Out of the cave: Rationalism and
Empiricism in Antiquity
Plato’s rationalism
Socrates stelde zicht de vraag ‘Wat is kennis’, en deze werd beantwoord met twee
verschillende benaderingen. Het Socrates Q&A-gesprek, hij geloofde niet dat mensen
konden weten, dus hij ondervraagde zijn studenten tot ze hun mening uiteindelijk toch
veranderden → ze wisten toch niet. De machthebbende van Athene vermoordde hem
omwille van zijn kritiek op kennis. Plato, student van Socrates, schreef hetgeen wat Socrates
had verteld in boeken. Socrates: scepticisme (je weet niets, kennis is onbereikbaar)
Metafysica – epistemologie – ontologie: ‘Waarom is er iets in plaats van niets?’, ‘Wat is het
verschil tussen zijn en worden?’, ‘Wat bestaat er en wat niet?’ ,… Zie opdracht 1.1.1.
• Heraclites ‘The Obscure’: Everything flows; nothing is, everything becomes/changes.
Alles verandert voortdurend, verandering is de essentie van het bestaan. Je bent een dag
later iemand anders, de rivier waar je daarnet instapte had ander water dan nu, … Je kan
dus nooit weten, je kan kennis nooit vasthouden. Enkel diegenen die de verborgen en
fundamentele weten kunnen grijpen (Logos) achter het bestaan, kunnen tot kennis
komen. Verandering is echt, en being is niet echt.
• Parmenides: Everything is, nothing becomes. Onze zintuigen misleiden ons door te laten
denken dat dingen veranderen. De afgezaagde haag, is nog altijd dezelfde haag, het
water dat voor mij warm is, is voor jou lauw of de muur dat in de dag blauw lijkt en in de
avond grijs, … De realiteit is onveranderbaar. Niets kan zomaar veranderen, als het
verandert dan zou het er niet meer zijn. Being is echt, verandering niet.
Protagoras: Homo mensura. De dingen zijn er zoals ik ze zie, en voor jou zoals jij ze ziet. Onze
kennis verandert van persoon tot persoon, van moment tot moment. Maar zo kan nooit
iemand fout zijn, en dat is, volgens Plato, absurd dat er geen meningen kunnen vergeleken
worden op deze manier. Kennis mag niet veranderen per persoon, maar moet iets vast zijn,
geen waarneming, en kan dus ook geen stroom (flux) zijn van de realiteit. Als we kennis met
onze zintuigen gelijkstellen (zoals bij empirisme), zullen we nooit tot echte kennis komen,
doordat alles wat we waarnemen verandert.
Plato volgt Parmenides. Hij gelooft dat de wereld bestaat uit Forms/Ideas. We mogen niet
geloven dat alles wat we zien, de werkelijkheid is. We moeten leren om te kijken achter deze
verschijningen dat we zien naar een wereld van Forms. Forms waarvan de perceptie enkel
maar een schaduw geeft (Plato’s cave).
De werking van het zintuig resulteert louter in geloof (doxa) en niet in kennis (epistèmè).
Men komt pas tot echte kennis als men, zoals de verloste gevangen in de kelder, weg durft
te gaan van de schijn, en naar de plek durft te gaan van de waarheid, de Forms (de Forms
Karlien Dekoster 1
,behoren tot een bovennatuurlijke wereld). We kunnen ze niet bereiken met onze zintuigen,
maar wel met onze rede, wat volgens Plato de bron van de kennis is (rationalisme).
Dit zijn aangeboren ideeën (innate ideas) volgens het nativisme (- rationalisme), waardoor
we niet op onze zintuigen moeten vertrouwen voor kennis. Plato dacht zelfs dat we alles al
bij de geboorte weten, maar het gewoon niet meer kunnen herinneren (reïncarnatie…), en
door ons verstand goed te gebruiken, we het terug kunnen bovenhalen, en we dus niet tot
nieuwe kennis komen, de bestaande Forms waren reeds gekend. Het scepticisme van
Socrates was dus niet voldoende voor Plato.
Voorbeeld met de slaaf en Socrates (four triangles), Socrates beweert dat hij zelf tot de
oplossing komt, ondanks dat het duidelijk is dat Socrates hem leidt naar het correcte
antwoord. Ze geloven dat de slaaf het zich herinnerde en het zo dan terug weet door zijn
verstand te gebruiken, omdat zijn ziel het al wist toen hij woonde in de wereld van de Forms.
Aristotle’s empiricism
Via ervaringen kunnen we via onze zintuigen tot kennis komen. Hij ziet maar 1 wereld,
namelijk de wereld waarin we leven (Plato: 2 werelden - wereld van de Forms en de
natuurlijke wereld). Je komt tot essenties door empirisch onderzoek niet enkel door
intellect. Thomas Aquinas: ‘Niets is in het intellect, als het niet eerst in de zintuigen is
gevonden.’ Er is geen sprake van aangeboren ideeën via anamnese, we worden geboren
zonder kennis, baby’s zijn zoals een leeg papier, tabula rasa.
Het leveren van een causale verklaring komt vanuit theoretische basisprincipes gericht op
specifieke gevallen. Het syllogisme, een deductief argument. De basisstructuur (al mensen
zijn sterfelijk), een specifiek geval (Socrates is een mens), dus: Socrates is sterfelijk. Deze
basisprincipes moeten volgens Aristoteles causaal, onbewijsbaar en echt zijn, en niet via een
ander syllogisme bepaald worden.
Hoe weet je dan of deze waar zijn? Niet via anamnese (Plato), maar via empirisch onderzoek.
We moeten dus de richting wijzigen, en van het specifieke naar het basisprincipe gaan. Via
inductie komen we tot basisprincipes. Maar op deze manier zullen we nooit zeker kunnen
zijn, vermits we nooit alle gevallen gaan kunnen gecontroleerd hebben. Inductie kan dus
nooit gebruikt worden op tot waarheden te komen, maar is wel al een goede eerste stap. Je
hebt ook intuïtie/gezond verstand nodig, volgens Aristoteles, een leerling van Plato.
Aristoteles als empirist zien, is ook wat vreemd vermits het komen tot kennis niet volledig
gebaseerd is op observaties en zintuigen, maar de ‘nous’ (gezond verstand) de belangrijkste
rol speelt. Dit blijkt ook volgens de vier oorzaken die er moeten zijn volgens hem, deze
kunnen niet alle vier gevonden worden door enkel zintuigen te gebruiken.
Volgens Aristoteles moest er kennis zijn van deze vier oorzaken om tot kennis te komen:
- The formal cause
- The material cause
- The efficient cause: enkel deze bleek ietwat interessant na de wetenschappelijke revolutie
- The final cause: het doel (kan nooit gevonden worden met zintuigen)
Er bleek dus toch wel meer rationalistisch denken in hem te zitten dan hij zelf dacht, hij
baseerde zich ook vaak op veronderstellingen en vooroordelen.
Karlien Dekoster 2
,Beyond the Pillars of Hercules: A new
(philosophy of) science
Bacon ontdekte zelf geen nieuwe wetenschappelijke dingen, maar zijn manier van denken
zorgde ervoor dat anderen dit konden. Wetenschap mocht niet meer gebaseerd worden op
geloof, traditie, theologie en kerk, maar op observatie en experiment.
The Aristotelian-medieval worldview
Volgens Aristoteles bestond de cosmos uit twee delen. De bovenmaan en het rijk van de
ondermaan, tussen de maan en de aarde. In het rijk van de hemel is alles perfect en eeuwig
en draait het in perfecte cirkels. De lichamen zijn er gemaakt uit perfecte, onzichtbare
substanties. In het wereldse rijk is alles vergankelijk, het verandert, de elementen komen er
en gaan, of vervallen. Alles beweegt er in rechte lijnen, naar hun natuurlijke plaatsen en
stoppen daar. Alles is er gemaakt uit aarde, lucht, vuur en water.
Ptolemy bevestigde dit. De aarde zit vast in het midden en de planeten draaien errond in
cirkels, en ook in cirkels rond hun as (geocentrisme). Tot de 16e eeuw wordt dit beeld
bewaard en loopt het samen met de Christelijke theologie van Thomas Aquinas.
Copernicus is de eerste die zich keert tegen dit idee (The Revolution of the Heavenly
Spheres). De zon is het middelpunt en de aarde en andere planeten draaien errond
(helocentrisme). Zonsopgang en –ondergang komt door het draaien van de aarde om zijn
eigen as. Zijn boek De Revolutionibus wakkerde de wetenschappelijke revolutie aan, wat een
aanval is op de traditionele denkwijzen. Het werd een gevecht tussen autoriteit (waarheid
vindt men enkel in de bijbel – Martin Luther/Calvin/…) en observatie (wetenschap bereik je
niet in geprinte boeken en in kerken, maar met theorieën vanuit observatie).
Bacon’s new methodology
Bacon: ‘Boeken moeten de wetenschap volgen, de wetenschap moet geen boeken volgen’.
Hij is de belangrijkste profeet geweest van de wetenschappelijke revolutie. Je moet
empirisch onderzoeken doen, met experimenten om tot kennis te komen, niet via
authoriteiten (de lessen van de vader).
Bacon is geen naïeve empirist. Hij ziet de mens niet als een tabula rasa, ons denken is veel
ingewikkelder dan dat, en wordt vervormd door bedrog en bijgeloof. Er zijn vier categorieën
van vervormingen, volgens Bacon:
• Idols of the Tribe: Dit is aangeboren bij alle mensen. Onze zintuigen zijn vatbaar om
fouten te maken. We maken te snelle conclusies, en houden ons daaraan vast. We zien
enkel wat daarmee in lijn loopt, en kijken er niet meer kritisch naar. Bacon: je moet je
openstellen voor ongunstige bevindingen.
Karlien Dekoster 3
, • Idols of the Cave: Deze zijn meer specifiek per persoon, door training en educatie. Bijv:
Extreme bewondering voor antiek. Bacon: je moet die extremiteiten vermijden en
afstand durven nemen van vastgeroeste gewoontes.
• Idols of the Marketplace: Woorden die vaak gebruikt worden maar niet echt bestaan in
realiteit, zoals fortuin. Ze zorgen voor lege discussies, onzorgvuldig gebruik van woorden.
• Idols of the Theatre: Je gelooft toch in de oude denkrichtingen en dogma’s. Aristoteles
deed dit zo, want zijn experimenten waren eigenlijk gevangen in zijn manier van denken,
hij wist de uitkomst al. Het is maar een toneelstuk.
We moeten deze illusies van onze brein uit de weg krijgen, vooraleer we kunnen starten aan
wetenschappelijk onderzoek. Er moet dus een nieuwe methode komen om deze afgoden
weg te houden (Idols = afgoden).
Aristoteles bedacht op voorhand zijn observaties. Bacon vindt dat universele statements
nooit het startpunt mogen zijn. Deductieve argumenten zijn, volgens hem, enkel bruikbaar
als ze ondersteund worden vanuit empirische feiten. Er is dus een nieuwe tool nodig (Novum
Organum) voor echte inductie.
Je mag ook niet gewoon allerlei empirische feiten zoeken zonder theoretische toezeggingen
(mier). Je moet er iets mee doen. Je mag ook niet gewoon naar mooie constructies bouwen
zonder naar de werkelijkheid te kijken (spin) Zo komt het rationele en het empirische dichter
bij elkaar. Je moet niet gewoon de tanden van het paard tellen, zoals Aristoteles zou doen, je
moet er nadien iets mee doen, het interpreteren, beide combineren (bij).
The scientific revolution
Johannes Kepler volgde het heliocentrisme. En hoewel Aristoteles, Ptolemy en Copernicus
dachten dat de planeten in perfecte cirkels draaiden, maar Kepler ontdekte dat dit ellipsen
waren (eerste wet van Kepler).
Galileo Galilei keerde zich tegen Aristoteles. Hij verbeterde de telescoop en rapporteerde
dat de maan niet vlak is, maar oneffenheden heeft, zoals de aarde. Dit is in tegenstelling tot
het geloof en oude wetenschappen. Hij ontdekte ook dat Jupiter vier manen heeft waardoor
er dus meer dan 7 lichamen zijn in het zonnestelsel, zoals werd beweerd door de kerk, en
dat de zon zwarte vlekken had, in tegenstelling tot vlekkeloos en de planetaire fases van
Venus, waardoor deze soms tussen de aarde en de zon kwam te staan.
Newton, de grootste wetenschapper aller tijde, ontdekte de 3 bewegingswettenen de wet
van de zwaartekracht. Hij zorgde ervoor dat aarde en hemel als 1 beschouwd werden,
vermits deze wetten op beide van toepassing waren.
Taking stock: The main characteristics of the scientific revolution
Wetenschappelijke revolutie: observatie
Er volgde ingenieuze experimenten, die gebaseerd waren op het vergelijken van twee
hypothesen via observatie.
Karlien Dekoster 4