgeen hij daarop ter zake aan die notaris bericht daarmede ter
kennis wordt gebracht van de wederpartij van zijn echtgenoot bij die rechtshandeling.
Hiervan dient de opdrachtgever van de notaris uit te gaan. Hij heeft ook de door de
echtgenoot aan de notaris gedane verklaring in beginsel tegen zich te laten gelden.
7. HR 29 april 1994, NJ 1995, 561, m.nt. W.M. Kleijn (Ter Kuile/Kofman)
Huishoudkosten voor rekening man, maar de facto betaald uit salaris vrouw.
Geschil inzake de kosten der huishouding (1:84). Man stelt dat vrouw deze kosten niet meer
op hem kan verhalen aangezien ze door rechtsverwerking teniet zijn gegaan. HR is het hier
niet mee eens en stelt dat de vergoedingsvordering van de vrouw niet door rechtsverwerking
teniet is gegaan.
8. HR 14 april 2000, NJ 2000, 689, m.nt. W.M. Kleijn (Soetelieve/Stienstra)
De vraag was of lid 5 toepassing vond. De Hoge Raad oordeelde dat toestemming van de
andere echtgenoot op grond van art. 1:88 lid 5 BW alleen dan niet vereist is, indien de
rechtshandeling waarvoor de in art. 1:88 lid 1 onder c BW bedoelde zekerheid wordt gesteld,
zelf behoort tot de rechtshandelingen die in de normale uitoefening van een bedrijf plegen te
worden verricht. De Hoge Raad overwoog onder meer dat deze bepaling betrekking heeft op
een door de wetgever als uitzonderlijk en riskant aangemerkte categorie van handelingen,
namelijk het verstrekken van borgtocht en andere zekerheden voor schulden van derden. In
lijn hiermee heeft de Hoge Raad andermaal geoordeeld dat de in deze bepaling gemaakte
uitzondering op het toestemmingsvereiste restrictief moet worden uitgelegd.
, 9. HR 11 juli 2003, NJ 2004, 173, m.nt. W.M. Kleijn (Kelders/Fortis)
Zaak draait om toestemming van 1:88 lid 5. Het gaat ic om een aandeelhouder/bestuurder
van een moedermaatschappij, waaronder zich een dochtermaatschappij zit. Aandeelhouder
stelt zich borg voor aandelen van deze dochtermaatschappij. Dit maakt volgens de HR niet
uit voor de toepassing van lid 5. Indien voldaan is aan de overige vereisten prevaleert het
belang van een vlot handelend rechtsverkeer boven het belang van toestemming van art.
1:88 BW.
10. HR 4 juni 2004, NJ 2004, 397 (Dwingeloose moestuin)
In gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoten hebben in 1982 een perceel grond
grenzend aan hun echtelijke woning gekocht. Zij zijn dit perceel als moes- en siertuin gaan
gebruiken. De man heeft in 1998 dit perceel verkocht en geleverd aan een derde. Na de
dood van de man (in 1999) heeft de vrouw met een beroep op art. 1:88 BW de nietigheid
althans vernietigbaarheid van de transactie ingeroepen, stellende dat de verkoop heeft
plaatsgevonden zonder haar toestemming en dat het perceel deel uitmaakte van de
echtelijke woning met omliggend erf. De rechtbank heeft de vordering toegewezen. Het hof
heeft de vordering afgewezen, overwegende dat toestemming als bedoeld in art. 1:88 BW
niet was vereist nu de vrouw inmiddels een bouwvergunning voor het desbetreffende
perceel heeft aangevraagd en zij daarmee te kennen heeft gegeven dat het perceel niet als
behorend tot die echtelijke woning was te beschouwen. Art. 1:88 lid 1 aanhef en onder a BW
bepaalt, voorzover hier van belang, dat een echtgenoot de toestemming behoeft van de
andere echtgenoot voor overeenkomsten strekkende tot vervreemding van een
door de echtgenoten tezamen of door de andere echtgenoot alleen bewoonde woning of van
zaken die bij een zodanige woning behoren. Voor de beantwoording van de vraag of
ingevolge art. 1:88 BW toestemming is vereist voor de verkoop van een bepaald stuk grond,
is derhalve beslissend of dat stuk grond behoort bij de echtelijke woning. Of dat laatste het
geval is, moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden ten tijde van het
aangaan van de rechtshandeling waarvan de rechtsgeldigheid wordt betwist. Voorts dient
die beoordeling — mede in verband met de eisen van de rechtszekerheid en de
belangen van de wederpartij — te geschieden aan de hand van objectieve maatstaven,
zoals de ligging van het perceel ten opzichte van de echtelijke woning, de inrichting van het
perceel, het gebruik dat van het perceel wordt gemaakt en de ter plaatse geldende
verkeersopvattingen. Het hof heeft door voor de beantwoording van de vraag of
toestemming als bedoeld in art. 1:88 BW was vereist, beslissend te achten
dat de vrouw inmiddels een bouwvergunning had aangevraagd en daarmee, aldus het hof,
te kennen had gegeven het perceel niet als behorend tot de echtelijke woning te
beschouwen, derhalve blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting.
11. HR 8 juli 2005, NJ 2006, 96 (Borgstelling bankkrediet)
Niet als juist kan worden aanvaard de opvatting dat bij borgstelling voor bankkredieten de
uitzondering op het toestemmingsvereiste van 1:88 lid 5 in beginsel steeds van toepassing
is. Als maatstaf geldt of de rechtshandeling waarvoor de zekerheid wordt verstrekt, behoort
tot de normale bedrijfsuitoefening van de vennootschap. Niet blijk van een onjuiste
rechtsopvatting geeft ’s Hofs oordeel dat aan dit vereiste niet is voldaan nu het ging om een
situatie waarin de omzetting van het rekening-courantkrediet in een geldlening waarvoor de
borgtocht werd verstrekt, geschiedde in de situatie waarin bijzondere maatregelen nodig
waren om de vennootschap en de met haar gelieerde vennootschappen weer een gezonde
grondslag te geven voor voortzetting van hun bedrijfsuitoefening
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller noahofstee1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.27. You're not tied to anything after your purchase.