100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Internationaal Recht $7.06   Add to cart

Summary

Samenvatting Internationaal Recht

 52 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Sommige begrippen staan in het Engels op de samenvatting

Preview 3 out of 22  pages

  • June 16, 2022
  • 22
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Internationaal Recht:
Hoofdstuk 1: Begrippen:
1. Recht = bestaat uit alle gedragsregels die voor de ordering van de samenleving zorgen en bij
overtreding wordt er door de overheid sancties opgelegd.
2. Internationaal recht = bestaat uit alle regels die binden zijn voor staten naties en hun
onderlinge betrekkingen dus ook betrekkingen met internationale organisaties. Het
internationaal recht wordt opgenomen in overeenkomsten tussen soevereine staten en/of
afgeleid worden uit deze overeenkomsten.
3. Publiek recht = in alle wetgeving die betrekking heeft op regels tussen burger en overheid of
tussen overheidsinstanties onderling. Publiek recht regelt de uitoefening van heet staatgezag.
(Le droit public)
4. Privaat recht = bevat de rechtsregels voor de onderlinge verhoudingen tussen burgers. (le
droit privé)
5. Supranationaal recht = een overkoepelend recht (vb. Europa probleem van de Britten)
6. Soft Law = kan niet of moeilijk wettelijk afgedwongen worden, maar het heeft toch een
gehele reguliere werking. (vb. deontologische code)
7. Hard Law = kan wettelijk afgedwongen worden.
8. Common law = gaan rechters naar de geschiedenis en andere voorbeelden kijken. Een
precedent is een voorval waar de rechters beroep op kunnen doen wanneer er zich een
dergelijk geval voordoet om er hetzelfde gevolg aan te geven.
9. Civil law en continental law = kijken rechters naar de wetboeken en telt de rechtspraak.
10. Seculiere recht = recht waarbij seculiere staten zich neutraal opstellen tegenover alle
religies. De burgers worden beschermd tegen religieus gemotiveerde inbreuken op hun
rechten.
11. Religieus recht = kan je onderbrengen in o.a. Joods recht: habacha, christelijk recht en
Islamitisch recht: shariah
12. Particratie = een regeringsvorm waarin de politieke partijen de basis van de macht vormen.
De voorzitters leiden de politiek.
13. Grondwet = de meest fundamentele wet die niet eenvoudig te wijzigen is. Het is de basis
voor alle andere wetten.
14. Monisme = één geheel: één ensemble. Het is een situatie waarin regeringsfracties en het
kabinet samenvalt. Er is geen machtsevenwicht.
15. Dualisme = houdt een scheiding van verantwoordelijkheid in tussen de
volksvertegenwoordiging en de regering. Er is wel machtsevenwicht. Er worden zaken
omgezet zoals richtlijnen. Internationale rechtsregels omzetten.
16. Geopolitiek = de wetenschap over de invloed van aardrijkskundige factoren op politieke
vraagstukken.
17. Bronnen van internationaal recht:
a. Wetgeving: zijn bi- of multilaterale verdragen tussen soevereine staten. Ze komen
tot stand door onderhandelingen en ze worden van kracht als en wanneer de
nationale parlementen ze goedkeuren (ratificeren)
- Richtlijnen moeten worden omgezet.
- Verordeningen moeten niet worden omgezet worden.
- Algemene regels zijn rechtstreeks van toepassing en moeten dus niet omgezet
worden.
b. Rechtspraak = de toepassing van een rechtsregel in een concreet geschil. Het is
het proces waarbij een rechter een oordeel vormt over een rechtszaak; het geheel
van beslissingen die uitgesproken wordt door rechtscolleges.
c. Rechtsleer = het geheel van wetenschappelijke publicaties over juridische
aangelegenheden. Het is niet bindend maar de rechtspraak wordt er wel door


1

, beïnvloed. Het kan helpen bij het vinden van een oplossing van een concreet
geschil.
18. NGO = niet-gouvermentele organisaties. Het is een lobbygroep die gebruik maakt van
belangen behartiging om de publieke opinie te beïnvloeden. Ze spelen een belangrijke rol
in de ontwikkeling van politieke en sociale systemen. Ze worden niet democratisch
verkozen.
19. Jura = de meest actuele en uitgebreide online juridische bibliotheek met wetgeving,
rechtsleer, rechtspraak en modellen.
20. Geconsolideerde wetgeving = houdt recente wijzigingen bij.
21. European Union: EU institutions:
a. The European council = bepaalt het algemene politieke beleid en de prioriteiten
van de EU. Het bestaat uit de staatshoofden en regeringsleiders van de EU-landen,
voorzitters van de Europese raad, voorzitters van de Europese Commissie.
b. Europees parlement = rechtstreeks gekozen EU-orgaan met wetgevende,
toezichthoudende en budgettaire verantwoordelijkheden.
c. Europese Commissie = werkt in het algemeen belang van de EU door wetgeving
voor te stellen e te handhaven en door beleid en de EU-begroting uit te voeren.
d. Hof van justitie van de Europese Unie = zorgt ervoor dat het EU-recht in alle EU-
landen als dezelfde manier wordt geïnterpreteerd en toegepast. Er wordt op
toegezien dat de EU-landen en -instellingen zich van de EU-wetgeving handen.
22. Non-EU institiutions:
a. Council of Europe = bevorderen van de eenheid tussen de lidstaten, door het
sluiten van onderlinge verdragen.
b. European Court of Human Rights = individuelen, groepen, organisaties en landen
kunnen een klacht indienen tegen een lidstaat. Het is geen instelling van de EU,
maar wel van de Raad van Europa.
23. TTIP (= Transatlantic Trade and Investment Partnership; Trans-Atlantisch vrijhandelen
en investeringsverdrag) = een vrijhandelsverdrag tussen de EU en de VS. in juni 2013
gaf de Raad van de EU een mandaat aan de Europese Commissie om de
onderhandelingen op te starten.
24. CETA = een handelsverdrag tussen de EU, de lidstaten van de EU en Canada. Het zijn
afspraken over de handel in goederen, diensten en investeringen om duurzame handel te
bevorderen. (= Comprehensive Economic and Trade agreement; Brede Economische en
Handelsovereenkomst)
25. EU/Mercosur = 28 juni 2019 is de EU tot een politiek akkoord gekomen met de
Mercosur-landen over het handelsbuik van het associatie verdrag tussen beiden
partners. De 4 Mercosur-landen zijn Brazilië, Argentinië , Paraguay en Uruguay.
26. GDPR (=General Data Protection Regulation; Algemene verordening
gegevensbescherming =AVG) = bescherming van persoonlijke data van de regeling van
de Europese burgers. Sinds 25 mei 2018 is deze nieuwe Europese privacyregeling van
kracht. Verhoogde securitymaatregelen zijn nodig. Data lek moet binnen de 72uur
kunnen melden. In grote organisaties moet een DPO (=Data Protection Offices)
aangesteld worden.
27. FIT (= Flanders Investment and Trade; Vlaams Agentschap van Internationaal
Ondernemen) = begeleidt, ondersteunt en stimuleert Vlaamse bedrijven bij het
internationaal zaken doen.
28. Notionele intrest = de aftrek voor risicokapitaal. Het is een innovatieve en krachtige
maatregel waarmee alle ondernemingen onderworpen aan de hand van de Belgische
vennootschapsbelasting een aftrek van hun belastbaar inkomen kunnen toepassen in de
vorm van een fictieve rente die wordt berekent op hun eigen vermogen (netto activa).


2

, Geldig vanaf 01/01/2006 (aanslagjaar 2007). De inbreng van kapitaal is vrij van
registratierechten.
29. VN (= Verenigde Naties) = zijn een mondiale organisatie van overheden, samenwerkend
op het gebied van internationaal recht, mondiale veiligheid, behoud van humanitaire
rechten, ontwikkeling van de wereldeconomie en het onderzoek naar sociaal-
maatschappelijke en culturele ontwikkelingen. Deze intergouvernementele organisatie
waarvan 193 landen lid zijn (sinds 14 juli 2011) is opgericht in 1945.
Kernactiviteiten: vrede en veiligheid, economische en sociale ontwikkeling,
mensenrechten, humanitaire zaken en internationaal recht.




Hoofdstuk 2: Brexit:
1. Een moeilijk huwelijk:
1.1.Een moeizame toetreding:
 Jaren 50: EGKS (=Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal) opgericht door de
België, Nederland, Luxemburg, Frankrijk, West-Duitsland en Italië. Het VK wou niet
meedoen want ze wouden geen macht afstaan (eigen beslissingsmacht behouden!)
 1961: VK toch lidmaatschap aanvragen bij de Europese samenwerking  willen hun
positie in de wereld vestigen en hun economische groei versterken (economische
samenwerking). Wereldheerschappij over de zee waren gedaan en het Britse rijk begon af
te brokkelen.
 1973: VK werd lid van de Europese Gemeenschap  nipt akkoord in het Britse Lagerhuis.

1.2.Spanningen:
 VK wil alleen een economische samenwerkingsverband zien. Telkens wanneer er stappen
gezet werden richting verdere politieke of sociale integratie, stonden de Britten op de rem
 om dit te vermijden kreeg het VK soms een uitzondering op opt-out.
Op deze manier deed het VK niet mee met de euro, hield het land vast aan zijn eigen
buitengrenzen en hadden ze een uitzondering voor het migratiebeleid en sociale
regelgeving van de EU.
 VK had moeite met hun jaarlijkse financiële bijdrage aan de Europese samenwerking. In
1984 had Brits premier Margaret Thatcher er genoeg van en eiste haar ‘money back’. De
Britten kregen een serieuze korting op de jaarlijkse bijdrage aan het Europese budget 
VK betaalde minder.
 In 1973 was de Britse pers overwegend positief over de Europese samenwerking. In de
jaren ’80 werd de pers negatief omdat de Britse premier Margret Thatcher kritischer tegen
de EU. Vooral de ‘regilitis’ en het afstaan van eigen beslissingsmacht kreeg het in de pers
hard te verduren.



2. De (v)echtscheiding:
2.1.De aanzet door David Cameron:
 In 2005 David Cameron had een eurosceptische houding (= heel kritisch tegen de EU). In
2015 beloofde hij een referendum over het Britse lidmaatschap als hij werd verkozen. Hij
werd door de media herinnerd om het referendum uit te voeren. Cameron hield woord en
kondigde een referendum aan. Hijzelf onderhandelde een ‘nieuw deal’ met de EU en
pleitte om in de EU te blijven. De ‘nieuw-deal’ heeft het niet gehaad.
 De campagne: Britse campagne met heel veel leugens.
o De Leave-campagne:
 De EU legt teveel regels op.

3

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller karolinelutsch. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.06. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

64438 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.06
  • (0)
  Add to cart